3. Vijf wandtapijten uit een reeks met Bezigheden in de Vier Jaargetijden
Op kasteel Amerongen bevindt zich een reeks van vijf wandtapijten met taferelen van bezigheden van het landleven die kenmerkend zijn voor de vier seizoenen. Hierbij zijn op twee wandtapijten verschillende zomerse activiteiten voorgesteld. De andere drie zijn elk aan een bezigheid in een van de overige jaargetijden gewijd.1
De gobelinkamer op de begane grond, waar de wandtapijten zich bevinden, was een van de drie ruimten in kasteel Amerongen die in de periode 1899-1907 opnieuw werden ingericht door de architect P.J.H. Cuypers (1827-1921). Dit gebeurde in opdracht van Godard John George Charles graaf van Aldenburg Bentinck (1857-1940), die het kasteel in 1879 had geërfd.2 Bij deze herinrichting werden reeds aanwezige elementen opgenomen in een nieuw totaalbeeld dat in stijl aansluit bij het uit de zeventiende eeuw daterende gebouw. Zo werden cat. 3-a-e, die in beschadigde toestand waren aangetroffen op een van de zolders van kasteel Amerongen, ingepast in een wandbetimmering, onderdeel van een soort stijlkamer.3 Er zijn weinig details bekend over Cuypers' plannen voor de gobelinkamer en de werkzaamheden eraan. Zo zijn er geen schetsen van Cuypers voor deze kamer bewaard gebleven. De wandtapijten waren er wel al in 1883 te zien,4 maar waarschijnlijk werden ze rond 1903, toen er aan het stucplafond werd gewerkt, tijdelijk verwijderd.5
Volgens een boedelinventaris van het kasteel uit eind 1747 of begin 1748 waren de wanden van deze kamer, toen torenkamer genoemd, ook al bekleed met een 'Tapijte behangsel', waarover geen verdere details werden gegeven.6 Die wandtapijten moeten daar in ieder geval zijn aangebracht na 1725, omdat dit vertrek toen nog werd aangeduid als het 'gouwt leer salet'7, nadat er al in een inventaris uit 1722 werd vermeld dat de wanden van deze 'toornkamer' behangen waren met 'out goudleer'.8 In de inventaris van 2 juli 1766 worden geen wandtapijten meer in deze kamer genoemd, maar wel is er dan sprake van 'vijf stukken tapijt' met 'swarte lijst', die zich met andere 'tapisserie' bevinden in een zogenaamde Oost-Indische kist op de galerij.9 Met de zwarte lijst of randen zal daarbij gedoeld zijn op wandtapijtboorden die zwarte schilderijlijsten imiteren. Vaak waren die laatste ook voorzien van vergulde versieringen. Deze beschrijving kan dan heel goed betrekking hebben op de boorden van cat. 3-a-e, die een imitatie van een schilderijlijst zijn, bestaand uit een blauwzwarte staaf met daarop ornamenten in de vorm van geel met bruine acanthusbladeren.
