183. Een reeks van vier Landschapsverdures met dieren
Het Bartholomeus Gasthuis te Utrecht werd gesticht in 1367 en kwam in 1378 onder de bescherming van Willem van Abcoude, Heer van Gaesbeeck en Duurstede.1 In 2017 vierde men het 650-jarig bestaan.2 De Regentenzaal van het gasthuis, tegenwoordig een woonzorgcentrum voor senioren, werd in de periode 1632-1645 gebouwd en ingericht. De wandtapijten, een reeks van vier Landschapsverdures met dieren, die in de jaren 1642-1645 speciaal voor het interieur van deze zaal door de werkplaats van Maximiliaan van der Gucht te Delft werden geweven, hangen nog steeds op hun plaats. Ze bedekken drie wanden van de vloer tot de zoldering, ook de deur van de zaal.
Betreffende de opdracht en vervaardiging van de wandtapijten zijn verschillende documenten bewaard gebleven. Zo is het contract voor de bestelling van het eerste wandtapijt (voor de noordwand), een 'Memorie van de poincten', opgemaakt op 19 februari 1642, nog overgeleverd. Hierin staan vele details over de kwaliteit van het weefsel en wensen betreffende de voorstelling van het wandtapijt.3 Men wilde onder meer dat dit wandtapijt mooier moest worden dan een eerder gemaakt wandtapijt voor de heer Govert Brasser, Raad en thesaurier-generaal der Vereenigde Nederlanden: 'Dese tapeete sall gemaect werden heell curieusch van de schoonste ende beste stoffe, heell rijck ende blyde ende met syde versien op de forme van het tapeet van den heere Brasser, te weeten als het perspectyff tapeet'. Men wilde zelfs 'alles schoonder, fijnder ende rijckelijcker gewerct als het voors. tapeet van den voors. heere Brasser'. Daartoe werden aanwijzingen gegeven voor enkele veranderingen in de voorstelling: 'ende daerenboven noch een patrijs[hond] met eenige vogelen ende een eencornken [eekhoorntje] aen de eene rye van de middelste bomen, in plaetse van de twee vogelkens ende tacxkens, die in de tapeet van den heere Brasser staen'. (Zie afb. details cat. 183-b.) Ook werd verzocht om een ooievaar af te beelden op de plek van de tulpen in het exemplaar van Brasser. Het wandtapijt moest op 10 juli 1642 worden geleverd. Van der Gucht leverde het wandtapijt op 9 november 1642, later dan afgesproken, maar het was dan ook groter dan in het oorspronkelijke contract stond, namelijk 82,5 vierkante ellen in plaats van 66 vierkante ellen. Enige tijd later, vóór de eerste maanden van 1644, werd het wandtapijt vergroot tot het huidige formaat van 104 vierkante ellen, met daarbij acht nieuwe wapens.4 In het contract uit 1642 was bepaald dat er achttien tot negentien wapens ingeweven moesten worden van de regenten ('Broeders van de Geestelijke Taffel', de prelaten en kanunniken van de geestelijke gestichten in Utrecht) die bijdroegen aan de financiering van de wandtapijten. Uiteindelijk zouden dit er 29 worden, inclusief het wapen van Willem van Abcoude, die als eerste beschermheer lang een belangrijke rol is blijven spelen. Hiervan zijn zes wapens later opgenaaid.
