171. Landschapsverdure met jachttaferelen, mogelijk met Diana en Procris
Beschrijving:
In een bebost landschap bevinden zich meerdere figuurgroepen. Een groep van vier vrouwen in het midden verbeeldt waarschijnlijk de jachtgodin Diana, met een pijlenkoker hangend op haar heup, die een pijl en boog overhandigt aan een van haar gezellinnen, mogelijk Procris, die voor haar neerknielt. Iets daarachter lopen een jager met twee aangelijnde honden en een mannelijke en twee vrouwelijke jagers en een hond. Tussen de bomen links lopen twee jagers, waarvan één een lans draagt. Links op de voorgrond is een groep dicht opeen zittende en staande mannen en vrouwen in eigentijdse, zestiende-eeuwse kleding, waaronder één man met een dolk in de hand. Rechts van de groep vrouwen in het midden bevinden zich twee grote vogels (een soort eenden) en slingert een grote slang zich rond een boom. Daarachter zit een naar boven wijzende ruiter op een steigerend paard dat wordt vastgehouden door een jongen. Verderop in het bos loopt een man in een lange tuniek. In het midden is een doorkijk naar een rivierlandschap met op het water een met een dekzijl bespannen schuit en twee zeilboten. In de verte zijn heuvels met verspreide bomen en gebouwen zichtbaar.
Rondom lopen boorden met arrangementen van vruchten, bladeren en enkele bloemen gevat in bandwerk en vrouwenfiguren als personificaties van deugden die worden geïdentificeerd door Latijnse inscripties op tabletten eronder. Met de klok mee, beginnend rechtsboven, waar Kracht (FORTITUDO) staat, met als haar attribuut een schild; rechtsonder zit, onder een blauwe draperie, Hoop (SPES), met een zeis en een sikkel op een laag wagentje dat wordt getrokken door een fantastisch wezen, half dier en half mens; middenonder zitten Geloof (FIDES), met haar attributen boek, kruis en kelk en Matigheid (TEMPERANTIA), met een waterkan en een vuurpot; linksonder, onder een blauwe draperie, zit Rechtvaardigheid (IUSTITIA), met zwaard en weegschaal op een wagentje en daarvoor een fantastisch wezen; linksboven staat Liefde (CHARITAS), met een hart in de hand. In de bovenste boord zijn twee vrouwenfiguren gezeten op tronen met brede armsteunen en zuiltjes: links van het midden ruikend aan een bloem (Voorzichtigheid of Reuk) en rechts van het midden met een spiegel in haar rechterhand (Gezicht of Flora). In het midden van de zijboorden zijn grote leeuwenmaskers in cartouches geplaatst. Langs de binnen- en buitenzijde van de boorden lopen smalle ornamentboorden met een motief van in een spiraal gedraaide linten met gestileerde bloemen ertussen en in de hoeken leeuwenmaskers.
Commentaar:
Het middelste tafereel van deze landschapsverdure met jachttaferelen verwijst mogelijk naar de jachtgodin Diana en haar gezellinnen en het verhaal van Cephalus en Procris uit de Metamorfosen van Ovidius.1 Er zou hier kunnen zijn voorgesteld hoe Procris zich bij Diana en haar jageressen voegde nadat zij Cephalus had verlaten omdat ze door een misverstand dacht dat hij haar ontrouw was.
In de boorden zijn personificaties van zes van de zeven christelijke deugden afgebeeld met de bijbehorende onderschriften: de drie goddelijke deugden (Geloof, Hoop en Liefde) en drie kardinale deugden (Rechtvaardigheid, Matigheid en Kracht).2 De vierde kardinale deugd, Voorzichtigheid (Prudentia), met de spiegel als attribuut, is mogelijk voorgesteld in de zwaar gerestaureerde bovenboord.3 Een andere mogelijkheid voor de twee vrouwenfiguren in de bovenboord zijn personificaties van twee van de vijf zintuigen: Gezicht en Reuk.4 De bloem kan overigens ook horen bij de bloemengodin Flora, de personificatie van de Lente.5
Cat. 171 behoort tot een type landschapsverdures dat in de tweede helft van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw in verschillende productiecentra in de Zuidelijke Nederlanden werd vervaardigd.
