22. Landschapsverdure met jacht en landelijke taferelen
Beschrijving:
De centrale voorstelling bestaat uit een heuvelachtig boslandschap met grote planten op de voorgrond waarin verschillende personen zich bezig houden met onder meer de jacht en de oogst. Op de voorgrond drijven jagers met een geweer, stokken en lansen op steigerende paarden en te voet met behulp van een zestal honden een wild zwijn in het nauw en vallen het aan. Geheel rechts vooraan staat een jager die op een jachthoorn blaast terwijl een hond naast hem naar hem omhoog kijkt. Ook de jager in het midden, achter het wilde zwijn, blaast op een jachthoorn. Geheel links staat een jager met een stok in zijn hand bij een vrouw met wapperende rokken. Op het tweede plan rechts ligt een rechthoekig veld waar meerdere boeren en vrouwen bezig zijn met het binnenhalen van de graanoogst, onder andere met een wagen met twee paarden ervoor. Links op het tweede plan lopen twee boeren met hakhout en meer naar het midden bevindt zich een vrouw met een kruik op het hoofd. Rechts daarvan loopt een boer met een tak over zijn schouder langs de oever van een rivier en in de richting van een dorpje - met een kerk en daaromheen enkele huizen - dat aan de overzijde van het water tussen de loofbomen ligt.
Rondom lopen boorden met op een crème fond vazen, cornucopia's en arrangementen met bloemen, bladeren en vruchten, daartussen blauwe draperieën, halffiguren en spelende kinderen. In met zuilen opgebouwde paviljoens, met mannelijke en vrouwelijke sfinxen erop, in het midden van de zijboorden en onder pergola's in de benedenhoeken zijn allegorische en mythologische figuren geplaatst. Dit zijn, met de klok mee, beginnend bij rechts midden: een staande gekroonde vrouwenfiguur met een gelaarsd been gestoken door een split aan de voorkant van haar rok en in haar linkerhand een staf die ze naast zich op de grond steunt (Hippolyte, koningin van de Amazonen?); rechtsonder een zittende vrouw spelend op een luit, met op de grond bij haar voeten een liggende kromhoorn en nog een luit, de personificatie van de Muziek; linksonder een zittende, bebaarde mannenfiguur spelend op een lier, met drie dieren (waaronder een hert) aan zijn voeten, waarschijnlijk Orpheus en eveneens bedoeld als personificatie van de Muziek; midden links een staande vrouwenfiguur met bloemen in het haar, een bloemtak in een hand en in de andere hand een bloemenkrans (de personificatie van de Lente?). In het midden van de horizontale boorden is eenzelfde tafereel voorgesteld (dat echter in de benedenboord door beschadigingen en oude restauraties onduidelijk is geworden) van een tuinafscheiding waarvoor rechts een op een lier spelende jongeman zit, met een lichtkrans van zonnestralen aan weerszijden van zijn hoofd, de zonnegod Apollo, beschermgod van de Poëzie en de Muziek en links van hem een jonge vrouw, gekroond met bloemen en een bloemtak in de tegen haar borst gedrukte hand (Terpsichore, de muze van zang en dans?). Aan de binnen- en buitenzijde van de boorden, maar steeds onderbroken in het midden van elke boord, lopen smalle ornamentboorden met een motief van een dubbel slingerend lint en gestileerde bloemen en klaverblaadjes.
Commentaar:
Cat. 22 behoort tot een populair genre wandtapijten dat in meerdere weefcentra van de Zuidelijke Nederlanden werd uitgevoerd. De plaats van vervaardiging is bij het ontbreken van stadsmerken daardoor vaak moeilijk vast te stellen. Van het type smalle ornamentboorden aan de binnen- en buitenzijde van de boorden van cat. 22, met een motief van een dubbel slingerend lint en gestileerde bloemen, dat eveneens voorkomt rond verschillende wandtapijten met het stadsmerk van Oudenaarde uit de periode omstreeks 1575-1625, werd door Ingrid De Meûter vastgesteld dat het uitsluitend in dat productiecentrum werd toegepast.1 Op enkele wandtapijten uit Edingen komt echter eveneens een zeer vergelijkbaar motief voor, zoals op een reeks Landschappen met tuinen, jachttaferelen en wilde dieren voorzien van het stadsmerk van Edingen en het weversmerk van Philippe van der Cammen, uit particulier bezit.2 Hierbij komt nog dat de allegorische figuren in de twee zijboorden van cat. 22 niet gelijk aan elkaar zijn, of in spiegelbeeld zijn afgebeeld, zoals dit eigenlijk wel bijna steeds het geval is bij zestiende-eeuwse wandtapijten uit Oudenaarde.3 Bij wandtapijten uit Edingen komen echter vaker verschillen bij de figuren in de zijboorden voor.4 Ook komen er aan die op cat. 22 vergelijkbare zuilenpaviljoens met sfinxen erop en daarin zittende vrouwenfiguren voor in de zijboorden van de hierboven reeds genoemde Edingse reeks Landschappen met tuinen, jachttaferelen en wilde dieren.5 Een van de vrouwenfiguren daar heeft een bloemtak en een bladerkrans in haar handen, op dezelfde wijze als de mogelijke figuur van Lente op cat. 22 (maar daar met een bloemenkrans). Naast een eventuele uitvoering van cat. 22 in Oudenaarde behoort een vervaardiging van dit wandtapijt in Edingen daarom eveneens tot de mogelijkheden.
