75. Acht kussens met het wapen van Den Haag in een rococo cartouche
Beschrijving:
Op een donkerblauw1 fond is in het midden het wapen van Den Haag geplaatst met in geel een ooievaar van natuurlijke kleur, met een paling van zwart in de bek houdend. Het wapenschild is gevat in een weelderige rococo cartouche, gedekt met een kroon van goud, gesierd met dertien parels en aan weerszijden twee liggende leeuwen van natuurlijke kleur, de koppen naar het wapen toegewend (links met geopende bek, rechts gesloten), waarachter bossen riet staan. Het geheel is geplaatst op een schelpvormig rocaillemotief. Bij een aantal kussens is links achter de leeuw en ook onderlangs in donkerder blauw een schaduw op het fond weergegeven.
Commentaar:
Deze acht achttiende-eeuwse vroedschapskussens van Den Haag zijn geweven naar hetzelfde bijzondere, eigentijdse ontwerp.2 Opvallend en ongewoon zijn met name de plaatsing van het wapen van Den Haag op een groot effen veld, het asymmetrische schild, de rococo cartouche met het schelpvormige voetstuk en de zeer originele oplossing voor de schildhoudende leeuwen: liggend voor bossen riet, met de voorpoten steunend op het voetstuk, waarachter hun achterlijf verscholen is.
De kunstenaar Jan Baptist Xavery maakte ontwerpen voor meerdere onderdelen van het exterieur en interieur van de nieuwe vleugel van het stadhuis van Den Haag, die in 1739 in gebruik werd genomen.3 Hierbij waren ook twee ontwerptekeningen voor kussens, die hij in 1738 maakte, maar die pas in 1745 aan zijn weduwe Maria Robart werden betaald: 'De Weduwe van J.B. Xaverij voort maeken van Teekeningen van – Medailles en Kussenbladen in 1738 f 46-.' In de bijlage van de rekening wordt het nog iets verder geëxpliciteerd: '1738 gemaekt twee tekeninge tot de sitte kussens f 10-10-. vier tekeninge gemaekt tot de medailije f 15-15-. twee modelleties geboetseert tot de selfde medailije f 25-. Somma f 51-5-. Fiat betalinge met zes en veertig guldens. Actum 's Hage den 27 Junij 1739. Voldaen den 1 maert 1745. (get.) Wed(we) J.B. Xaverij.' 4
De rococo cartouche rond het wapen op cat. 75-a-h is verwant aan die van twee andere ontwerpen van Xavery voor het Haagse stadhuis. In de eerste plaats is dat het gebeeldhouwde wapen aan de gevel uit 1734, waar een vergelijkbaar schelpvormig rocaillemotief met rijtjes parels langs de onderhelft is toegepast. (afb. a) Hoewel dit motief niet voorkomt op een overgeleverde ontwerptekening van Xavery voor een vroedschapspenning uit 1738, is die tekening verder opgebouwd uit een aantal zeer aan de voorstelling van cat. 75-a-h overeenkomstige elementen.5 (afb. b) Opvallend hierbij is dezelfde ongewone compositie met de twee liggende leeuwen tussen bossen riet die het in een asymmetrische cartouche geplaatste en gekroonde wapen flankeren. De leeuw rechts op de tekening is zelfs identiek aan de leeuw die links op de kussens te zien is. De ontwerptekening voor de penning uit 1738 zal een van de vier tekeningen voor de medaille zijn die vermeld worden in de betaling aan de weduwe Xavery in 1745, waarin ook de tekeningen voor de kussens uit 1738 staan. cat. 75-a-h zal dan ook zijn geweven naar één van de genoemde tekeningen voor kussenbladen die Xavery in 1738 maakte. Terwijl de gebeeldhouwde wapencartouche uit 1734 afgezien van het schelpvormige rocaillemotief nog vrijwel niets van rococo laat zien, zijn de vormgeving van zowel het penningontwerp als de kussens cat. 75-a-h uit 1738 uitgesproken in de stijl van het rococo. Waarschijnlijk deed Xavery hiervoor de inspiratie op uit kort daarvoor verschenen Franse ornamentprenten die de recente stilistische ontwikkelingen in Parijs onder de aandacht brachten van een breder publiek.6
