Corpus Wandtapijten in Nederland

RKD STUDIES

165. Reeks van vier Parkgezichten met voorstellingen uit de Metamorfosen van Ovidius


De voorstellingen van deze reeks van vier wandtapijten in de grote zaal van Huis Eerde werden wel beschouwd als allegorische verbeeldingen van onder meer rijkdom en geluk.1 Ook is het een reeks met mythologische voorstellingen genoemd.2 Recentelijk konden deze wandtapijten door Ingrid de Meûter gekoppeld worden aan een reeks met voorstellingen uit de Metamorfosen van Ovidius die worden beschreven in de correspondentie van de Oudenaardse wever en tapijthandelaar Pieter van Verren (1640-1709) met de tapijtontwerper Lodewijk van Schoor.3

Van Schoor vervaardigde de ontwerpen voor deze reeks vanaf september 1694 in opdracht van Pieter van Verren. Hij werkte hierbij samen met Augustin Coppens, die de landschappen schilderde, en Adriaen de Grijef die de dieren voor zijn rekening nam, zoals blijkt uit de genoemde correspondentie en uit de briefwisseling van Van Verren met Coppens en De Grijef. Het was voor Van Schoor de eerste keer dat hij in opdracht van Pieter van Verren ontwerpen voor een tapijtreeks maakte. Het contact tussen hen kwam mogelijk tot stand via Jan I van Verren (1638-1711), de broer van Pieter, die een weefwerkplaats in Antwerpen had, waarvoor Van Schoor al eerder ontwerpen had gemaakt en had in ieder geval plaats na een conflict dat de broers Van Verren hadden over het gebruik door Pieter van de figurenkartons uit het bezit van Jan (I). De medewerking van Augustin Coppens, waarmee Pieter van Verren op 27 november 1694 een contract sloot voor de vervaardiging van de kartons op ware grootte van de landschappen, was vervolgens op aanwijzing en door bemiddeling van Van Schoor.

De vervaardiging van de kartons voor deze reeks met 'Historie van Ovidius' liep om verschillende redenen vertraging op. Zo was het blijkbaar in februari 1695 te koud om eraan te werken en gingen twee reeds voltooide kartons verloren in augustus 1695 bij het bombardement van Brussel. Ook wilde Augustin Coppens de kartons volledig afgewerkt bij Van Verren inleveren, met reeds de figuren van Van Schoor en de dieren van De Grijef daarin geplaatst, wat soms betekende dat hij moest wachten op de beschikbaarheid van de andere twee schilders. Coppens had de plaats van de figuren en de dieren wel steeds al achter op het doek van de kartons aangegeven en schilderde het landschap nog bij na de plaatsing van deze elementen. Alle kartons waren uiteindelijk helemaal klaar in maart 1696 en de betaling ervoor was gedaan in mei van dat jaar.