Het wandtapijt voor de westwand, met twintig wapens aan de bovenzijde, werd direct na leverantie van het eerste, in februari 1644 besteld en in hetzelfde jaar geweven. Het contract werd opgemaakt op 16 februari 1644.5 In dit contract zei Van der Gucht toe eveneens een klein vierkant tapijtje te zullen leveren, waarschijnlijk voor op de schoorsteen, met het portret van Willem van Abcoude: 'de figure van den heere van Gaesbeeck, als fundateur van dese huyse ten halve lyve met silver ende gout in sijn harnas op een viercant te stellen omme hetselve in een lijst op te mogen hangen'.6 Dit tapijt is niet overgeleverd. Waarschijnlijk werd het nooit geleverd, omdat de schoorsteen is voorzien van een in de tweede helft van de zeventiende eeuw geschilderd portret van Van Abcoude te paard, door een onbekende schilder.7 Maximiliaan van der Gucht leverde nog wel twee smallere wandtapijten, niet van wapens voorzien, voor op de wanden ter weerszijden van de schoorsteen. Over de opdracht voor die wandtapijten, waarvan één (cat. 183-c) voorzien is van het jaartal [16]45, zijn geen documenten overgeleverd.
Dit is de vroegste nog overgeleverde reeks Landschapsverdures met dieren door Maximiliaan van der Gucht.8
In dezelfde jaren probeerde Maximiliaan van der Gucht de opdracht te verkrijgen voor de wandtapijten voor de Raadkamer in het nieuwe Admiraliteitsgebouw van de Admiraliteit op de Maze te Rotterdam. Na bestudering van ontwerptekeningen, kartons en monsters ging die opdracht in 1645 echter naar Jan Jansz Seghers uit Gouda.9 Maximiliaan van der Gucht kreeg toen wel een opdracht voor wandtapijten in de raadkamer van het stadhuis van Utrecht, waarvan de eindafrekening werd genoteerd in de Kameraarsrekening van de stad Utrecht over 1644-1645.10 Deze wandtapijten zijn niet overgeleverd, maar uit de beschrijvingen ervan kan worden opgemaakt dat de voorstellingen nauw verwant moeten zijn geweest aan die van het Bartholomeus Gasthuis: 'het stuck tapets met het wilt vercken, (...) het stuck met den ruyter, (...) het stuck met het peerdt, (...) het stuck met de patrishondt, (...) het stuck met het hart, (...) het stuck onder de vensters, (...) de drie stucken aen borstweeringh'.11 Van der Gucht leverde omstreeks 1643 nog meerdere vergelijkbare reeksen Landschapsverdures met dieren aan verschillende particulieren en aan een handelaar in 's-Hertogenbosch met onder meer 'figuyr van patrijshont, swaenen ofte pauwen'.12
De ontwerper van de voorstellingen van cat. 183-a-d is niet bekend. Van Ysselsteyn wees op het voorkomen van hetzelfde type landschappen op gravures uit het eind van de zestiende eeuw, onder meer van Nicolaes de Bruyn (1571-1656).13 Ook werden overeenkomsten gesignaleerd met het werk van Roelant Savery (1576-1639) en Guilliam van Nieulandt (1560-1626).14
Op de voorstellingen van alle vier de wandtapijten in de Regentenzaal komt het licht van rechts. Hierbij is niet overal rekening gehouden met de feitelijke situatie. Alleen voor de twee wandtapijten op de oostwand is dit een correcte lichtinval, niet voor de grote wandtapijten op de westwand en noordwand. Dit betekent dat de kartons voor deze wandtapijten niet speciaal voor de opdracht van het Bartholomeus Gasthuis werden gemaakt. In elk geval zal dus inderdaad voor het wandtapijt van de noordwand gebruik zijn gemaakt van het karton van 'het tapeet van den heere Brasser', zoals werd aangegeven in het contract van 19 februari 1642, waarbij wel de gevraagde veranderingen in de voorstelling (de patrijshond met enkele vogels en de eekhoorn) zijn uitgevoerd (zie bij cat. 183-b), maar dus niet de lichtinval werd aangepast aan de situatie in de Regentenzaal.
Voor een landschapsverdure in Kasteel Amerongen (cat. 1) zijn deels dezelfde kartononderdelen gebruikt als voor cat. 183. (Zie aldaar verder.)
