202. Twee kussens met een herderspaar omgeven door bloemen
Beschrijving:
In het midden bevindt zich een ronde voorstelling van een met bloemkransen getooid herderspaar, staand in een veld, met aan weerszijden loofbomen. Links staat een herderin in een lang geplooid gewaad en een lichte mantel om haar schouders gedrapeerd, met een lange herdersstaf in haar rechterhand. Rechts naast haar staat een herder die zich naar haar toe draait. Hij is gekleed in een knielange tuniek, een kuitlange geplooide mantel over zijn rechterschouder geslagen en laarzen met opvallende omslagen. Met zijn rechterhand omklemt hij een lange stok met een gekromd uiteinde en steunt die langs zijn rechterheup achter zich op de grond. Links van de herderin ligt een hond; rond de benen van de herder bevinden zich drie schapen.
De voorstelling is omgeven door een veelheid aan dicht op elkaar staande grote bloemen, zoals tulpen, anjers, irissen, rozen en tijgerlelies op een - sporadisch zichtbare - witte ondergrond. Links en rechts onderaan komen enkele van de bloemen voort uit een kleine hoorn des overvloeds (cornucopia).
Commentaar:
Deze twee kussens hebben een nagenoeg identieke voorstelling van een pastorale scène binnen een omlijsting van verschillende bloemen. Een kussen dat naar hetzelfde karton werd geweven als cat. 202-a-b, maar in kleine details soms iets verschillend is - onder andere zonder de hond en de schapen aan de voeten van het herderspaar - en voorzien is van vergelijkbare franje, bevond zich in de collectie van Gustav Seligmann (1849-1920), in Koblenz en Keulen, die in 1928 te Berlijn werd geveild.1 Volgens de bijbehorende veilingcatalogus werd dat kussen, waarop het voorgestelde herderspaar gekleed is in kostuums uit circa 1660, vervaardigd in de Noordelijke Nederlanden in de tweede helft van de zeventiende eeuw.
Een opvallend kenmerk van cat. 202-a-b en het kussen uit de voormalige collectie Seligmann zijn het sterke licht-donker contrast in de weergave van de rechte plooien van de herderskleding en in het bladwerk. Ook de witte ondergrond is voor kussens in tapisserie vrij uitzonderlijk. Hierdoor is het op het eerste gezicht niet eenvoudig om het productiecentrum ervan vast te stellen.
Het bijna volledig met bloemen van een vergelijkbaar type gevulde oppervlak doet enigszins denken aan Scandinavische kussens zoals cat. 202, Kalf 280, eveneens in de collectie van De Wiersse, maar is minder gestileerd en vlak uitgevoerd.
Het bestaan van twee aan cat. 202-a-b verwante kussens die directer met een productie in de Noordelijke Nederlanden in verband zijn te brengen, vanwege de toepassing van een donker fond en de vorm en uitwerking van medaillon en bloemen daaromheen, maakt een vervaardiging van cat. 202-a-b in de Noordelijke Nederlanden echter wel iets aannemelijker.2 Het betreft twee kussens in de kunsthandel met vergelijkbare, maar iets anders geklede, herdersparen in een landschap binnen een medaillon omgeven door bloemen. Ze zijn naar andere kartons geweven dan cat. 202-a-b, met een duidelijke contourlijn rond het medaillon en bloemen zonder cornucopia's op een goed zichtbaar donker fond, dat is omsloten door een lichte bies.
Een van die kussens werd in 1937 in Berlijn geveild uit de collectie Emma Budge uit Hamburg.3 Hier is het medaillon omgeven door aan die van cat. 202-a-b zeer overeenkomstige bloemen, maar geeft door de donkere ondergrond een heel andere indruk dan de kussens van De Wiersse. De meest opvallende verschillen zijn dat er tussen de herder en herderin een kind staat, de herderin een bloemkrans in haar rechterhand heeft in plaats van op het hoofd en de kleding minder en anders geplooid is.
Het tweede verwante (niet opgemaakte) kussen, in 1926 geveild te Parijs, met strakke lichte en donkere contourlijnen rond het centrale medaillon, heeft weer andere verschillen met cat. 202-a-b, zoals minder en andere bloemen en in de bovenhoeken vlinders.4
Conditie:
Redelijk. De kleuren zijn vaal en verschoten, bij cat. 202-a meer dan bij cat. 202-b. De kussens zijn rondom voorzien van franje in afwisselend groen en wit, in groepjes bij elkaar.
Cat. 202
wandtapijtweverij van Anoniem ca. 1660-1700 naar ontwerp van Anoniem ca. 1660-1700
Kussen met een herderspaar omgeven door bloemen, ca. 1660-1700
Parijs, Den Haag, Vorden (Gelderland), particuliere collectie Victor de (jhr.mr.) Stuers, inv./cat.nr. Inv. TP 019
Notes
1 Collectie Gustav Seligmann, Koblenz en Keulen, veiling Berlijn, P. Cassirer en H. Helbing, 27-28 maart 1928, nr. 477 ('beschrieben und eingeleitet von Otto von Falke'). Opnieuw geveild in Parijs, Hotel Drouot, E. Ader commissaire priseur, 20 juni 1938, nr. 122. Tegenwoordige verblijfplaats onbekend.
2 Voor kussens, tafelkleden en andere objecten in tapisserie met medaillons omgeven door bloemen uit de Noordelijke Nederlanden, zie bijvoorbeeld Woldbye, Burgers 1971, cat. 2-19, 21-23, 30; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 66-67, 69, 74. Zie tevens cat. 111, Tafelkleed van het chirurgijnsgilde te Gouda (Museum Gouda) en cat. 58-a-g, een reeks kussens met taferelen uit de Geschiedenis van Jozef en het Leven van David (Museum Prinsenhof, Delft).
3 Collectie Emma Budge, Hamburg, veiling Berlijn, P. Graupe, 4-6 oktober 1937, nr. 423 (56 x 56 cm). Hetzelfde, of een hieraan bijkans identiek, exemplaar was in de Collectie Georg Hirth, veiling München, Hugo Helbing, 28 november 1916, nr. 867 (60 x 60 cm).
4 Veiling Parijs, Galerie Petit, 18 juni 1926, nr. 133 (55 x 55 cm).