De waardering van deze reeks is gedurende de laatste honderd jaar wisselend geweest. In het begin van de 20ste eeuw werd de gobelinzaal uiterst enthousiast beschreven: 'Van de wanden van een dergelijke zaal slaan vlammen van louter pracht en praal uit en doen een vreugde-vuur laaien in de oogen van den aanschouwer, als hij de zware en kostelijke weelde in gansche overgave op zich laat inleven. Naast zo'n zeventiende, achttiende-eeuwse kamer-aankleding, aan welke overlading niet altijd vermeden is, vindt men zelfs in de meest stijlvolle stoffeeringen van tegenwoordig iets kouds.'10 Enige decennia later is men al een stuk minder bevlogen en wordt de reeks beschouwd als 'veel minder fijn' dan de 'bijzonder fraaie tapisserie in de galerij' door Maximiliaan van der Gucht uit Delft (zie cat. 1).11 Weer ruim dertig jaar later wordt er opnieuw tamelijk zuinig geoordeeld dat het 'in hun soort geen topstukken' zijn, hoewel ze 'hun frisse kleuren goed behouden' hebben.12
Hoewel cat. 3-a-e zeker in de achttiende eeuw zijn gemaakt vanwege de aanwezigheid van het voor die eeuw kenmerkende type boorden die een schilderijlijst imiteren, is het niet eenvoudig om de plaats van vervaardiging van deze wandtapijten vast te stellen. Dit komt doordat ze niet van merken zijn voorzien, maar vooral doordat de voorstellingen op cat. 3-a-e oorspronkelijk te herleiden zijn naar voorbeelden uit de Zuidelijke Nederlanden uit het tweede kwart van de zestiende eeuw, die op hun beurt weer gedurende de eeuwen daarna meerdere malen en in verschillende productiecentra werden hernomen, met name in Engeland en de Zuidelijke Nederlanden.13
Hiervan heeft cat. 3-a-e nog de meeste overeenkomsten met een in Engeland geweven reeks van vijf wandtapijten met Maanden (ook wel aangeduid met Seizoenen), bewaard te Ham House in Richmond. Deze bezit voorstellingen waarop verschillende van de figuurgroepen op cat. 3-a-e eveneens voorkomen, deels in spiegelbeeld: Ploegen en Zaaien: Februari, Maart; Koeien Melken: April; Schapen scheren en Hooioogst: Juni, Juli; Valkenjacht en Maaien: Mei en Augustus; Wijnoogst: Oktober.14 De wandtapijten van die reeks zijn voorzien van boorden met de wapens van Lord Shelburne, waardoor ze tussen 1699 en 1719 kunnen worden gedateerd. Ze werden mogelijk in Soho gemaakt, door wevers die voorheen werkzaam waren op de enige tijd daarvoor in bedrijf zijnde werkplaats te Mortlake. De voorstellingen van de reeks van Ham House zijn weer voor een deel gebaseerd op eerdere in Mortlake, vanaf 1623, uitgevoerde reeksen met de Bezigheden van de Maanden, waarvan de enige overgeleverde, nog volledige, reeks van zes wandtapijten, geweven circa 1624-1625, zich tegenwoordig bevindt in de Stedelijke Collecties van Genua.15 De in Mortlake vervaardigde Bezigheden van de Maanden waren zelf weer interpretaties van een (niet meer overgeleverde) zestiende-eeuwse reeks wandtapijten uit de Zuidelijke Nederlanden, die weer schatplichtig was aan de zogenaamde Lucas Maanden en aan miniaturen in getijdenboeken, vooral die van Simon Bening (1483/1484-1561) uit circa 1515.16
Hoewel in al de voorstellingen van cat. 3-a-e in meer of mindere mate vergelijkbare composities en elementen voorkomen als op de verschillende in Engeland vervaardigde reeksen Maanden en Bezigheden van de Maanden, zijn daarmee toch te grote verschillen in de uitwerking daarvan om cat. 3-a-e eveneens aan een Engelse werkplaats toe te kunnen schrijven. Zo zijn de composities van cat. 3-a-e meer uit elkaar getrokken, waardoor er legere landschappen ontstaan en de voorstellingen een geheel ander karakter hebben. Ook zijn de kostuums ervan allemaal veranderd (van zestiende-eeuwse naar zeventiende-eeuwse boerenkledij) en is de houding van de figuren levendiger gemaakt, onder meer door soms gezichten naar de beschouwer te richten. Bovendien zijn de boorden niet van een in Engeland toegepast type.
