53. Scipio en de gezanten van Carthago uit een reeks met De Geschiedenis van Scipio
Beschrijving:
Links op de voorgrond zit Scipio, afgebeeld als Romeins consul, op een tabouret met sfinxvormige poten. Hij heeft een lauwerkrans op zijn hoofd en een rozerode brokaten mantel om zijn schouders geslagen. Zijn blik is naar rechts gericht en hij heft zijn linkerhand op in een spreekgebaar. Achter hem staan drie Romeinse lictoren, waarvan twee met de fascesbundels, de tekenen van zijn waardigheid. Op de grond voor Scipio zit een man in een blauw krijgstenue, zijn rechterarm rustend op zijn op de grond naast hem liggende helm en de linkerhand losjes op zijn zwaard en de blik gericht naar rechts. Achter hem zijn nog het hoofd en de schouders zichtbaar van een jongeling die zijn blik schuin naar de beschouwer richt. De groep rechts, van zes bebaarde mannen met lange mantels aan en, op één na, tulbanden op hun hoofd, zijn gezanten uit Carthago. De twee voorste Carthaagse gezanten knielen voor Scipio neer en dragen olijftakken ten teken van hun vredesmissie. Links en rechts achter de figuren bevinden zich boomgroepen en op de voorgrond groeien planten. In het midden is een doorkijk naar de belegering van Carthago in de verte, met verschillende soldaten te paard die rond de stadsmuren rijden en voetvolk dat pijlen en bogen op de stad en de wachters op de muren heeft gericht.
Middenonder, op een lichte rand tussen de hoofdvoorstelling en de benedenboord staat de signatuur FRANCISCVS.SPIRINGIVS.FECIT met aan weerszijden een motief van gekrulde lijnen.
Rondom lopen boorden met, op een oranje met rood fond, slingerende druivenranken, klimop en bloeiende winde, middenonder met een gestrikt lint samengebonden, en daartussen verschillende vogels, vlinders en andere insecten. In de vier hoeken bevinden zich rolwerkcartouches met ronde medaillons, met daarin bovenaan verschillende trofeeën, zoals fascesbundels en een vaandel met de letters S.P.Q.R. en onderaan de tweeling Romulus en Remus, de legendarische stichters van de stad Rome, met de wolvin die hen zoogde (links en rechts identiek). Langs de binnenzijde van de boord loopt een smalle ornamentrand met een gestileerd bladmotief en langs de buitenzijde van de boord een smalle rand met een geschakeld ornament in een imitatie van lijstwerk. Het geheel is omgeven door een donkerblauwe stootboord met onderaan links het wapen van Delft met aan weerszijden de letters H en D, het stadsmerk van Delft, en rechts onderaan het weversmerk van François Spiering.
Commentaar:
Op dit wandtapijt, uit een reeks met De Geschiedenis van Scipio, is voorgesteld hoe de gezanten van Carthago met de Romeinse veldheer Scipio komen onderhandelen over de belegering van hun stad. Het is een verbeelding van de overgave van Carthago aan Scipio in het jaar 201 v.Chr., uit Titus Livius, Ab Urbe Condita, XXX, 36.1 In deze reeks met De Geschiedenis van Scipio, waartoe ook cat. 53 behoort, worden de militaire operaties en heldendaden voorgesteld van de Romeinse legeraanvoerder Publius Cornelius Scipio, genoemd Scipio Africanus Maior ('de Oudere') (235-183 v.Chr.) tijdens de tweede Punische oorlog tussen Rome en Carthago van 218-201 v.Chr. (Titus Livius, Ab Urbe Condita, boek XXI-XXX). Hierbij wordt de nadruk gelegd op Scipio's edele gedragingen tijdens zijn expeditie tegen Carthago.2 Dit geldt ook voor cat. 53, waarop is voorgesteld hoe Scipio de gezanten van Carthago zijn vredesvoorwaarden voorlegt en daarbij aangeeft dat ze na de overgave van hun stad, waardoor Rome de controle over het westelijke deel van de Middellandse Zee kreeg, vrij zouden blijven om volgens hun eigen wetten te leven en het land konden behouden dat ze voor de oorlog in hun bezit hadden.3 Ook zijn op de achtergrond, buiten de muren van Carthago, de Romeinse soldaten te zien die volgens Scipio's afspraak meteen zouden stoppen met het plunderen van de stad als de gezanten zijn voorwaarden voor vrede accepteerden en zonder toestemming van Rome geen oorlog meer zouden voeren.4
De boorden van het wandtapijt, met Romeinse symbolen in de hoekmedaillons passen bij het onderwerp van de voorstelling in het middenveld.