Voor de haard in de Regentenzaal staan twee vuurschermen voorzien van zeventiende-eeuwse tapisserie met gestrooide bloemen en voorstellingen van Deugden, mogelijk eveneens in Delft vervaardigd door Maximiliaan van der Gucht. Deze tapisserie wordt echter niet vermeld in de documenten uit 1642-1644 met betrekking tot de opdracht voor de wandtapijten van deze zaal door Van der Gucht. Het betreft wel oud bezit van het Bartholomeus Gasthuis dat zich hier in ieder geval sinds de verbouwing van de Regentenzaal in 1897-1899 bevindt. (Zie verder bij cat. 184-e-f.)
Cat. 183
wandtapijtweverij van Maximiliaan van der Gucht naar ontwerp van Anoniem ca. 1642-1648
Reeks landschapsverdures met dieren, ca. 1642-1648
Utrecht, Bartholomeus Gasthuis
183-a. Landschapsverdure met dieren en wapens (westwand)
Beschrijving:
In een boslandschap staan de loofbomen in rijen die schuin in verschillende richtingen de diepte ingaan. Links is een met riet omzoomde waterpartij en rechts een sloot met een waterval. Op de voorgrond bevinden zich tussen grote bloeiende planten, waaronder irissen en tulpen, verschillende dieren zoals, van links naar rechts, twee grote meeuwen, een kievit, een haas, een duif, een fazant, een ijsvogel, een reiger, twee duiven en een otter met een vis in zijn bek aan de kant van de sloot. In de bomen bevinden zich verschillende vogels, waaronder een valk, een grote buizerd die in het midden op een boomtak zit en geheel rechts een rode papegaai en enkele kleine vogels. Op een bospad iets rechts van het midden rijdt in de verte een ruiter op een donkerbruin paard. Vergezeld van een hond en met een speer in zijn hand jaagt hij op een haas. In het midden, aan het einde van een laan, ligt aan de einder een dorp met een kerktoren. Geheel rechts zijn tussen de reeks rechte boomstammen de muren van een landhuis zichtbaar.
Aan de bovenzijde heeft het wandtapijt een boord met een gemarmerde baan die is afgezet met kralenrandjes, waartegen een horizontale rij van twintig familiewapens in rolwerkcartouches is geplaatst. Van rechts naar links van: Johan van Wijck, Francois Wttenbogaert, Jacob van Beeck, Jacob Myen, Johan van der Voort, Johan Hoogenhouck, Johan Manart, Gysbert van Hardenbroek, Cornelis van Lochorst, Johan Lodewijk van Panhuys (1646), Justus Kriex (1646), Gaspar Schade (1646), Nicolaus de Ridder (1646), Richard Bemmel, Gerard van Reede (met rode in plaats van zwarte dwarsbalken), Cornelis de Gooyer, Jacob van Hilten, Simon van Weerdenborch, Johan van Wijck en Daniel Simons van de Wouwer. Aan de onderzijde loopt een boord met een eierlijst. Rechtsonder in de, verder grotendeels vernieuwde, bruine stootboord is het jaartal 1644 ingeweven.
Commentaar:
Maximiliaan van der Gucht zou dit wandtapijt volgens het contract van 16 februari 1644 vóór 1 juli van datzelfde jaar leveren: 'seventich ellen tapeetwerck, wesende een bosgagie verciert met bloemen, vogelen ende allerhande gedierten, met een huysken, lanen ende dorpen (...) accorderende op het tapeet dat jegenwoordich op de E. heeren camer in den voors. gasthuys hangende is'.15 Tevens werd bepaald dat hij de wapens voor op dit wandtapijt, 'van de tegenwoordige als noch nieuwe aencomende broeders, die noch onbekent sijn, conform het ander tapeet, tot allen tyden, voor hetselve gelt daertoe te maecken ende tot den lesten te suppleren'.