De boorden van cat. 3-a-e zijn daarentegen gelijk aan een type dat werd toegepast rond wandtapijten die werden geweven in Berlijn in de achttiende eeuw en dat wel werd aangeduid als 'charakteristische Berliner Bordüre'.17 Deze boorden zijn vooral aangetroffen rond wandtapijten uit reeksen met Chinese en Indiase voorstellingen door de Berlijnse werkplaatsen van Jean Barraband (1677-1725) en Charles Vigne (werkzaam in Berlijn 1720-1751) gemaakt in de periode circa 1715-1750.18 Bij nadere beschouwing zijn er meer overeenkomsten aan te wijzen van cat. 3-a-e met de in Berlijn geproduceerde wandtapijten uit de werkplaats van Charles Vigne.19 Zo zijn de kleurstellingen ervan, met vooral verschillende tinten beige en bruin, blauw en zilverwit gecombineerd met een heldere kleur rood, zeer vergelijkbaar met wat wel werd aangeduid als het 'Berliner Skala'.20 Verder vertonen zowel cat. 3-a-e als de in Berlijn vervaardigde wandtapijten figuren met duidelijke, scherpe contouren en donkere schaduwpartijen in open landschappen met sferische luchten.21 Tenslotte komen er sterk aan die van cat. 3-a-e vergelijkbare bomen voor op Berlijnse wandtapijten met voorstellingen van Jachten.22
Een belangrijke aanwijzing dat er in Berlijn ook werkelijk wandtapijten met een vergelijkbare iconografie als cat. 3-a-e werden geweven, geeft een lijst van de werkplaatsvoorraad van de erven van Charles Vigne uit circa 1763. Hierin komen vermeldingen voor van reeksen van vijf wandtapijten met 'Verdüre mit Bauernfiguren' bij zowel de 'Mittelfeine Garnituren' als de 'Geringe Garnituren'.23 In de laatstgenoemde rubriek werd bovendien een reeks van vijf wandtapijten met 'Verdüre mit Landschaft und Bauernfiguren' genoemd. Tevens bevond zich toen bij de 'Vorrätige Einzelstücke' een 'Verdüre mit Schäferfiguren'. Hiervan zijn vooralsnog geen voorbeelden gelokaliseerd, zodat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of het hier wandtapijten met de bezigheden van het jaar betrof of eenvoudigweg boeren en herders in landschappen.
Wevers in Duitsland, waarvan de meeste vanuit het Franse Aubusson waren geëmigreerd, werkten veelal naar prenten of bestaande wandtapijten. Het is hierbij wel frappant dat men klaarblijkelijk in sommige gevallen gebruik maakte van dezelfde voorbeelden als in Engeland, waar een vergelijkbare praktijk gold.24
Er is nog geen volledige duidelijkheid over de wijze waarop, en wanneer precies, cat. 3-a-e in kasteel Amerongen terecht zijn gekomen. Gezien de vermeldingen in de boedelinventarissen uit 1747-1748 (aan de wand) en 1766 (opgeborgen in een kist), was de reeks in ieder geval aanwezig vóór 1748. Als mogelijke opdrachtgever of eerste eigenaar zou dan Frederik Willem van Reede (1717-1747) van Amerongen, vierde graaf van Athlone, in aanmerking kunnen komen. Een andere, misschien nog betere, mogelijkheid is diens oom Reinhard van Reede (1678-1747) van Middachten. Deze was namelijk in 1730-1742 en 1746-1747 voor de Staten-Generaal gezant aan het hof van de koning van Pruisen in Berlijn.25 Dit is een interessant gegeven, omdat er een instructie van de Pruisische koning Frederik de Grote bekend is uit 1741 (een jaar na zijn troonsbestijging), waarin bepaald wordt dat diplomatieke geschenken aan buitenlandse gezanten steeds moeten bestaan uit wandtapijten door Charles Vigne ter waarde van ongeveer 1500 'reichstaler' - een bedrag gelijk staand aan een reeks van precies vijf wandtapijten: 'Wenn die frembde Gesandte Presenter Kriegen, muss man jedesmal von Vigne eine Tapete von ongefähr 1500 Rtlr. nehmen.'26 In het geval dat cat. 3-a-e een dergelijk geschenk van