In de jaren 1738 en 1739 zijn er twee leveranties van tapisseriekussens voor het Haagse stadhuis gedocumenteerd. De eerste, van twaalf kussens in 1738, werd gedaan door de Weduwe Alexander Baert en zonen uit Amsterdam: 'Betaeld aen de weduwe Alexander Baert en zoonen, voor twaelf nieuwe tapijt kussen blaeden met het Haegze waepen f 356-.'7 Hiervoor werd volgens de bijlage van de rekening ook een nieuw karton vervaardigd: 'Aan de wedue Alexander Baert en Soonen voor de onderstaende tapijt cussen blaaden met het Haagse wapen volgens hun Weledelen ordre geleevert te weten 12 stuks à f 28-, f 336-. Voor een nieuw patroon laeten schilderen f 20-. Voor wasdoeck en voor het bestellen f 0.13-. f 356.13-. Fiat 's Hage 8 septbr 1738, (get.) Jan Hudde Dedel. Voldaan, Amsterdam den 24 8ber 1738. (get.) De Wedue Alexander Baert en Soonen.'8
Overigens maakte de zwager van Xavery, Nicolaas Bruynesteyn, in 1739 een schildering op doek van het wapen van Den Haag: 'Aan de schilder N. Bruijnestijn voor 't schilderen van een waepen &a in 1739, f 20-.'9 In de bijlage van de rekening, getekend 23 januari 1740 en voldaan op 9 februari, werd dit als volgt gespecificeerd: 'debet aan N. Bruijnesteijn Mr. Schilder door order van de Hr Eemans. 1739 15 januarie. Een wapen met leeue en ornementen op doek geschildert f 16-. 2 maart Een grooter wapen op papier met couleure geteijkent f 6-. 23 do het boove genoemde wape verandert de leeue grooter geschildert f 4-. Somma f 26-.'10 Hoewel er niet bij werd vermeld dat dit bedoeld was als karton om kussens naar te weven, was de prijs van f 20 wel dezelfde als die door de Weduwe Baert voor een karton werd gevraagd.
De tweede leverantie, van dertien kussenbladen voor de schepenkamer, werd in 1739 gedaan door François Coppens uit Delft: 'Aan Francois Koppens voor dertien tapijte kussenblaeden voor scheepenen kaemer f 195-.'11 De bijlage van de rekening omschrijft het aldus: 'ten dienste van de WelEd Heere Burgemeesteren van Schravenhagen 13 tapijte kussebladeren gemaakt en gelevert door ordren van mijn Heer Johan Emans, door mijn Franssous Koppens. Eijder blad à f 15-, somma f 195-. Hier van ten dank voldaan den 6 Septem. 1739, (get.) Franssous Koppens.'12 Jan van Heemskerck leverde 6 3/8 el groen laken voor een bedrag van f 31 voor de achterzijde van de kussens. De kussens werden uiteindelijk gemaakt door behanger Johannes Deel, die als maakloon f 12 ontving, met nog f 18.18- voor 13 ½ el tijk à 28 st., f 36 voor 48 pond veren à 15 st. en nog f 1.4- voor was.13 Hoewel de kussens vervaardigd door Coppens oorspronkelijk een groene achterkant kregen, kan hieruit geen conclusie worden getrokken over de fondkleur van de geweven kussenbladen. Gezien de huidige staat van cat. 75-a-h is moeilijk te bepalen of de fondkleur van de tapisserie groen, blauw of blauwgroen is. Hierdoor kan ook niet worden vastgesteld welke van de twee genoemde leveranties met cat. 75-a-h in verband kan worden gebracht. Het ongebruikelijke aantal van dertien zou erop kunnen wijzen dat één kussen aan voor- en achterzijde van tapisserie moest worden, mogelijk dat van de Baljuw. Opvallend is wel dat de kussens vervaardigd door de werkplaats van Baert bijna tweemaal zo duur waren als die door François Coppens. Misschien kreeg deze laatste daarom de opdracht voor de tweede serie kussens.