Het wandtapijt, dat omstreeks 20 juli 1644 door Van der Gucht in Utrecht werd afgeleverd, is ruim één meter smaller dan in het contract werd bepaald. Mogelijk was het oorspronkelijk de bedoeling dat het wandtapijt ook de hoek om zou gaan en de wand naast het raam zou bedekken. Het ziet er echter niet naar uit dat er later een strook van cat. 183-b is afgehaald, omdat de voorstelling aan beide zijden een duidelijk visuele afsluiting heeft met grote bomen.
Alle twintig wapens op dit wandtapijt zijn opgenaaid en niet meteen ingeweven. Het betreft familiewapens van heren van de Geestelijke Tafel waarvan velen in de periode 1646-1648 aantraden.16
De buizerd die prominent in het midden op een boomtak zit, werd ook meerdere malen in latere landschapsverdures van Van der Gucht toegepast, onder meer van het stadhuis van Nijmegen uit 1665-1666 (zie cat. 162).
Conditie:
Restauratie door dhr. H.J. de Bie, een behanger uit Utrecht, 1897-189917; restauratie bij de Manufacture Nationale des Gobelins te Parijs, 1936-193718; conservering bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1982-1995.19
Cat. 183-a
wandtapijtweverij van Maximiliaan van der Gucht naar ontwerp van Anoniem ca. 1642-1648
Landschapsverdure met dieren en familiewapens, ca. 1642-1648
Utrecht, Bartholomeus Gasthuis
183-b. Landschapsverdure met dieren en wapens (noordwand)
Beschrijving:
In een panoramisch boslandschap met verschillende soorten loofbomen en vijf verschillende doorzichten, bevinden zich vele dieren in de bomen en tussen de bloeiende planten op de voorgrond, waaronder verschillende tulpen, paardebloemen, lelietjes-van-dalen, kamille, irissen en een kalebas. Van links naar rechts zijn dat onder meer: een zwaan op een nest, twee jonge zwanen, een eendenpaar, een kaketoe en een valk, een ara, een pauw en enkele kleine vogels in de bomen, een slang tussen de boomwortels, iets verder naar rechts een hagedis, twee kieviten, een eekhoorn die een boom in klimt met daarin een uil, een papegaai en verschillende kleinere vogels, een vlinder, een lepelaar, twee papegaaien, een ekster, een liggende patrijshond en twee patrijsvogels. Geheel rechts zitten twee tortelduiven op een boomtak. Op enkele plaatsen lopen lanen de diepte in en zijn doorkijkjes naar het landschap in de verte, met enkele huizen, twee ooievaars, herten, geiten en bokken.
Aan de bovenzijde heeft het wandtapijt een boord met een gemarmerde baan die is afgezet met kralenrandjes, waartegen een horizontale rij van 29 familiewapens in rolwerk cartouches is geplaatst. Geheel rechts dat van de stichter Willem van Abcoude, Heer van Gaesbeeck en vervolgens van negentien heren uit 1642, van rechts naar links: Johan Strick, Floris Borre van Amerongen, Willem van der Nypoort, Johan van Straten, Didrich Mulardt, Cornelis van Bylaer, Thomas Taets van Amerongen, Gerardt van der Steen, Hieronimus van Buren, Dirck de Goyer, Daniel Dablaing, Lambertus de Pauw, Gerardt Bodt van der Eem, Andreas van der Meulen, Harman van Ewijck, Jacob van Baecxen, Harman van Valckenaer (opgenaaid), Gerardt Ploos van Amstel (opgenaaid), Hugo Didrich Ruysch (opgenaaid). Tenslotte van 9 heren uit 1644: Westreenen, Cuylenborch, Schaep, Permentier, Alewijn, Linschoten, Willem Ploos van Amstel (met rode in plaats van zwarte dwarsbalken en opgenaaid), Hendrick van Lochorst (opgenaaid) en Hendrick