de Pruisische koning aan Reinhard van Reede van Middachten is geweest, wat nog aannemelijker wordt door de waarschijnlijke vervaardiging door Charles Vigne, zijn er meerdere mogelijke verklaringen voor de aanwezigheid ervan op kasteel Amerongen. Zo zou Reinhard de reeks bij zijn overlijden (te Berlijn) in 1747 kunnen hebben nagelaten aan Frederik Willem, die de enige erfgenaam van zijn oom was.27 Frederik Willem stierf zelf overigens slechts korte tijd later, in hetzelfde jaar 1747. Een andere mogelijkheid is dat Reinhard van Reede de reeks al in 1742 als huwelijksgeschenk gaf aan Frederik Willem, die toen trouwde met Louise Isabella Hermelina van Wassenaar Duivenvoorde (1719-1756). Een derde mogelijkheid is dat de reeks door Frederik Willem zelf werd aangeschaft met het oog op zijn aanstaande huwelijk, toen hij vóór 1742 geruime tijd bij zijn oom Reinhard in Berlijn woonde.28
Het tot op heden enige andere getraceerde exemplaar uit de reeks Bezigheden in de Jaargetijden als van cat. 3-a-e, ook met hetzelfde type boorden, is een wandtapijt met De wijnoogst - Herfst, dat in 1931 verscheen op een veiling in New York.29
Cat. 3
wandtapijtweverij van Charles Vigne naar ontwerp van Anoniem Berlin (city, Germany) ca. 1730-1747
Reeks wandtapijten met Bezigheden in de Vier Jaargetijden, ca. 1730-1747
Amerongen, Stichting Kasteel Amerongen
3-a. Het van stal halen van het vee, de melkende boerin, de boterkarnster - Voorjaar (oostwand, tegenover de schoorsteen)
Beschrijving:
In een landschap staat rechts een boerenschuur met daarvoor een boerin met een karnton. Achter de schuur, met een halve schuurdeur en natuurstenen posten en kozijnen om deur en ramen, is nog de vierkante toren van een landhuis of herberg zichtbaar. Op de voorgrond links knielt een vrouw, gekleed in een wit hemd met daarover een blauw jak, een rode onderrok en een gele overrok. Ze melkt een koe met lange, gebogen horens en een riem met een bel om de hals. Daarachter zijn twee mannen met herdersstaven in de hand bezig enkele koeien en bokken van de stal naar het land te brengen. Iets verderop graast een kleine kudde schapen. Op de achtergrond staat links een boerderij en bevinden zich door houten hekken omheinde velden en verspreid staande bomen. Op de voorgrond - midden, links en rechts - staan drie grote bloeiende planten en ligt een tak met eikenbladeren tussen enkele groene plantjes.
Rondom lopen boorden als een imitatie van een schilderijlijst, waarbij over een blauwzwarte ronde staaf (met lichtblauwe hoogsels) gekrulde acanthusbladeren in geel en bruin op regelmatige afstanden van elkaar en spiegelbeeldig vanuit het midden zijn geplaatst. In de hoeken zijn bruinrode schildachtige ornamenten schuin geplaatst.
Commentaar:
Hier worden bezigheden van het landleven voorgesteld die kenmerkend zijn voor het voorjaar, zoals het van stal halen van het vee na de winter, de melkende boerin en de boterkarnster. De melkende vrouw zit links van de koe, terwijl dat in werkelijkheid altijd rechts is. Dit betekent dat de voorstelling op dit wandtapijt in spiegelbeeld moet zijn aan het oorspronkelijke ontwerp.
Op het wandtapijt Koeien Melken: April uit de in Engeland vervaardigde reeks in Ham House komen eveneens verschillende elementen uit deze voorstelling in spiegelbeeld en in een iets andere plaatsing voor.30 Die voorstelling gaat terug op een vroegere versie die in Mortlake werd geweven (zoals die in de Stedelijke Collecties van Genua).31 In de interpretatie op cat. 3-a zijn de figuurgroepen in vergelijking met de Engelse wandtapijten meer uit elkaar getrokken en in de ruimte geplaatst.
