108. Pergola met bloemvazen
Beschrijving:
Centraal in de voorstelling staat een rechthoekig podium met daarop zes zuilen. Aan de bovenzijde zijn de zuilen verbonden door een pergola begroeid met wijnranken, waarvan de wijnstokken langs de zuilen omhoog slingeren. Op de korinthische kapitelen van de voorste drie zuilen staan bloemboeketten in vaasvormen met maskers en voluten. Op het podium, tussen de zuilen, staan twee grote vazen met rijke boeketten van bloemen zoals pioenrozen, kievitsbloemen, tulpen, anjers en papavers. De linker van deze vazen heeft een decoratie van maskers en gestileerde bloemen binnen een ruitpatroon; de rechter vaas heeft spiraalvormige oren. Tussen de zuilen en bloemvazen door is een licht glooiend landschap met boomgroepen zichtbaar. Het basement van het podium is versierd met een motief van gestileerde bloemen binnen cirkels die zijn verbonden door geschakelde bladvormen en met reliëfs van ramskoppen op de naar voren springende delen. Ervoor, op de voorgrond, staat een rij bloeiende plantjes.
Links en rechts over de gehele hoogte van het wandtapijt staan getordeerde zuilen met een korinthisch kapiteel en in het midden een reliëf van putti en wijnranken. Aan de bovenzijde van het tapijt is nog het onderste deel aanwezig van een boord met in het midden een cartouche met daarin een landschapje, geflankeerd door twee wezens met het (hier onzichtbare) bovenlijf van een gevleugelde putto, een krans van acanthusbladeren rond de heupen en het onderlichaam van een draakachtig dier met een lange gekrulde staart en daarnaast vruchtenboeketten.
Cat. 108
wandtapijtweverij van Jacob Wauters naar ontwerp van Anoniem Antwerp (city) ca. 1650
Pergola met bloemvazen, ca. 1650
Epe (plaats, Gelderland), Raadhuis Epe
Commentaar:
Dit wandtapijt met een voorstelling van een pergola met twee bloemvazen bevindt zich sinds 1970 in het Raadhuis van Epe. Het behoorde oorspronkelijk tot een reeks van drie pergolatapijten in een particuliere collectie in Den Haag1, waarvan de twee andere in 1961 op een veiling werden verkocht.2 Een van de geveilde wandtapijten, met op het podium één vaas tussen vier zuilen, bezat nog de volledige bovenboord.3 (afb. a)
Cat. 108 behoort tot een populair genre wandtapijten dat zich ontwikkelde vanuit het uit de tweede helft van de zestiende eeuw daterende type Galerijen en Tuingezichten en werd in eigentijdse documenten wel aangeduid als 'galderije met pilleeren ende meypotten'.4 Het werd vanaf omstreeks het eind van de zestiende eeuw tot ver in de zeventiende eeuw in vele verschillende productiecentra vervaardigd, vooral in de Zuidelijke Nederlanden, zoals te Brussel, Gent, Oudenaarde en Antwerpen, maar ook in de Noordelijke Nederlanden en in Engeland.5 Alleen uit Brussel en Antwerpen zijn vooralsnog gemerkte exemplaren bekend.6 Het stadsmerk van Brussel komt onder meer voor op een reeks van vier pergolatapijten uit circa 1600 uit de collectie De Wit-Blondeel in Antwerpen.7 Een voorbeeld met een Landschap met tuinafscheiding van balustrade en arcade, bloemvazen en jachttaferelen uit omstreeks 1650-1670, in het Gebouw van de Eerste Kamer in Den Haag, is voorzien van het stadsmerk van Brussel en de weverssignatuur van Hendrick I Reydams.8
Van het barokke type pergolatapijten met getordeerde zuilen in de zijboorden, waartoe ook cat. 108 behoort, werd lange tijd gedacht dat het in Engeland, in Mortlake was geweven. Dankzij de identificatie van een merk op een wandtapijt uit een reeks van vijf Pergola's met bloemvazen in het koninklijk paleis van Holyroodhouse in Edinburgh als dat van Jacob Wauters uit Antwerpen, kan ook cat. 108, dat grotendeels dezelfde voorstelling heeft als het gemerkte wandtapijt, aan die Antwerpse werkplaats worden toegeschreven.9 Ook komen aan die van cat. 108 identieke zijboorden voor op wandtapijten met de Geschiedenis van Esther die eveneens zijn voorzien van het weversmerk van Jacob Wauters.10