Latere bestellingen van telkens twaalf kussenbladen door de Haagse magistraat vanaf 1744 zijn echter alle door de Weduwe Alexander Baert en zonen te Amsterdam uitgevoerd, zoals in 1744: 'Gedaene Leverancie van Twaalff Tapijt Wapen Cussens Ten diensten van de Weledelen Groot achbaere Heeren Burgermeesteren In Schraeven Hagen. Door De Wedue Alexander Baert en Soonen. 21 aug. 1744 Twaalff wapens Cussens a f 28-, f 336- voor wasdoek en bestellen f 0.14-, (samen) f 336.14-. Fiat betalinge. Actum 's GravenHage den 31 Augusti 1744. (get.) J. van Assendelft. Voldaan Amsterdam den 3 7ber 1744. (get.) de Wede Alexander Baert en Soonen'.14 Over de jaren 1743-1744 ontving bovendien beddenmaakster Cornelia Gooljee voor het maken van 'vier waepen-kussens voor de vroedschappen Heemskerk, Middelbeek, van Hoeij, en van der Cracht f 26-' en beddenmaakster Hillegonda Gooljee over 1745 voor 'twee magistraets-kussens voor den Thesr. vander Hoop en Secrets. Steenis f 13-'.15 Uit de rekeningen van Cornelia Gooljee uit 1752-1753 en 1759-1760 blijkt Hillegonda haar dochter te zijn, vermoedelijk hadden moeder en dochter dus een familiebedrijf, waardoor de betalingen wisselend door beiden konden worden ingediend.16
Een van de twaalf kussens was al gereed op 7 december 1743 voor de genoemde Jan van Heemskerk (1695-1770) die in november 1743 was benoemd, terwijl andere kussens pas werden opgemaakt toen Sebastiaan Middelbeek (1695-1755), Cornelis van Hoey (1717-1803) en Pieter van der Cracht (1701-1750) in 1744 tot lid van de vroedschap werden gekozen, en vervolgens in 1745 toen François van der Hoop (1720-1803) en Johan Steenis (1702-1782) respectievelijk werden benoemd tot tresorier en secretaris.17 Kennelijk werd steeds een aantal kussenbladen tegelijk besteld, die daarna bij nieuwe benoemingen voor de betrokkenen tot kussens konden worden opgemaakt.18 Daarom is het opvallend dat in de jaren 1738-1739, toen Xavery werd gevraagd een nieuw ontwerp voor vroedschapskussens te maken en tweemaal een dozijn kussens werd geweven, juist geen nieuwe benoemingen aan de orde waren.19 Mogelijk dat men in het begin ook met terugwerkende kracht de vroedschap van kussens voorzag. Zeker is dat in 1740 in de inventaris van de meubelen op het stadhuis niet alleen 'zes kussens met het Haegze waepen' in de burgemeesterskamer werden genoemd, maar tevens 'twaelf nieuwe kussens' in de schepenenkamer, waar ook de voltallige magistraat vergaderde,20 terwijl in het jaar 1740 slechts twee nieuwe vroedschapsleden werden gekozen en in de jaren 1742-1743 nog eens drie.
Ditzelfde systeem bleef ook in de jaren daarna van kracht. Bij volgende benoemingen is regelmatig een verband te constateren met de leveranties van de opgemaakte tapisseriekussens. Van 1751-1752 dateert een rekening van de firma Baert, maar nu voor een hoger bedrag: 'Amsterdam 24 December 1751. De WelEdele Groot-Achtb. Heeren Burgemeesters in 's Hage debent aan de Wed. Alexander Baert & Soonen voor 12 Tapyt kussenbladen, à f 33-. f 396. Pakken &a. f -.14-. Voldaan 1752 f 396.14-. (get.) De Wedue Alexander Baert en Soonen.'21 In diezelfde twee jaar ontving ook Cornelia Gooljee een betaling van respectievelijk f 13.12- en f 14-, telkens voor twee kussens: over 1751 voor de 'Hoog Ed. heere Bailluw en de heer Secretaris Dierkens', in 1752 de 'Heeren Schepenen Patijn en de La Basse cour'.22 In 1753 kreeg Cornelia Gooljee opnieuw een betaling (ondertekend door haar dochter) van f 14, voor twee magistraatskussens.23
De volgende rekening in 1760 van twaalf tapijt kussenbladen à f 33, totaal voor f 396.15-, werd verspreid over drie keer besteld en geleverd: twee op 2 november 1759, zes op 29 april 1760 en de laatste vier op 22 juli 1760.24 De laatste leveranties van totaal twaalf tapijten kussenbladen, weer voor dezelfde prijs, betroffen respectievelijk twee bladen geleverd op 28 maart 1763 en tien bladen op 20 juni 1765, in totaal voor f 396.10-.25
De kussens van cat. 75-a-h zouden dus ook kunnen behoren tot een van deze latere uitvoeringen door de weduwe Baert en, na haar overlijden in 1751, door haar nazaten. Na 1765 zijn deze geregelde opdrachten voor tapijtkussens van Den Haag niet meer aangetroffen.