Conditie:
In goede staat en nog helder van kleur. cat. 3-a-d werden gereinigd bij de Koninklijke Manufactuur De Wit te Mechelen in 2009-2010. Voorts kregen ze, tussen 2012 en 2016, een conserverende behandeling op het textielatelier van kasteel Amerongen. Hierbij kregen verzwakte partijen in zijde aan de achterkant een versteviging en werden de wandtapijten geheel voorzien van een katoenen voering.
Cat. 3-a
wandtapijtweverij van Charles Vigne naar ontwerp van Anoniem Berlin (city, Germany) ca. 1730-1747
Het van stal halen van het vee, de melkende boerin, de boterkarnster - Voorjaar, ca. 1730-1747
Amerongen, Stichting Kasteel Amerongen, inv./cat.nr. 991
3-b. Het scheren van de schapen - Zomer (westwand, rechts van de schoorsteen, overgaand naar de noordwand)
Beschrijving:
In een licht glooiend landschap staat rechts een boerderij tussen enkele bomen. Op de voorgrond stroomt een beekje. In het water groeien enkele planten en rechts op de oever staat een dorre boomstam met een grootbladige plant ervoor. Links op een aarden verhoging zit een man met een snor die een schaap op zijn schoot aan het scheren is. Hij draagt een kniebroek, een iets schuin op het hoofd staand hoedje en heeft een opstaande, lichte kraag boven zijn jak. Rechts zit aan de rand van het water een jonge boerin. Ze heeft een schaar in haar linkerhand en houdt een schaapsvacht onder haar rechterarm. Naast haar op de grond staan een hengselmand met een over de rand gedrapeerde doek en een gekantelde houten teil. De vrouw kijkt omhoog naar een schuin achter haar staande man die een voorschoot draagt en in zijn linkerhand een drinkkruik heeft. Hij raakt met zijn rechterhand lichtjes de hals van de vrouw aan. Iets verder naar achteren zitten een boer en een boerin geknield tegenover elkaar en houden een schaap tussen hen in. Naast de vrouw ligt een schaar op de grond. Op de achtergrond links is een boer bezig een kudde schapen en een bok de houten omheining bij een boerenschuur binnen te drijven.
Voor een beschrijving van de boorden zie bij cat. 3-a.
Commentaar:
Het scheren van de schapen is een bezigheid van het landleven uit het begin van de zomer.
Op het wandtapijt Mei-Juni uit de reeks Bezigheden van de Maanden geweven te Mortlake omstreeks 1624-1625, in de Stedelijke Collecties van Genua, komt voor de maand juni deze voorstelling deels ook voor, doch in spiegelbeeld, met de figuren in andere kleding en in een iets andere plaatsing.32
Conditie:
Zie bij cat. 3-a.
Cat. 3-b
wandtapijtweverij van Charles Vigne naar ontwerp van Anoniem Berlin (city, Germany) ca. 1730-1747
Het scheren van de schapen - Zomer, ca. 1730-1747
Amerongen, Stichting Kasteel Amerongen, inv./cat.nr. 992
3-c. De hooioogst, maaltijdende boeren - Zomer (noordwand, tegenover de ramen)
Beschrijving:
In een licht glooiend landschap met nu en dan een boom en enkele struiken, zijn voor een grote boerderij op de achtergrond een man en een vrouw bezig hooi bijeen te harken in een pas gemaaid veld met verschillende hooischelven. Op de voorgrond houden boeren een eetpauze rond een kleed op de grond waarop verschillende broden en een ham liggen. Ervoor staat een kruik en groeien enkele grote planten. Rechts tegen een boom zit een man op een omgekeerde houten ton, een zonnehoed op zijn hoofd, met een mes een brood snijdend, een jasje naast hem uitgespreid. Links op een aarden verhoging zitten een man, met een drinkkroes in zijn rechterhand, en een vrouw, die over haar schouder in de richting van de beschouwer kijkt; de hoed van de man ligt achter hen.
