73. Vijf kussens met het wapen van Den Haag tussen rode leeuwen
Beschrijving:
Op een donkerblauw fond is een ovaal wapenschild geplaatst met een krans van geschakelde bloemen en het wapen van Den Haag: in geel een ooievaar van natuurlijke kleur, een paling van zwart in de bek houdend. Het schild is gedekt met een kroon van goud, gesierd met dertien parels. Spitse bladeren hangen in een regelmatige rij van de kroon af. Het wapenschild is omringd door een bloemenkrans met drie geschakelde vierbladige bloemen midden onder. Ter weerszijden wordt het wapenschild vastgehouden door een omziende leeuw van (oorspronkelijk) felrood. Het geheel is geplaatst op bladvoluten. Langs de vier zijden loopt een omlijsting gevormd door krullende acanthusbladeren.
Commentaar:
De werkplaats van Maximiliaan van der Gucht uit Delft leverde verschillende malen wapenkussens aan de vroedschap van de stad Den Haag.1 De laatste kussens waarvan gedocumenteerd is dat ze door hem of een van zijn familieleden aan Den Haag werden geleverd, zijn 24 kussenbladen in april 1689 - het jaar dat Maximiliaan overleed: `Aan Maximiliaen van der Gucht, Tapitsier drie hondert vier entachtigh ponden over leverantie van XXIIII cussenbladen, dus IIIC LXXXIIII £'.2 Tegelijk met Van der Gucht werd aan Johannes Ramaken voor het opmaken betaald `hondert en tachtich ponden over leverantie van 24 sitcussenen, dus C LXXX £'.3
Het ontwerp voor de kussens werd gemaakt door de Haagse schilder Hendrick Bockwout:4 `1688. Ten dienste van de welEd heeren borgem.ren van schravenhage bij mij hend. Bockwout. Een model geteijckent voor den Tapijtwercker, om kussens voor haar wel Ed. voornt. te wercken, geschildert ende met alderhande coleuren affgeset f 5-0. Noch aen dit Model verandert ende op ordre wederom vermaeckt comt f 2-0. Somma f 7-0.' De rekening werd betaald op 3 april 1689.5
Hendrick Bockwout (Bockwolt, Boeckwout) (1638/1639-na 1689), zoon van de (camer)schilder Kelder Bouckwolt, werd in 1660 lid van het Haagse St. Lukasgilde, maar voer, tot kort vóór zijn huwelijk in 1663, op zee op de vloot onder leiding van Vice-Admiraal De Ruyter. Zijn tweede zoon, ook Hendrick genoemd, was later eveneens schilder in het St. Lukasgilde, in 1709 zelfs als hoofdman. In 1688 was deze zoon 21 jaar oud, maar diens intrede in het gilde is niet aangetekend. Hun beider signaturen maken echter duidelijke dat de ingediende, eigenhandig geschreven rekening voor deze opdracht de vader betreft. Over ander werk van Hendrick Bockwout is niets bekend.
Een kussen in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam met dezelfde voorstelling als de vijf Haagse vroedschapskussens van cat. 73-a-e, maar (evenals een exemplaar dat in 2002 werd geveild)6 voorzien van het jaartal 1693, moet eveneens naar het ontwerp van Bockwout uit 1688 geweven zijn op de werkplaats van Jacobus van der Gucht, die de werkplaats van zijn vader Maximiliaan in Delft na diens overlijden voortzette.7 Aangezien cat. 73-a-e nagenoeg identiek zijn aan het kussen van het Rijksmuseum, met uitzondering van het jaartal, volgt daaruit dat dit tevens naar ontwerp van Bockwout zal zijn.8 Een klein maar essentieel verschil met de oorspronkelijke versie is dat de krans rondom het wapenschild midden onder niet drie geschakelde vierbladige bloemen laat zien, maar een ronde knop tussen twee bloemen. Ook alle latere versies tonen deze verandering, inclusief die met leeuwen in natuurlijke kleur in plaats van rood (cat. 74).9
Cat. 73-a-e dateren mogelijk van de bestelling uit 1689, maar kunnen ook in latere jaren nog in de werkplaats van Jacobus van der Gucht zijn vervaardigd naar Bockwouts ontwerp. Jacobus van der Gucht overleed in juni 1705. Zijn laatste gedocumenteerde leverantie van wapenkussens, voor de Gedeputeerde Staten van Overijssel, dateert uit 1693.10 Naast de vijf kussens van cat. 73-a-e, de twee kussenbladen met het jaartal 1693 en het kussen cat. 74, met leeuwen van natuurlijke kleur, zijn er nog ongeveer zes kussens naar dit zelfde ontwerp bekend, alle net als cat. 73-a-e zonder jaartal.11
Conditie:
De achterzijde van de kussens is van machinale blauwe stof. Rondom zijn de kussens voorzien van blauwgroene wollen franje (nieuw aangebracht vóór 1916). Alle kussen vertonen slijtageplekken en oude restauraties. De binnenzijde van de niet opgemaakte kussens toont nog de oorspronkelijk uitzonderlijk felrode kleur van de leeuwen.