Alexander Baert had vanaf 1704 tevens enige jaren een werkplaats in Den Haag, in ieder geval tot 1706.26 Zijn weduwe, kinderen en kleinkinderen werkten na zijn overlijden in 1719 tot omstreeks 1778 voornamelijk vanuit Amsterdam.
Cat. 75
wandtapijtweverij van Weduwe Alexander Baert en soonen of wandtapijtweverij van François Coppens (1665-1743) naar ontwerp van Jan Baptist Xavery en naar ontwerp van Nicolaas Bruynesteyn
Reeks kussensbladen met het wapen van Den Haag in een rococo cartouche, ca. 1738-1739
Den Haag, Haags Historisch Museum
Afb. a
Jan Baptist Xavery
Het gebeeldhouwde wapen van Den Haag tussen personificaties van de Voorzichtigheid en de Gerechtigheid, 1734
Den Haag, Stadhuis aan de Groenmarkt
Afb. b
Jan Baptist Xavery
Het wapen van Den Haag in een rococo cartouche, 1738
Den Haag, Haags Gemeentearchief
De werkplaats van François Coppens in Delft leverde behalve aan Den Haag ook wapenkussens aan de vroedschap van Leiden in de jaren 1697, 1725 en 1731, het stadsbestuur van Delft in 1713 en aan de vroedschap van Gouda in de periode 1731-1741.27 Hij liet op 19 april 1743 zijn testament opmaken, waarna hij ook vrij snel zal zijn overleden.28
Volgens de nu bekende bronnen zullen er in totaal 73 kussenbladen in tapisserie zijn geweven naar dit ontwerp van Xavery, waarvan er nog acht, cat. 75-a-h, zijn overgeleverd.
In het Haags Historisch Museum bevindt zich tevens een geborduurd vroedschapskussen naar hetzelfde ontwerp als van cat. 75-a-h.29 (afb. c) Mogelijk diende dit kussen ter vervanging op een ogenblik dat tapijtkussens niet of niet meer voorradig waren.
Conditie:
Restauraties uitgevoerd in de negentiende eeuw.30
Afb. c
wandtapijtweverij van Weduwe Alexander Baert en soonen of wandtapijtweverij van François Coppens (1665-1743) naar ontwerp van Jan Baptist Xavery
Kussenblad met het wapen van Den Haag in een rococo cartouche, ca. 1738
Den Haag, Haags Historisch Museum
Notes
1 De kleur is deels moeilijk te bepalen, soms lijkt het te neigen naar donker blauwgroen.
2 Zie over het wapen van Den Haag en de symboliek van de ooievaar bij cat 72, Haags Historisch Museum.
3 Over het werk van Xavery voor het stadhuis van Den Haag in de periode 1733-1739, zie Wildeman 1896, pp. 138-143; Ozinga 1969, pp. 170-171; Herpel 1975-1979, 1, pp. 376-377, 390-401; Cat. tent. Amsterdam 2001, pp. 26-27.
4 Haags Gemeentearchief (HGA), toegangsnr. 0350-01, Oud Archief van de gemeente ’s-Gravenhage 1313-1815 (OA), Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1745, Rekening 1744/1745 (afgehoord 8 december 1745), fol. 22v; Idem, inv. nr. 1871, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1745.
5 HGA, inv. nr. doos Varia-Penningen kl. A 2887. Deze tekening werd afgebeeld op het titelblad van Jaarboek Die Haghe 1986.
6 Zie Cat. tent. Amsterdam 2001, p. 26.
7 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1738, Rekening 1737/1738 (afgehoord 2 december 1738), fol. 21v.
8 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1864, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1738.
9 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1740, Rekening 1739/1740 (afgehoord 8 december 1740), fol. 20.
10 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1866, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1740.