Voor een beschrijving van de boorden zie bij cat. 3-a.
Commentaar:
De op dit wandtapijt voorgestelde hooioogst en boerenmaaltijd zijn bezigheden van het landleven die kenmerkend zijn voor het midden van de zomer.
Op het wandtapijt Schapen scheren en Hooioogst: Juni, Juli te Ham House komt de groep maaltijdende boeren eveneens voor op de voorstelling van de maand juli, in dezelfde richting maar in een iets andere plaatsing en een verder afwijkende en meer uitgebreide compositie.33 Ook op het wandtapijt Juli-Augustus uit de reeks Bezigheden van de Maanden geweven te Mortlake omstreeks 1624-1625, in de Stedelijke Collecties van Genua, is een daarmee vergelijkbaar tafereel voor de maand juli voorgesteld, met bijna dezelfde compositie, maar anders in de details.34
Conditie:
Zie bij cat. 3-a.
Cat. 3-c
wandtapijtweverij van Charles Vigne naar ontwerp van Anoniem Berlin (city, Germany) ca. 1730-1747
De hooioogst, maaltijdende boeren - Zomer, ca. 1730-1747
Amerongen, Stichting Kasteel Amerongen, inv./cat.nr. 993
3-d De wijnoogst - Herfst (westwand, links van de schoorsteen, iets overgaand naar de zuid- of raamwand)
Beschrijving:
In een heuvelachtig landschap met een wijngaard dragen twee mannen links op de voorgrond een grote mand met druiven naar een enorme houten kuip waarin een derde man bezig is met zijn blote voeten druiven te persen. Uit een tuit aan de voorzijde van de grote kuip stroomt het druivensap (wijnmost) in een kleinere, platte kuip met handvatten. Achter de wijnpers staat een hoge boom. Daartegen groeit een klimplant met daaraan twee grote pompoenen. Geheel rechts staat een grote plant met rode bloemen. Op de achtergrond rechts staat een boerenwoning met een rokende schoorsteen. Ervoor loopt een laag houten hek met daarin een poortje. Onder het afdak van het poortje staat een boerin over het hek geleund.
Voor een beschrijving van de boorden zie bij cat. 3-a.
Commentaar:
De wijnoogst is een bezigheid van het landleven kenmerkend voor de herfst.35 De handeling op de voorgrond van cat. 3-d, met twee mannen die een mand met druiven omhoog tillen naast een groot wijnvat waarin een derde man staat, komt nagenoeg overeen met die voor de maand oktober in de reeks Bezigheden van de Maanden vervaardigd te Mortlake, maar is daar verder anders uitgewerkt. In die voorstelling, zoals op het wandtapijt September-Oktober uit de reeks Bezigheden van de Maanden geweven te Mortlake omstreeks 1624-1625, in de Stedelijke Collecties van Genua, bevindt zich bovendien op de grond voor het grote vat nog een zittend jongetje.36
Een ander wandtapijt met dezelfde voorstelling als cat. 3-d, ook ongeveer van hetzelfde formaat, met minieme verschillen in details en ook voorzien van hetzelfde type boorden, is bekend van een veiling in New York in 1931.37
Conditie:
Zie bij cat. 3-a.