De enige kunstenaar uit deze periode van wie is gedocumenteerd dat hij de ontwerpen leverde voor een Antwerpse reeks met Pergola's met bloemvazen is Jan Boeckhorst (1604-1668), bijgenaamd Lange Jan.11 Deze schilder, die waarschijnlijk een leerling was van Jacob Jordaens (1593-1678), was werkzaam op het atelier van Anthony van Dyck (1599-1641) en vanaf 1635 medewerker van Peter Paul Rubens (1577-1640).[12] In een Duitse lijst uit circa 1675 van wandtapijten die op dat moment beschikbaar zijn in de tapijthandel in Antwerpen wordt een in Antwerpen vervaardigde reeks van acht wandtapijten met 'galerijen of bloempotten' naar het ontwerp van Boeckhorst vermeld.13 Aangezien er in die lijst meerdere reeksen voorkomen van de werkplaats van Jacob Wauters en van zijn zoons Michiel en Philips Wauters, zoals de Geschiedenis van Decius Mus, de Geschiedenis van Esther en de Geschiedenis van Mozes, zou het mogelijk kunnen zijn dat het hier een reeks pergolatapijten van het type als cat. 108 betrof.14 In het verder van Jan Boeckhorst bekende oeuvre, waaronder ook meerdere tapijtreeksen, staan echter steeds figuren of figuurvoorstellingen centraal en zijn er geen aan cat. 108 gerelateerde werken aan te wijzen.15
De getordeerde zuilen in de zijboorden van cat. 108 zijn geïnspireerd op de Salomonische zuil in het Vaticaan. Het motief van deze zuil werd voor het eerst omstreeks 1626 door Rubens in de boorden van wandtapijten toegepast in ontwerpen voor de reeks met de Triomf van de Eucharistie voor het klooster van de Descalzas Reales in Madrid.16 Ook in de Noordelijke Nederlanden, door de werkplaats van Maximiliaan van der Gucht te Delft, werden overigens wandtapijtboorden met dit type zuil vervaardigd, zoals bij een Landschapsverdure met dieren en wapens van het Bartholomeus Gasthuis in Utrecht uit 1642-1644.17
Naast de zeer aan cat. 108 verwante reeks van Holyroodhouse18, die echter is voorzien van andere bovenboorden en iets andere zuilen in de zijboorden, zijn er ook enkele reeksen bekend met nagenoeg identieke voorstellingen en boorden als cat. 108. Bijvoorbeeld twee pergolatapijten in Westminster Abbey in Londen, waarvan één exemplaar met zes zuilen zoals cat. 108 en het andere met acht zuilen, die oorspronkelijk behoorden tot een reeks van drie wandtapijten die vóór 1650 aan Westminster Abbey werd geschonken.19 Ook een zeer uitgebreide reeks, bestaand uit 21 pergolatapijten, in bezit van het Patrimonio Nacional in Madrid, bevat vijf exemplaren met vrijwel dezelfde voorstelling als cat. 108.20
Daarnaast zijn er nog verschillende verwante wandtapijten bekend - met vaak een ander type boorden - waarop dieren op de voorgrond zijn geplaatst of jachttaferelen zijn toegevoegd in het landschap op de achtergrond. Voorbeelden van reeksen pergolatapijten met dieren op de voorgrond bevinden zich in kasteel Skokloster in Zweden21 en het Patrimonio Nacional in Madrid.22 Een voorbeeld van een wandtapijt met dezelfde pergola en vazen als cat. 108 met een jachttafereel op de achtergrond bezit een zogenaamde elementenboord.23
Conditie:
Goed. Het wandtapijt is aan alle zijden afgesneden, waardoor de voorstelling aan de randen abrupt wordt afgebroken, en is afgezet met een nieuw geweven effen stootboord. Restauratie door de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1970-1971. Hierbij werden enige oude stoppen verwijderd en verteerde donkerbruine wollen partijen vervangen.