11 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1739, Rekening 1738/1739 (afgehoord 12 december 1739), fol. 23. Wildeman 1896, p. 151.
12 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1865, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1739.
13 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1739, Rekening 1738/1739 (afgehoord 12 december 1739), fol. 23; Idem, inv. nr. 1865, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1739. Wildeman 1896, p. 151.
14 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1870, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1744. Zie ook: HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1744, 1743/1744 (afgehoord 17 december 1744), fol. 23.
15 Deze behoorden waarschijnlijk alle tot de leverantie uit 1744. HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1871, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1745.
16 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1879, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1753; Idem, inv. nr. 1886, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1760. Dit blijkt ook uit de DTB (Doop, Trouw, Begraven) gegevens: Cornelia Putters uit Bommel ondertrouwde op 4 mei 1721 te Den Haag Pieter Gooljee. Hun dochter Hillegonda werd als oudste kind gedoopt op 22 september 1724. Cornelia overleed in 1768, 75 jaar oud en werd Eerste Klas begraven.
17 Fölting 1985, pp. 231-239.
18 Dit kon omdat in Den Haag geen namen en familiewapens werden ingeweven, zoals bijvoorbeeld wel in Gouda gebeurde (zie cat. 116-a-f, Stadhuis Gouda, cat. 114-a-b, Museum Gouda en cat. 131, Museum Paulina Bisdom van Vliet, Haastrecht).
19 De laatste benoemingen, van drie vroedschappen en de baljuw, waren geweest in 1737. Fölting 1985, pp. 227-230.
20 HGA, 0350-01, OA, Inventarissen van meubelen van Den Haag berustende in het Haagse jacht en in het Raadhuis, inv. nr. 4034, o.a. Lijste van Meubelen op het Stadhuis van 's Graven Hage, de Heeren van de Magistraat toebehorende, 4 mei 1740. De voltallige magistraat bestond in Den Haag uit de baljuw, zeven schepenen, drie burgemeesters (gekozen uit de schepenen) en twaalf vroedschapsleden en werd bijgestaan door een secretaris en een tresorier.
21 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1878, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1752.
22 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1752, 1751/1752 (afgehoord 8 december 1752), fol. 29; Idem, inv. nr. 1878, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1752. Benoemd werden in 1751 baljuw Frederik Hendrik baron van Assendelft (1701-1771) en secretaris Cornelis Dierquens (1715-1761); in 1752 de schepenen Johannes Patijn (1723-1787) en Carel de la Bassecour (1725-1773). Fölting 1985, pp. 245-249.
23 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1753, 1752/1753 (afgehoord 12 december 1753), fol. 24v; Idem, inv. nr. 1879, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1753; echter zonder vermelding voor wie deze bestemd waren.
24 Naast de betaling aan de Weduwe Alexander Baert en zonen, werd ook Cornelia Gooljee al op 18 januari 1760 f 21.3 betaald voor één kussen geleverd op 18 april 1759 en twee kussens op 15 januari 1760, opnieuw zonder namen. HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1760, 1759/1760 (afgehoord 10 december 1760), fol. 25v; Idem, inv. nr. 1886, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1760. De rekening van de firma Baert werd betaald op 30 juli 1760. Het bestellen van de kussenbladen (in Amsterdam) kostte per keer 5 schellingen.
25 HGA, 0350-01, OA, Rekeningen van de Kist, inv. nr. 1765, 1764/1765 (afgehoord 6 december 1765), fol. 26; Idem, inv. nr. 1891, Bijlagen van de rekeningen van de Burgemeesters van Den Haag over de extra-ordinaris middelen, 1765, betaald op 22 juli 1765.
26 Zie hierover verder bij cat. 74, Haags Historisch Museum.
27 Voor Leiden en Delft, zie verder bij cat. 156, Museum De Lakenhal, Leiden. Voor Gouda, zie Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 932-933, 935-937, 939, 941.
28 Over François Coppens zie Van Ysselsteyn 1936, I, pp. 164-166; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 418; Hartkamp-Jonxis, Smit 2013.
29 Inv. OW 1-1903/ oud SVR 664.
30 Gerestaureerd volgens oude inventariskaart in 1892 door A.A. Knuijver. Zie ook diens advertentie achterin Haags Jaarboekje 1895. Tevens Servaas van Rooyen 1908, p. 16.