Cat. 3-d
wandtapijtweverij van Charles Vigne naar ontwerp van Anoniem Berlin (city, Germany) ca. 1730-1747
De wijnoogst - Herfst, ca. 1730-1747
Amerongen, Stichting Kasteel Amerongen, inv./cat.nr. 994
3-e. Een oude man en een kind die hun handen warmen boven een vuurpot - Winter (zuidwand, op muurdam tussen de ramen)
Beschrijving:
In een met een houten hek omheinde tuin bij een boerenwoning, zit aan de voet van een boom die zijn bladeren begint te verliezen, een oude man, gekleed in een met bont of vilt omzoomde muts en kamerjas en pantoffels aan zijn voeten. Hij is in het gezelschap van een kind, dat een breedgerande hoed draagt bovenop een omslagdoek dat het met zijn rechterhand over zijn hoofd en schouders houdt. De man en het kind warmen hun handen bij de hoog oplaaiende vlammen in een grote ijzeren vuurpot die tussen hen in staat. Op de voorgrond ligt een dorre tak en rechts staat een bloeiende plant. Er komt rook uit de schoorsteen van het huis. Links op de achtergrond staat tussen enkele bomen een ommuurde kerk met een trapgevel en een hoge torenspits. In de verte zijn hoge heuvels zichtbaar.
Voor een beschrijving van de boorden zie bij cat. 3-a.
Commentaar:
Het warmen bij het vuur is een kenmerkende activiteit voor de winter. De oude man en het kind zijn daarbij een allegorische verwijzing naar de overgang van het oude naar het nieuwe jaar. De karakterisering van deze figuren op cat. 3-e is prachtig, met de oude man op pantoffels en gekleed in een kamerjas en bijpassende muts afgezet met een bont- of viltrand en het vroegoude kind met de hoed en de omslagdoek.
Mogelijk is voor de houding van de twee figuren op cat. 3-e enige inspiratie geput uit een bij de haard zittende man in met bont omzoomde kleding en een naast hem staand kind op een miniatuur voor Januari door Simon Bening van omstreeks 1515 (of een prent daarnaar), die meer rechtstreeks is gevolgd voor de voorstelling van de maand januari op het in Mortlake omstreeks 1624-1625 vervaardigde wandtapijt met Januari-Februari van de Stedelijke Collecties van Genua.38
Als bezigheid van het landleven in de winter wordt ook vaak het slachten van een varken voorgesteld.39
Conditie:
Zie bij cat. 3-a.
Cat. 3-e
wandtapijtweverij van Charles Vigne naar ontwerp van Anoniem Berlin (city, Germany) ca. 1730-1747
Een oude man en een kind die hun handen warmen boven een vuurpot - Winter, ca. 1730-1747
Amerongen, Stichting Kasteel Amerongen, inv./cat.nr. 995
Notes
1 De wandtapijten in de gobelinkamer zullen hier, bij uitzondering, niet met de klok mee worden beschreven, maar tegen de klok in, in de volgorde van de voorgestelde jaargetijden, beginnend op de oostwand, tegenover de schoorsteen, met cat. 3-a, voor het voorjaar.
2 Zie Van Leeuwen 1995, pp. 195-200.
3 Mulder 1949, p. 152; Van Leeuwen 1995, p. 200.
4 Craandijk 1883, p. 285.
5 Van Leeuwen 1995, p. 197.
6 Idem, p. 196.
7 Mulder 1949, p. 110.
8 Idem, p. 107; Van Leeuwen 1995, p. 196.
9 Het Utrechts Archief (HUA), toegangsnr. 1001, Archief Huis Amerongen, inv. nr. 3759, Staten van de boedel nagelaten door Frederik Willem van Reede en zijn echtgenote, 2 juli 1766. Mulder 1949, p. 129.
10 Jongsma 1912, I, p. 14.
11 Mulder 1949, p. 152, noot 1.
12 Braasem 1981, p. 57.
13 Over deze problematiek en over verschillende van de versies, zie Marillier 1930, pp. 61-69, pl. 21-25; Delmarcel, Duverger 1987, cat. 54-56; Forti Grazzini 2003, pp. 90-103; Hefford 2006, pp. 166-181; Hefford 2007, p. 172.
14 Marillier 1930, p. 67, pl. 25a; Edwards, Ward-Jackson 1951, pp. 39-40 (met afb.); Tomlin 1982, pp. 31-32 (afb.). Zie over de onjuiste identificatie van de verschillende maanden door Marillier: Hefford 2006, pp. 173-174.