van Nellesteyn (opgenaaid). Links en rechts zijn brede zijboorden, met een getordeerde zuil met een Ionisch kapiteel, waarin links een jongenshoofd en rechts een meisjeshoofd met lang blond haar om de rand kijken, en een middenstuk van putti met wijnranken. In de rechterzijboord is het jaartal 1642 in verticale richting en in spiegelbeeld ingeweven. Aan de onderzijde bevindt zich een boord met een eierlijst. In de, verder vernieuwde, onderste bruine stootboord is iets links van het midden, links van de aanzet van de vergroting van het landschap, de signatuur VANDER.GVCHT ingeweven. Het wandtapijt hangt ook over de deur links, die net als het wandtapijt van de vloer tot de zoldering doorloopt.20
Commentaar:
Dit wandtapijt is in drie fasen gemaakt. Het oorspronkelijke, op 19 februari 1642 bestelde, wandtapijt van 66 vierkante ellen werd vóór 9 november 1642 vergroot tot 82,5 vierkante ellen. Hoewel er geen documenten zijn bewaard met specificaties over deze vergroting moet deze hebben bestaan uit het stuk landschap geheel rechts met erboven het wapen van Gaesbeeck en de zijboorden met de zuilen.21 Het wandtapijt werd vóór begin februari 1644 voor de tweede keer vergroot, tot het huidige formaat van 104 vierkante ellen, met het stuk landschap links met daarboven acht wapens.22 De aanzetten van de vergrotingen zijn zichtbaar in het wandtapijt, rechts ter hoogte van de twee tortelduiven en iets links van het midden, tussen het boslaantje en de ara. Aan de bovenzijde van het wandtapijt zijn in totaal 29 wapens afgebeeld. Na het wapen van de beschermheer van het Bartholomeus Gasthuis geheel rechts, volgen van rechts naar links de wapens van negentien heren van de Geestelijke Tafel in volgorde van de ondertekening van het contract in 1642, vervolgens negen heren uit 1644. Van deze wapens zijn er 23 ingeweven en zes apart geweven en genaaid op wit gelaten wapenschilden.
In plaats van de ooievaar waartoe in het contract van 19 februari 1642 opdracht werd gegeven, is er op het wandtapijt een lepelaar afgebeeld. (Zie afb. detail)
In 1644 kreeg de Utrechtse schilder en glasschilder Jan van Bronchorst van het Bartholomeus Gasthuis zes gulden uitbetaald voor het schilderen in waterverf van acht wapens voor het wandtapijt.23 Van Bronchorst maakte in 1626-1627 en in 1647-1648 voor het Utrechtse stadsbestuur ook meerdere ontwerpen voor kussenbladen in tapisserie.24 Deze werden geweven door de Utrechtse werkplaats van Jan Harmensz van Hoboken.25
De getordeerde zuilen in de zijboorden zijn geïnspireerd op de Salomonische zuil, de Colonna Santa in het Vaticaan die in verband werd gebracht met het Hemelse Jeruzalem. Het motief van deze zuil werd voor het eerst circa 1626 in de boorden van wandtapijten toegepast door Peter Paul Rubens in ontwerpen voor de reeks met de Triomf van de Eucharistie voor het klooster van de Descalzas Reales in Madrid.26
Het laantje en de liggende patrijshond komen eveneens voor op een wandtapijt in Slot Zuylen (zie cat. 167). Een baan rechts op cat. 183-b, onder het tweede tot en met het vierde familiewapen van rechts, is naar hetzelfde karton vervaardigd als het rechterdeel van cat. 183-d.
Conditie:
Met enkele opvallende, deels bruin verkleurde, rechthoekige restauraties, in de tulpen onder de eekhoorn en in de bladeren boven de patrijsvogels. Zie verder bij cat. 183-a.