Afb. a
wandtapijtweverij van Jacob Wauters naar ontwerp van Anoniem Antwerp (city) ca. 1650
Pergola met bloemvaas, ca. 1650
Notes
1 Van Ysselsteyn 1936, I, p. 286, afb. 166.
2 Veiling collectie de heer en mevrouw L.A. Thuring-Bosch, Den Haag, firma J.A. de Waart & Zonen, 28 februari 1961, nrs. 48-49, met afb. van nr. 48. Zie ook Die Weltkunst, 1 februari 1961, vol. 31, nr. 3, p. 19, afb.
3 De afmetingen van dat wandtapijt zijn: 310 x 310 cm. Het tweede geveilde wandtapijt was 265 x 108 cm.
4 Zie Crick-Kuntziger 1956, p. 72; Steppe 1981, pp. 142-143; Delmarcel 1999, p. 140.
5 Zie Delmarcel 1999, pp. 130-133, 140, 256, 263; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, pp. 189-191.
6 Brussel: Crick-Kuntziger 1956, p. 72. Antwerpen: Swain 1988, pp. 17-19.
7 Delmarcel, Volckaert 1995, cat. 12.
8 Zie cat. 70, Eerste Kamer, Den Haag.
9 Over de achterhaalde toeschrijving aan Mortlake, zie Swain 1980, pp. 420, 423; Swain 1988, p. 19. Over het merk van Jacob Wauters, zie Duverger 1977, pp. 280-281; Swain 1980, pp. 420-421; Swain 1988, pp. 17, 19; Delmarcel 1999, p. 370.
10 Duverger 1977, p. 281, afb. 11.
11 Mayer 1892, pp. 122-123; Göbel 1923a, I, 1, pp. 426, 428; Crick-Kuntziger 1956, p. 72.
12 Over Boeckhorst als tapijtontwerper, zie Van Tichelen, Vlieghe 1990, pp. 109-117.
13 'Ein Zimmer Galerien oder Blümtöpf. Mahler Langer Joan, 8 stuck, hoch 5, bereichen 45 Kosten in allem 225 ellen 1800 fl.' Gepubliceerd in Mayer 1892, pp. 122-123. Zie ook Göbel 1923a, I, 1, p. 426.
14 Over door de familie Wauters geproduceerde reeksen zie bijvoorbeeld Delmarcel 1999, p. 370.
15 Zie ook Van Tichelen, Vlieghe 1990, p. 117, noot 39.
16 Met betrekking tot deze reeks, zie vooral De Poorter 1997; Herrero Carretero 2008, pp. 44-68, 92-116.
17 Zie cat. 183-a, Bartholomeus Gasthuis, Utrecht. Zie ook cat 1, Landschapsverdure met wolf en schildpad van Kasteel Amerongen.
18 Zie Swain 1980, pp. 417-418, 420-423; Swain 1988, cat. 3 (met het merk van Jacob Wauters, Antwerpen: cat. 3a), met kl. afb.; Delmarcel 1999, pp. 140, 256 (kl. afb.), 263.
19 Het derde wandtapijt ging verloren in de Tweede Wereldoorlog. Over deze reeks zie Thomson 1914, p. 87, afb. 22; Thomson 1973, pp. 106-107, afb. 47; Swain 1980, pp. 420, 422 (afb. 62), 423; Swain 1988, p. 19.
20 Cat. Madrid 1986b, serie 66. De vijf als cat. 108 zijn serie 66/II, III, VII, XII en XVIII. Tevens verscheen een reeks van twee smalle pergolatapijten van hetzelfde type als cat. 108 op Veiling Londen, Christie, Manson & Woods, 21 mei 1936, nr. 115.
21 Zie Van Ysselsteyn 1936, I, afb. 165; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, pp. 189-191, afb. 73.
22 Cat. Madrid 1986b, serie 67/ I-II, V, IX-XI.
23 Zie Delmarcel 1999, pp. 133, 140.