Het meest waarschijnlijke weefcentrum is de stad Edingen, vanwege het voorkomen van dezelfde boorden op tapijten die voorzien zijn van het Edingse stadsmerk in de stootboord, zoals twee wandtapijten uit een reeks met Bijbelse voorstellingen (waarschijnlijk de Geschiedenis van Esther), in het Stedelijk Museum, Oud Hospitaal, te Aalst en in een particuliere collectie.6 Deze tapijten zijn bovendien voorzien van twee verschillende weversmerken (waarvan het monogram H.D. zwaar is gerestaureerd).7 Ook zijn er wandtapijten met het stadsmerk van Edingen bekend met boorden die zijn samengesteld uit vergelijkbare elementen als die van cat. 171, zoals een Verdure met dieren uit de tweede helft van de zestiende eeuw in de Städtische Kunstsammlungen, Augsburg.8 Ook het landschap, met de fijne details van het bladerwerk, ligt stilistisch het dichtst bij uit Edingen bekende landschapsverdures.9
De voorstelling van cat. 171 is voor een groot deel gelijk aan die op een wandtapijt uit een reeks van twee Landschapsverdures met jachttaferelen en dieren in het stadhuis van Middelburg.10 Het voornaamste verschil is dat op de plaats van het groepje mannen en vrouwen links op de voorgrond van cat. 171, daar een luipaard met prooi is afgebeeld. De onderste boord en de twee verticale boorden van dat wandtapijt zijn nagenoeg gelijk aan die van cat. 171. De bovenste boord is daar, in tegenstelling tot bij cat. 171, vrijwel gelijk aan de onderste boord.
Een ander wandtapijt dat waarschijnlijk tot dezelfde reeks als cat. 171 en de wandtapijten te Middelburg behoort, bevindt zich in kasteel Kronborg te Helsingör in Denemarken.11 Deze Landschapsverdure met figuren en wilde dieren is voorzien van dezelfde soort boorden als cat. 171 en heeft twee scènes in de hoofdvoorstelling die waarschijnlijk ook verwijzen naar het verhaal van Cephalus en Procris: Cephalus op jacht en Cephalus met de stervende Procris in zijn armen.12 Een Verdure met jagers en dieren die zich in 1963 bevond bij kunsthandel Bernheimer in München, met een scène die Procris zou kunnen voorstellen die de speer en de hond aan Cephalus schenkt, behoorde waarschijnlijk eveneens tot eenzelfde reeks als cat. 171.13 cat. 171 zal echter wel tot een andere uitvoering van de reeks behoren dan de andere hier genoemde wandtapijten, gezien de linksvoor geplaatste groep figuren in de plaats van de daar afgebeelde taferelen met dieren.
Conditie:
Met veel oude restauraties. De bovenste boord lijkt geheel te zijn herweven of samengesteld uit van elders afkomstige fragmenten. Het wandtapijt werd gereinigd in de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1957.14
Cat. 171
wandtapijtweverij van Anoniem Edingen ca. 1575-1600 naar ontwerp van Anoniem ca. 1575-1600
Landschapsverdure met jachttaferelen, mogelijk met Diana en Procris, ca. 1575-1600
Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, inv./cat.nr. MBT 50
Notes
1 Voor dit verhaal zie verder cat. 163-f, Stadhuis Nijmegen.
2 Hall 1996, p. 78.
3 Idem, p. 364.
4 Idem, p. 358.
5 Idem, p. 108.
6 Delmarcel 1980, cat. 41-42.
7 Zie ook Onghena 1974, pp. 25-26, afb. 7.
8 Delmarcel 1980, cat. 18.
9 Vergelijk bijvoorbeeld met Delmarcel 1980, cat. 20-26.
10 Onghena 1974, pp. 16-28; Kalf 1988, pp. 82-85.
11 Leth 1972, cat. 46, met afb.; Leth 1978, p. 27, kl. afb. Afm.: 339 x 320 cm.
12 Zie Kalf 1988, p. 84.
13 Onghena 1974, pp. 23-24, afb. 6; Kalf 1988, p. 84. Voor andere verwante wandtapijten zie Onghena 1978, p. 160, noot 5.
14 Jaarverslag H.A.T. 1957, pp. 4-5; Onghena 1978, p. 161, noot 7.