Het ontwerp van cat. 53 werd gemaakt door Karel II van Mander voor de werkplaats van François Spiering in Delft. Dit blijkt uit een document van 11 december 1617 waarin melding wordt gemaakt van het feit dat Van Mander zijn ontwerpen van de Scipio-reeks nog niet zou hebben voltooid bij zijn vertrek bij Spiering in 1615.5 Ook stilistisch zijn de monumentale figuren met expressieve gezichten op de voorgrond kenmerkend voor de wandtapijtontwerpen van Karel II van Mander.6
Karel II van Mander was zeker van 1608 tot circa 1615 bij de werkplaats van François Spiering in dienst als wandtapijtontwerper, maar waarschijnlijk werkte hij daar ook al enkele jaren eerder, vanaf omstreeks 1606.7 De Scipio-reeks was een van zijn eerste ontwerpen voor wandtapijten.
De Staten-Generaal gaf in 1610 ordonnantie tot betaling van 515 gulden aan een zekere Coquel 'voor de schilderie' van deze Scipio-reeks.8 Dit zal betrekking hebben op het schilderen van de kartons.9 Waarschijnlijk was deze verder niet bekende schilder daarbij de assistent van Van Mander, die zelf betaald werd door François Spiering waarbij hij in loondienst was.10 De eerst bekende uitvoering van deze Scipio-reeks, bestaand uit acht wandtapijten, was bestemd voor Thomas Howard, graaf van Suffolk (1561-1626), kamerheer van de Engelse koning Jacobus I. De wandtapijten waren in 1607 besteld door Howard zelf, maar werden in 1610 aan hem geschonken door de Staten-Generaal.11 Ze werden uiteindelijk geleverd in 1611, toen ook de eindbetaling aan Spiering werd gedaan.12 Het exemplaar van De overgave van Carthago uit die reeks, met de ingeweven datering ANNO 1609 (80 cm smaller dan cat. 53 en in details verschillend; met name met minder en andere figuren in het midden en in de stoet op de achtergrond), voorzien van de wapens van de graaf van Suffolk en zijn echtgenote Catherine Knyvet, bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam.13 Het enige andere bekende Scipio-tapijt dat de wapens van Thomas Howard en zijn vrouw draagt, eveneens 1609 gedateerd, is De Grootmoedigheid (Clementia) van Scipio in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel.14
Naast de reeks voor Thomas Howard, graaf van Suffolk, zijn twee andere uitvoeringen van de Scipio-reeks gedocumenteerd: 1. een reeks van tien wandtapijten die in 1613 door de Staten-Generaal werd geschonken aan Elizabeth Stuart (1596-1662), de oudste dochter van de Engelse koning Jacobus I, ter gelegenheid van haar huwelijk met keurvorst Frederik V van de Palts (1596-1632), een kleinzoon van Willem van Oranje15 en 2. een reeks bestaand uit dertien wandtapijten die in 1619 werd gekocht door koning Gustaaf II Adolf van Zweden (1594-1632) voor zijn huwelijk met Maria Eleonora van Brandenburg en die in december 1620 in Zweden arriveerde.16
Van cat. 53 wordt aangenomen dat het behoorde tot de laatstgenoemde Scipio-reeks van de Zweedse koning.17
Tegenwoordig nog bekende Scipio-tapijten met dezelfde boorden als cat. 53 zijn De Zelfbeheersing (Continentia) van Scipio, in het Nationalmuseum, Stockholm18, De Verovering van Carthago, in het Museo Nacional de Escultura in Valladolid19, De Triomf van Scipio te Rome, in het Palazzo Communale te Cagliari op Sardinië20, Scipio en de eed van de jonge Romeinen, in het Fürstliches Schloss Thurn und Taxis in Regensburg21 en de Grootmoedigheid (Clementia) van Scipio, in de kunsthandel in Spanje in 2020.22 Van deze vijf wandtapijten wordt eveneens aangenomen dat ze stammen uit de reeks voor de Zweedse koning Gustaaf II Adolf uit 1619-1620.23 Deze reeks, die door zijn dochter, koningin Christina van Zweden (1626-1689), na haar troonsafstand in 1654 naar Rome werd meegenomen, bevond zich in 1879 nog in Italië.24 Gezien het feit dat cat. 53 in 1925 onderdeel was van de collectie van Camillo Castiglioni, die deels van Italiaanse afkomst was, maakt het ook verder aannemelijk dat het tot diezelfde uitvoering van de Scipio-reeks behoorde.