Cat. 183-b
wandtapijtweverij van Maximiliaan van der Gucht naar ontwerp van Anoniem ca. 1642-1648
Landschapsverdure met dieren en wapens, ca. 1642-1648
Utrecht, Bartholomeus Gasthuis
Cat. 183-b
Detail van patrijshond met enkele vogels (ontvangen van RCE)
Cat. 183-b
Detail van eekhoorn (ontvangen van RCE)
Cat. 183-b
Detail van lepelaar (ontvangen van RCE)
183-c. Landschapsverdure met dieren (oostwand, links van schoorsteen)
Beschrijving:
In een dicht boslandschap, met rechts een waterval en op de voorgrond een beekje, zit links een papegaai op een boomtak. Langs de oever van het beekje groeit riet en staan bloeiende planten. Daartussen, in het midden, staat een ooievaar die de blik naar het water houdt gericht. In het water zwemt een witte eend. Iets verder op de oever zit een eendenpaar en in de verte bevinden zich een ooievaar, twee zwanen en een steltvogel in en bij het water. Geheel rechts staat een otter met een vis in de bek. Aan de onderzijde loopt een boord met een eierlijst. Daaronder, in de donkerbruine stootboord, is rechts de signatuur VANDERGVCHT en links het jaartal [16]45 ingeweven.
Commentaar:
Dit wandtapijt werd, zoals blijkt uit het ingeweven jaartal in de onderste stootboord, in 1645 geleverd als één van de twee laatste wandtapijten van de reeks voor het Bartholomeus Gasthuis.27 De otter met een vis in zijn bek die rechts op dit wandtapijt staat, met de waterval erachter, is een nagenoeg letterlijke herhaling van die geheel rechts op het tapijt van de westwand, cat. 183-a.
Conditie:
Zie bij cat. 183-a.
Cat. 183-c
wandtapijtweverij van Maximiliaan van der Gucht naar ontwerp van Anoniem ca. 1642-1648
Landschapsverdure met dieren, ca. 1642-1648
Utrecht, Bartholomeus Gasthuis
183-d. Landschapsverdure met dieren (oostwand, rechts van schoorsteen)
Beschrijving:
In een landschap staat links een regelmatige rij loofbomen en rechts een omgevallen boom. Op de voorgrond staan grote bloeiende planten, waaronder irissen. Hiertussen komt links een paard (een schimmel) met wapperende manen aangedraafd. Boven de kop van het paard zit een vogel op een tak. Tussen de bomen is in het verschiet een wijds landschap zichtbaar, met wat vee - waaronder een liggende bok en een staande geit - dat aan het grazen is, en bergen in de verte.
Commentaar:
Dit wandtapijt werd, hoewel er geen documentatie over is en het evenmin is voorzien van een ingeweven jaartal, hoogstwaarschijnlijk samen met cat. 183-c in 1645 geleverd als een van de twee laatste wandtapijten van de reeks voor het Bartholomeus Gasthuis. Het rechterdeel van dit wandtapijt, vanaf de staande geit in de verte, met de bloeiende irissen en de omgevallen boom is naar hetzelfde karton geweven als de baan van cat. 183-b, rechts onder het (van rechts af gezien) tweede tot en met vierde familiewapen.
Conditie:
Zie bij cat. 183-a.
Cat. 183-d
wandtapijtweverij van Maximiliaan van der Gucht naar ontwerp van Anoniem ca. 1642-1648
Landschapsverdure met dieren, ca. 1642-1648
Utrecht, Bartholomeus Gasthuis
Notes
1 Over de vroege geschiedenis van het Bartholomeus Gasthuis, zie Gobelins 1995, bijlage IV.
2 Zie www.bartholomeusgasthuis.nl voor onder meer een tijdlijn met hoogtepunten uit 650 jaar geschiedenis van het Bartholomeus Gasthuis.
3 Gepubliceerd in: Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 549. Tevens in: De Jonge 1938, pp. 302-303; Gobelins 1995, bijlage I. Meerdere citaten in Lugtigheid 1995.