In het begin van het werkproces woonden de drie schilders allen in Brussel, maar na het bombardement van augustus 1695 - toen ook de huizen van Coppens en Van Schoor werden verwoest - zou Van Schoor in Antwerpen gaan wonen. De schilders werden betaald voor zes kartons waarvan de onderwerpen niet precies zijn gedocumenteerd, omdat ze vrijwel steeds werden aangeduid met de breedtemaat van het karton, zoals 'het stuk van 6 el'. De enige keer dat er een onderwerp van de figuren van Van Schoor voor een van deze kartons wordt genoemd is 'hoe Jupiter inde ghedaente van eenen herder bij Mimosine compt'. Er worden ook nog enkele andere voorstellingen omschreven in de correspondentie, maar het is daarbij niet duidelijk welke onderwerpen de zes kartons uiteindelijk verbeeldden. De Meûter telde in totaal zeventien verschillende onderwerpen in de gedocumenteerde bestellingen bij de Van Verren werkplaats, waarvan ze er twaalf met overgeleverde wandtapijten in verband brengt.4 Maar alleen over de totstandkoming van zes kartons zijn echter dus betalingen en correspondentie bewaard.5 Ook in de documentatie rond de bestelling van de wandtapijten voor Huis Eerde, waarop hieronder nog nader zal worden ingegaan, is sprake van een reeks van zes wandtapijten waar de voorstellingen voor Eerde deel van uitmaken, maar helaas worden de onderwerpen daar evenmin allemaal beschreven, met uitzondering van de 'Geboorte van Bacchus' en de 'Triomf van Bacchus', beiden tevens aanwezig in cat. 165-a-d.6 Wel worden er al in de brieven van Pieter van Verren en Lodewijk van Schoor uit september 1694, waarin beiden aan elkaar verschillende onderwerpen voor de reeks voorstellen - en Van Verren aangeeft de voorkeur te geven aan 'blijde subjecten' boven bijvoorbeeld 'stervende naakten' - voorstellingen genoemd met 'Jupiter in de ghedaente van Diane bij Callisto in 2 fig', 'Mercurius brenght aende nimphen die men Neseides heet het kint Bacus om opghevoet te worden … 4 figuren' en nog 'een ander figurken dat een mandeken met fruyt op het hoofd draagt', die ook allemaal zijn voorgesteld op de wandtapijten van Huis Eerde, de laatste twee samen op hetzelfde wandtapijt (cat. 165-d). De twee andere voorstellingen van de reeks van Eerde, met Ariadne en Bacchus en Venus en Adonis worden niet in de correspondentie van 1694-1696 genoemd, maar zullen ook tot de zes kartons van Coppens, Van Schoor en De Grijef voor Pieter van Verren hebben behoord.

De figuren van Van Schoor waren 'stoffatiën' (stoffage) die op de kartons met de landschappen van Coppens werden aangebracht, zoals ook de dieren door De Grijef. Al bij de eerste brieven van Van Schoor en Pieter van Verren in september 1694 is sprake van figuren naar het ontwerp van Van Schoor, en niet van gehele voorstellingen. Van Schoor inspireerde zich voor deze figuren op voorbeelden van Franse schilders. Mogelijk deed hij dat mede omdat het de bedoeling van Pieter van Verren was om de Metamorfosenreeks te weven voor de uitvoer naar Frankrijk. Bij de wandtapijten van Huis Eerde is vooral op cat. 165-d inspiratie geput uit het werk van Nicolas Poussin (zie verder bij cat. 165-d).

Van Schoors figuren lijken oorspronkelijk bedoeld te zijn voor in een reeks andere, reeds vervaardigde landschapskartons met daarin 'parterren', 'hoven van plaisantie, fonteinen in het verschiet' en bloemen op de grond, maar op een later moment moet zijn besloten om er nieuwe landschappen bij te laten ontwerpen en schilderen door Augustin Coppens, waarmee dus eind november 1694 daarvoor een contract werd gesloten. Hoe deze landschappen van Coppens eruit zagen wordt uit de correspondentie en verdere bronnen over deze reeks niet duidelijk - behalve dat ze volgens Coppens zelf 'seer aenghenaem en plisandt' waren - maar uit de overgeleverde wandtapijten die tot deze reeks behoren, zoals die van Huis Eerde, blijkt dat het grootse parklandschappen met fonteinen betreft. Hier zouden ook de beschrijvingen van de eerdere reeks kartons op van toepassing kunnen zijn, maar om onbekende redenen besloot Pieter van Verren dus om Augustin Coppens een nieuwe versie te laten schilderen. Van hetzelfde type parklandschappen als van cat. 165-a-d zijn bij de overgeleverde Metamorfosentapijten nog twee andere gevonden, een met 'Theseus en Ariadne', een voorstelling die ook in de correspondentie uit 1694 van Van Schoor en Van Verren wordt genoemd7, en een met Nimfen in een tuinzicht dat zich in 1999 in de kunsthandel bevond.8 Het totaal aan verschillende parklandschappen naar ontwerp van Augustin Coppens komt dan inderdaad op zes, zoals het aantal kartons waarvoor hij in 1696 door Pieter Van Verren werd betaald. Dit type landschappen is overigens niet bekend uit het verdere oeuvre van tapijtontwerpen door Coppens. Wel is er uit oudere literatuur bekend dat hij een reeks gravures maakte met gezichten op de tuinen van Versailles, maar het is onbekend hoe die eruit zagen.9 Mogelijk maakte hij van die gravures gebruik voor het ontwerp en karton van cat. 165-c, waarvan het paleis en de tuinen lijken te zijn geïnspireerd op het Grand Trianon te Versailles (zie verder bij cat. 165-c).

