206. Kussen met het wapen van de Generaliteitsrekenkamer
Beschrijving:
Het voorblad van het kussen heeft op een donkerblauw fond in het midden het wapen van de Generaliteitsrekenkamer: in rood een klimmende leeuw van goud met in de rechterklauw zeven pijlen (voor de zeven provincies) die zijn samengebonden met een strik en in de linkerklauw een weegschaal, afhangend van een strik. Het schild is gedekt door een vijfbladige kroon van goud met vier parelpunten en wordt omvat door twee palmtakken, die zijn samengebonden met een rode strik. Het geheel wordt omkranst door twee takken met bladeren en gele oranjeappels die onderaan eveneens met een rode strik zijn vastgebonden. Tegen de takken staan aan iedere zijde drie provinciewapens, links van boven naar beneden: Holland, Utrecht en Overijssel; rechts van boven naar beneden: Zeeland, Friesland en Groningen, alle zes gedekt met een vijfbladige kroon van goud. Bovenaan in het midden staat het wapen van Gelderland, gedekt met een hertogelijke kroon: een muts van scharlaken fluweel met hermelijnen flappen, rustend op een kroon van goud.
Het achterblad van het kussen heeft op een donkerblauw fond de inscriptie: 1737.
Commentaar:
Dit kussen van vrij groot formaat is op het voorblad voorzien van het wapen van de Generaliteitsrekenkamer. Deze rekenkamer, in 1602 ingesteld door de Republiek der Zeven Verenigde Provincies - waarvan ook de wapens zijn afgebeeld, hield toezicht op de financiën van de centrale overheid. Het wapen op cat. 206 werd vanaf 1663 door de Generaliteitsrekenkamer gevoerd. Daarvoor had het wapen dezelfde kleuren als het wapen van Holland: in goud een leeuw van rood.1 Het wapen van de provincie Gelderland is als enige gedekt met een hertogelijke kroon, van het oorspronkelijke hertogdom Gelre, en was daardoor het hoogst in rang.
Cat. 206 werd vervaardigd in de Noordelijke Nederlanden, in 1737, het op het achterblad aangebrachte jaartal. Als uitvoerder in die periode, waarin de weefactiviteiten sterk waren afgenomen, komen vrijwel alleen de werkplaatsen van de Weduwe Alexander Baert te Amsterdam of van François Coppens in Delft in aanmerking. Zo leverden beiden vroedschapskussens voor Den Haag in de jaren 1738-1739.2
Er zijn drie andere tapisseriekussens met het wapen van de Generaliteitsrekenkamer bekend met jaartallen op het achterblad: uit 17133, uit 17224 en uit 1740, het laatstgenoemde in het Minneapolis Institute of Fine Arts (VS).5 Al deze kussens werden geweven naar hetzelfde ontwerp als van cat. 206, maar verschillen in enkele kleine details. Dit geldt ook voor een kussen zonder jaartal op het achterblad, van de Fondation Toms Pauli te Lausanne.6
Hiernaast zijn er verschillende losse kussenbladen van de Generaliteitsrekenkamer bewaard gebleven. Op Kasteel Duivenvoorde te Voorschoten bevindt zich een, in kleine details verschillend, met cat. 206 zeer vergelijkbaar exemplaar.7 Een kussenblad in een particuliere collectie te Amsterdam heeft een iets afwijkende voorstelling, met anders uitziende palmtakken die onderaan met één lint zijn samengebonden met de takken met oranjeappels.8 Mogelijk betreft dit een vroegere versie van het ontwerp. Het Rijksmuseum Amsterdam bezit een kussenblad dat vrijwel gelijk is aan cat. 206, maar waar de takken met oranjeappels niet zijn samengebonden met een strik, maar voortkomen uit een afgeknotte boomstronk.9 Verder zijn er nog exemplaren bekend in een Nederlandse particuliere collectie, met boven het wapen van Gelderland een kroon zonder muts,10 en tenminste twee uit de kunsthandel.11
Conditie:
Met enige slijtage.
Cat. 206
wandtapijtweverij van Anoniem Northern Netherlands (hist. region) 1737 naar ontwerp van Anoniem Northern Netherlands (hist. region) 1737
Kussen met het wapen van de Generaliteitsrekenkamer, 1737
Kasteel De Wiersse, particuliere collectie Alice J.H.J.A. de (jonkvrouw) Gatacre-de Stuers, inv./cat.nr. TP 008
Notes
1 Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 85.
2 Zie hierover bij cat. 75-a-h, Haags Historisch Museum, Den Haag.
3 Collectie Onnes van Nijenrode, kasteel Nijenrode, Breukelen, veiling Amsterdam, Frederik Muller & Cie., 4-6 juli 1933, nr. 249 (met afb.), daar gekocht door 'Morpurgo'; Collectie Sir George Burns, North Mymms Park, Hatfield, Hertfordshire, Engeland, veiling Christie's, Hatfield, 24-25 september 1979, nr. 490, met afb. Adelson 1994, p. 381, afb. 158.
4 Kasteel Rechteren, Dalfsen (68 x 77 cm). Daarvoor: Veiling Amsterdam, Frederik Muller & Cie., 12-13 november 1930, nr. 950; Collectie Jhr. S. van Citters, Engelenburg, Brummen (Gld.) en Verschillend Nederlands kunstbezit, veiling Amsterdam, Mak van Waay, 22/25 september 1942, nr. 736, met afb. Inventaris Kalf, nr. 256.
5 Adelson 1994, cat. 23. Dit is het enige kussen dat nog de originele kwasten op de vier hoeken heeft.
6 Delmarcel, De Reyniès 2010, p. 296, cat. 93. Dit kussen heeft op twee hoeken kwasten, die iets anders zijn dan van het kussen met het jaartal 1740 in Minneapolis.
7 Zie cat. 195, Kasteel Duivenvoorde, Voorschoten.
8 Collectie H.K. Borkent, Amsterdam. Daarvoor: Collectie kunsthandelaar S. Staal, Amsterdam, veiling Amsterdam, Sotheby, Mak van Waay, 13-14 oktober 1981, nr. 499, met afb. Borkent 1984-1985, pp. 264-265, met afb.; Adelson 1994, pp. 380-382, afb. 157.
9 Inv. BK-15791. Hartkamp-Jonxis 1994-1995, pp. 34, 36, fig. 7; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 85.
10 Collectie J.J. Post, Amsterdam, 1972 (66 x 74 cm.). Inventaris Kalf, nr. 385.
11 1. Veiling Amsterdam, Mak van Waay, 24 juni 1958, nr. 619, met afb. 2. Kunsthandel Mayorcas, Londen, 1973, afgebeeld in: Antiek 9 (1973), p. 360; Veiling Amsterdam, Sotheby's, 17 december 2002, nr. 12, met afb.; Opnieuw Veiling Amsterdam, Sotheby's, 22 juni 2004, nr. 4A, met afb.; Kunsthandel Van Blaricum & Vis, Utrecht, zie Van Blaricum 2005, p. 17, met afb.; Kunsthandel Jacques Fijnaut, Amsterdam, getoond op TEFAF, Maastricht, 2012 en 2016 en op kunstbeurs PAN, Amsterdam, 2014-2017 (naar een iets ander ontwerp dan de overige bekende exemplaren en met een soort boomstronk onderaan). Zie ook Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 308, noot 92. Een mogelijk ander exemplaar was het kussen op de Veiling Amsterdam, 'De Brakke Grond', J. Schulman, 15/17 maart 1904, nr. 784.