4 Er is van deze vergroting een overzicht van de afrekening door de huismeester overgeleverd en een kwitantie voor de ontwerpen van de wapens door de Utrechtse schilder Jan van Bronchorst uit 1644. Gepubliceerd in: De Jonge 1938, p. 306; Gobelins 1995, bijlage III.
5 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 550; Gobelins 1995, bijlage I.
6 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 550; De Jonge 1938, p. 310; Gobelins 1995, bijlage I.
7 Muller 1904, p. 166; De Jonge 1938, p. 310; Goldstein 1953, p. 696, afb. Hoewel er uit de zeventiende eeuw weinig geweven portretten bekend zijn, weefde Maximiliaan van der Gucht waarschijnlijk in dezelfde tijd dat hij werkte aan de opdracht voor het Bartholomeus Gasthuis, omstreeks 1645, eveneens het portret van de Deense koning Christian IV dat zich tegenwoordig bevindt in de Veste Coburg. Zie hierover Hartkamp-Jonxis 2006b, pp. 50-52.
8 Voor andere in Nederland bewaarde reeksen Landschapsverdures van Van der Gucht, zie cat. 192, Kasteel Biljoen, cat. 167, Slot Zuylen, cat. 161. 137, Stadhuis Nijmegen en Kalf 1988, cat. 17, Stadhuis ‘s-Hertogenbosch.
9 Leupe 1877-1878, pp. 132-136.
10 Muller 1879-1880, pp. 264-265; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 566.
11 Muller 1879-1880, p. 264; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 566. Voor een voorstelling van deze ruimte in 1786, waarop ook de wandtapijten van Van der Gucht zijn weergegeven, zie Muller 1907, p. 233, afb. 6.
12 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 560.
13 Idem, I, pp. 279-280, afb. 122-123.
14 Kalf 1988, pp. 14-15, afb. 8-9. De Jonge meende echter dat het werk van Savery stilistisch toch verschilde met de voorstellingen op de wandtapijten. De Jonge 1938, p. 311; Gobelins 1995, bijlage III.
15 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 550; Gobelins 1995, bijlage I.
16 De Jonge 1938, pp. 308, 310; Gobelins 1995, bijlage III.
17 Muller 1904, p. 165; Muller 1923, p. 51; Goldstein 1953, p. 696; Gobelins 1995, bijlage II.
18 De Jonge 1938, pp. 301-302; Gobelins 1995, bijlage III.
19 Lugtigheid 1995.
20 Bij de restauratie van 1936-1937 werd een uitsnede voor de deur in cat. 183-b onzichtbaar vastgezet. De wandtapijten die daarvóór aan de muur vastgespijkerd waren, werden gevoerd en vervolgens los voor de wanden gehangen, bevestigd met grote drukknopen. De knop van de deur kwam achter het wandtapijt. Zie Goldstein 1953, pp. 694 (afb.), 696.
21 De Jonge 1938, pp. 303, 306; Gobelins 1995, bijlage III. De linkerboord is aangenaaid, de rechterboord is aangeweven.
22 Een overzicht door de huismeester van de afrekening van deze vergroting en een kwitantie voor de ontwerpen van de wapens door Jan van Bronchorst uit 1644 zijn gepubliceerd in: De Jonge 1938, p. 306. Zie ook Gobelins 1995, bijlage III.
23 De Jonge 1938, p. 306; Gobelins 1995, bijlage III.
24 Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 436-437, 595. Zie ook Göbel 1923a, I, 1, p. 565. Volgens Göbel waren de kussenbladen uit 1626 waarschijnlijk voorzien van voorstellingen met allegorische figuren.
25 Van Hoboken vervaardigde in 1626-1627 tevens zes kussenbladen in tapisserie die de vroedschap schonk aan de huismeesters en broeders van het Sint Jobsgasthuis in Utrecht. Waarschijnlijk waren deze eveneens ontworpen door Van Bronchorst. Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 438.
26 Met betrekking tot deze reeks, zie De Poorter 1997.
27 De Jonge 1938, afb. 3.