Cat. 73
wandtapijtweverij van Maximiliaan van der Gucht of wandtapijtweverij van Jacobus van der Gucht naar ontwerp van Hendrick Bockwout
Set kussens met het wapen van Den Haag tussen rode leeuwen, ca. 1689-1705
Den Haag, Haags Historisch Museum
Notes
1 Zie cat. 72, Haags Historisch Museum. Zie daar ook over het stadswapen van Den Haag en de symboliek van de ooievaar. Met dank aan Mej. M. van Hasselt voor de archiefgegevens betreffende de verschillende kussens met het wapen van Den Haag verstrekt in 1977.
2 Haags Gemeentearchief (HGA), toegangsnr. 0350-01, Oud Archief van de gemeente ’s-Gravenhage 1313-1815 (OA), inv. nr. 1294, Rekening van de Tresorier Cornelis van Schuylenburg, 1689 (afgehoord op 23 november 1690), fol. 36. Gepubliceerd in Servaas van Rooyen 1908, p. 16, nr. 28.
3 Ibidem.
4 Zijn naam in de geheel eigenhandige rekening (zie noot 5) is bij een vroegere transcriptie verkeerd geïnterpreteerd als Brockhout, welke naam ook nog is gebruikt in Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, pp. 306-307 (cat. 84), 417.
5 HGA, 0350-01, OA, inv. nr. 1323, Bijlagen van de rekeningen van de Tresorier Cornelis van Schuylenburg voor de “kleine partijen” en “habeat'en”, 1668-1708. Niet vermeld in inv. nr. 1293 en 1294, Rekeningen van de Tresorier 1688 en 1689.
6 Veiling Christie's, Londen, 14 november 2002, nr. 182. Zie Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 307, noot 82.
7 Inv. BK-15786. Dit kussen is afkomstig uit de collectie van Alphonse Ridder de Stuers, veiling Fred. Muller & Cie., Amsterdam, 12 april 1932, nr. 315, met afb. Hartkamp-Jonxis 1994-1995, p. 30, afb. 3; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 84.
8 In dat jaar (1693) zijn in de betreffende rekeningen en bijlagen geen leveranties van wapenkussens vermeld.
9 Zie verder bij cat. 74 en cat. 74 , Haags Historisch Museum.
10 Mensema 1986, p. 29.
11 Alle hebben eenzelfde krans (met drie geschakelde bloemen midden onder) rond het wapenschild als cat. 73-a-e. Twee kussens waren in verschillende Nederlandse particuliere collecties, één afgebeeld in Van Ysselsteyn 1936, I, afb. 196, het andere was in 1972 in de collectie J.J. Post te Amsterdam (Archief Kalf nr. 383; gekocht van French & Co, New York, 21 december 1964, tot 1947 in bezit van Mignon S. Kobler en daarvoor in de verzameling van William R. Hearst; zie ook The Getty Research Institute, Los Angeles, Photo Archive Database, GCPA 0181759 en 02371775) en werd op de Antiekbeurs Delft in 1984 getoond door kunsthandel A. Aardewerk, Den Haag. Voorts de exemplaren: van de Fondation Custodia te Parijs, inv. 2620; in het Kunstindustriemuseet te Kopenhagen, inv. 52/ 1969; op de veiling Fred. Muller & Co, Amsterdam, 27 november - 3 december 1906, nr. 1954; uit de nalatenschap van dhr. S.P.D. May en mevr. R. May-Fuld, veiling Fred. Muller & Co, dir. Mensing & Zoon, Amsterdam, 14-17 oktober 1941, nr. 74. Zie ook Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 307, noot 82.