15 'Civiche Collezioni di Genova'. Zie Hefford 2006; Hefford 2007, pp. 172, 174, afb. 86.
16 Hefford 2006, pp. 173-181; Hefford 2007, p. 172.
17 Huth 1935, p. 90. Alleen de middenoplossing van de boorden van cat. 3-a-e, met halve bladeren in twee richtingen tegen elkaar gezet, wijkt af van de bekende Berlijnse boorden die meestal voorzien zijn van een apart middenornament.
18 Zie Göbel 1934, afb. 64b, 66b, 67a; Huth 1935, pp. 86-88, 90, 95, afb. 1-3, 5, 10; Bertrand, Chevalier, Chevalier 1986, pp. 310-314, pl. I en afb. 5. Ook van wandtapijten uit een reeks met Grotesken, zoals van de Residentie in Ansbach, voorzien van hetzelfde type boorden als cat. 3-a-e, die in het verleden werden toegeschreven aan de werkplaats van Schwabach, is een vervaardiging in Berlijn het aannemelijkst. Göbel 1933, p. 257, afb. 232, 233a-b, 234a-b; Cat. Baden Württemberg 2002, p. 115.
19 Over de werkplaats van Charles Vigne in Berlijn, zie Schmitz 1921, p. 168; Huth 1935, pp. 80-99; Cat. tent. Berlijn 1991, p. 129.
20 Zie Huth 1935, p. 90; Bertrand, Chevalier, Chevalier 1986, p. 313.
21 Schmitz 1921, p. 168; Bertrand, Chevalier, Chevalier 1986, pp. 310-314, pl. I en afb. 5.
22 Huth 1935, p. 93, afb. 8.
23 Idem, pp. 98-99.
24 Hefford 2006, p. 173.
25 Zie De Gou 1983, pp. 38-43; De Booy 2000, pp. 204-206.
26 Huth 1935, p. 84.
27 De ongehuwde Reinhard van Reede was sinds het overlijden van zijn broer, Frederik Christiaan, tweede graaf van Athlone (1668-1719), samen met hun moeder voogd over diens kinderen. Mulder 1949, p. 105.
28 Frederik Willem studeerde in 1734-1736 samen met zijn broer, Godard Adriaan van Reede (1716-1736), derde graaf van Athlone, aan de Universiteit van Marburg in Hessen-Kassel, waar de laatste zou komen te overlijden. De Gou 1983, pp. 40-41, 43.
29 Zie verder bij cat. 3-d.
30 Marillier 1930, pl. 25a; Tomlin 1982, p. 46, afb.
31 Hefford 2006, p. 168, afb. 2; Hefford 2007, p. 174, afb. 86.
32 Spina Barelli 1963, pp. 120-121, pl. XV; Hefford 2006, p. 169, afb. 3.
33 Edwards, Ward-Jackson 1951, p. 39, afb. 15.
34 Hefford 2006, p. 169, afb. 4.
35 De wijnoogst behoort in reeksen van de Maanden bij oktober. Zie Hefford 2006, p. 170, afb. 5.
36 Ibidem.
37 Veiling (collecties W. Cowan en E.B.W. Cowan, J.W. Smith e.a.) New York, Anderson Galleries, 20-24 oktober 1931, nr. 1010, met afb. Het werd daar geveild als een zelfstandig wandtapijt, met een ongefundeerde toeschrijving aan Lille (Rijsel), begin achttiende eeuw. De tegenwoordige verblijfplaats van dit wandtapijt is onbekend.
38 Zie Hefford 2006, respectievelijk p. 180, afb. 19 en p. 168, afb. 1.
39 Bij de Bezigheden van de Maanden vervaardigd in Mortlake hoort die voorstelling bij December. Hefford 2006, p. 170, afb. 6.