Conditie:
Goed. Restauratie op het restauratie-atelier voor wandtapijten van het Rijksmuseum te Amsterdam, 1954-1959.25
Cat. 53
wandtapijtweverij van François Spiering naar ontwerp van Karel van Mander (II)
De overgave van Carthago, ca. 1619-1620
Delft, Museum Prinsenhof Delft, inv./cat.nr. B 56
Notes
1 Van Elden 1957, p. 15.
2 Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 217.
3 Idem, pp. 215, 217.
4 Hartkamp-Jonxis 2007a, pp. 76-77.
5 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 298.
6 Vergelijk bijvoorbeeld met cat. 52, De overgave van Porus aan Alexander uit een reeks met De Geschiedenis van Alexander de Grote, eveneens in Museum Prinsenhof Delft.
7 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 391. Zie ook Hartkamp-Jonxis 2007a, p. 76.
8 Van de Graft 1869, p. 76.
9 Göbel 1923a, I, 1, p. 540.
10 Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 218; Hartkamp-Jonxis 2007a, p. 79.
11 Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 171, 193, 194, 196. Zie ook Hartkamp-Jonxis 2007a, p. 80.
12 Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 202, 203; Hartkamp-Jonxis 2007a, pp. 79-80.
13 Mulder-Erkelens 1980; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 53; Hartkamp-Jonxis 2007a; Marcos Villán 2021, pp. 36-37, afb. 5. Dit wandtapijt was in 1967 in bezit van de Galleria d'Arte Alassio - di Gualco uit Alassio en Genua en werd toen getoond op de Kunstbeurs van Florence.
14 Inv. Tp 4. Mulder-Erkelens 1980, pp. 38, 39 (afb. 3), 41, 46 (nr. 1); Delmarcel 1999, p. 211, afb.; Marcos Villán 2021, p. 36, afb. 4; Delmarcel, De Meûter 2023, cat. 45.
15 Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 222, 225, 226. In 1661 ging deze reeks naar Engeland. Göbel 1923a, I, 1, p. 539.
16 Böttiger 1896-1898, II, pp. 7-8; Van Elden 1957, p. 18; Nordenfalk 1966, pp. 276-278; Mulder-Erkelens 1980, pp. 44-46.
17 Cat. tent. Stockholm 1966, cat. 1 212; Nordenfalk 1966, pp. 276, 278; Marcos Villán 2021, p. 41.
18 Inv. NM 19/1918. Het werd in 1918, hoogstwaarschijnlijk in Rome, aangekocht. Van Ysselsteyn 1936, I, p. 301, afb. 42; Cat. tent. Stockholm 1966, cat. 1 213; Nordenfalk 1966, pp. 276, 277 (afb. 8), 278, 294, noot 34; Mulder-Erkelens 1981, pp. 38 (afb. 2), 45, 46 (nr. 2); Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 218, noot 91; Marcos Villán 2021, p. 37, afb. 7.
19 Inv. CE2610, verworven in 1997. Zie Marcos Villán 2021. Voorheen in een Spaanse particuliere collectie en bekend als De Landing van Scipio op de Afrikaanse kust. Mulder-Erkelens 1980, pp. 38, 39 (afb. 6), 40, 46 (nr. 3); Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 217.
20 Van Ysselsteyn 1936, I, p. 301, afb. 43; Nordenfalk 1966, p. 276, afb. 7; Mulder-Erkelens 1980, pp. 41 (afb. 10), 46 (nr. 5); Hartkamp-Jonxis 2007a, p. 80; Marcos Villán 2021, p. 38, afb. 10.
21 Inv. St. E. 11381. Zie Mulder-Erkelens 1980, p. 46 (nr. 6); Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, p. 217, afb. 81; Hartkamp-Jonxis 2007a, p. 80, noot 14; Marcos Villán 2021, p. 37, afb. 6.
22 Veiling Madrid, Goya Subastas, 14-15 december 2020, nr. 321. Zie Marcos Villán 2021, pp. 37-38, afb. 8.
23 Nordenfalk 1966, pp. 276, 278; Mulder-Erkelens 1980, p. 45; Marcos Villán 2021, p. 41.
24 Barbier de Montault 1879, pp. 99-100; Nordenfalk 1966, p. 278; Hartkamp-Jonxis 2007a, p. 79; Marcos Villán 2021, pp. 40-41.
25 Jaarverslagen Rijksmuseum: 1954, p. 20; 1955, p. 24; 1956, p. 22; 1957, p. 20; 1959, p. 38.