De kleding die de figuren in de voorstelling van cat. 22 dragen is omstreeks 1570-1590 te dateren. Derhalve ligt de uitvoering van het ontwerp omstreeks het laatste kwart van de zestiende eeuw. Dit type wandtapijten werd waarschijnlijk nog tot in de zeventiende eeuw geproduceerd.
Er zijn nog vrij veel wandtapijten met vergelijkbare jachttaferelen bekend, zowel uit Oudenaarde als uit Edingen.6 Vaak zijn de voorstellingen van deze wandtapijten opgebouwd uit vergelijkbare elementen en worden dezelfde vegetatie, dieren of figuren in andere ensceneringen bij elkaar geplaatst. De hoornblazer rechts en de ruiter te paard met de hond komen bijvoorbeeld ook voor op een wandtapijt met een luipaardjacht in het Rijksmuseum te Amsterdam.7 De boorden daarvan zijn echter anders dan die van cat. 22. Er zijn geen andere wandtapijten met identieke boorden bekend die een reeks met cat. 22 zouden kunnen vormen.
De musicerende figuren in de benedenhoeken van de boorden van cat. 22 zullen beide personificaties van de Muziek zijn.8 Enigszins afwijkend hierbij is de voorstelling van de op een lier spelende en door dieren omringde Orpheus als een bebaarde figuur in plaats van als de gebruikelijke jongeman. De taferelen met Apollo in de horizontale boorden lijken eveneens te verwijzen naar de Muziek, mogelijk in combinatie met de Poëzie.9 De met bloemen gekroonde vrouwenfiguur naast Apollo zou Terpsichore, de Muze van zang en dans kunnen voorstellen, een van de negen metgezellinnen van Apollo.10 Het thema van de Muziek lijkt niet op te gaan voor de vrouwenfiguren in de zijboorden. Ook is het onduidelijk of er een onderlinge relatie tussen hen is. De vrouw links, met bloemen in haar handen en op haar hoofd, zou de personificatie van de Lente kunnen betreffen.11 Met de strijdbare vrouwenfiguur met een staf in haar hand in de rechterzijboord zou mogelijk Hippolyte, de koningin van de Amazonen bedoeld kunnen zijn.
Conditie:
Met vooral in de boorden een aantal zichtbare oude restauraties waardoor details niet altijd goed te onderscheiden zijn.
Cat. 22
wandtapijtweverij van Anoniem ca. 1575-1600 naar ontwerp van Anoniem ca. 1575-1600
Landschapsverdure met jacht en landelijke taferelen, ca. 1575-1600
Zypendaal (landgoed, Arnhem), Geldersch Landschap & Kasteelen, inv./cat.nr. Inv. GK 04686
Notes
1 Zie De Meûter 1998b, pp. 97, 103, 104, afb. 7; De Meûter 1999a, pp. 142-147, 176-179, 183-184. Zie ook cat. 190-cat. 191, Museum Catharijneconvent, Utrecht, cat. 121, 'Trou moet Blycken', Haarlem, cat. 7, RCE, Amersfoort en cat. 174, Museum Rotterdam.
2 Delmarcel 1980, pp. 50-53, cat. 20-22.
3 Vergelijk bijvoorbeeld De Meûter 1999a, pp. 134-135, 140-147, 170-182. Een enkele keer zijn er ook kleine verschillen. Zie De Meûter 1999a, pp. 141, 183, 185, 187.
4 Zie bijvoorbeeld Delmarcel 1980, pp. 50-53, cat. 20-22, pp. 96-103, cat. 44-48; Delmarcel 1999, pp. 172-175 en cat. 171, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam en cat. 82, Oude Stadhuis Den Haag.
5 Delmarcel 1980, pp. 50-53, cat. 20-22.
6 Voor Oudenaarde, zie bijvoorbeeld cat. 174, Museum Rotterdam; Bennett 1992, cat. 38; De Meûter 1999a, pp. 142-147. Voor Edingen, zie Delmarcel 1980, p. 53; Delmarcel 1999, pp. 172-173, 175.
7 Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 32.
8 Zie Hall 1996, pp. 205-206, 209, 247, 265-266, 378-379.
9 Zie Idem, pp. 25-26.
10 Zie Idem, pp. 245-246.
11 Zie Idem, pp. 49, 356.