Ook na het overlijden van Pieter van Verren in 1709 zouden er naar de kartons van deze Metamorfosenreeks nog lange tijd, tot circa 1730, door zijn opvolgers en nazaten wandtapijten worden uitgevoerd. Bovendien werd wel met landschapselementen en figuren gevarieerd. De reeks te Eerde, bestaand uit vier wandtapijten (cat. 165-a-d), is de grootste bekende uitvoering.

Alle wandtapijten van de reeks Parkgezichten met voorstellingen uit de Metamorfosen van Ovidius van Huis Eerde hebben in de bovenboord het ingeweven wapen van de familie Van Pallandt in de gekroonde, achttiende-eeuwse versie.10 Het Huis Eerde werd in 1708 gekocht door Johan Werner baron van Pallandt, die een schitterende loopbaan had als militair, onder meer veel roem en rijkdom verwierf in de Spaanse Successieoorlog, in 1709 luitenant-generaal werd en in 1727 de rang van generaal kreeg.11 Hij liet het bestaande huis afbreken en bouwde een nieuw huis, het nu nog bestaande Huis Eerde. In 1715, toen het huis gereed was, droeg hij Eerde formeel over aan zijn zoon Adolf Werner Hendrik. Deze huwde in 1724 zijn nicht Margaretha van Baer en had eveneens een militaire carrière. Zo werd hij in 1727 luitenant-kolonel in het regiment van zijn vader. Na het overlijden van Adolf Werner Hendrik in 1737 kwam Eerde terug in bezit van vader Johan Werner, die zelf in 1741 stierf.

Met betrekking tot de bestelling in Oudenaarde van de wandtapijten voor Huis Eerde werd onlangs de vrij uitgebreide correspondentie, met daarin vele interessante wetenswaardigheden en details, getraceerd door Ingrid de Meûter.12 Hieruit blijkt dat cat. 165-a-d niet, zoals eerder werd aangenomen, kort na 1715 voor het nieuwe Huis Eerde werden gemaakt, maar dat ze ruim tien jaar daarna, in 1726, in Oudenaarde werden besteld bij Jan II Van Verren (1666-1735), de zoon van de inmiddels overleden Pieter Van Verren, en in de tweede helft van 1727 op Eerde werden afgeleverd. Bij de bestelling werd bemiddeld door een zekere majoor Van Werve in opdracht van Johan Werner Van Pallandt, in de correspondentie aangeduid als luitenant-generaal baron Van Pallandt, gouverneur van Doornik, die zich in november 1726 met zijn regiment in Doornik bevond.13 Op 11 november 1726 werden koordjes naar Oudenaarde opgestuurd om de maten van de wandtapijten aan te geven met daarbij de afmetingen van de wanden waar de tapijten zouden komen en de vermelding dat ze geplaatst zouden worden binnen een wandbetimmering met een lambrisering. Vervolgens werd op 25 november 1726 een tekening gestuurd met het wapen Van Pallandt dat in de bovenboorden van de wandtapijten zou worden ingeweven, in een formaat dat door Jan II van Verren was opgegeven. Het breedste van de vier wandtapijten, cat. 165-d, werd geweven door Frans Willem van Verren (1700-1762) en was begin juli 1727 door hem geleverd aan zijn vader Jan II van Verren, die de drie kleinere wandtapijten, cat. 165-a-c, uitvoerde.

Bij de toegepaste methode om de gewenste maten door te geven aan de Van Verren werkplaats bleek ondanks alle zorgvuldigheid toch iets mis te zijn gegaan. Toen men in februari 1728 op Huis Eerde de enige tijd daarvoor gearriveerde wandtapijten wilde installeren, bleken drie van de vier wandtapijten te klein te zijn voor de wandbetimmering. Alleen het breedste, door Frans Willem van Verren geweven wandtapijt (cat. 165-d) was in orde. De resterende drie, door Jan II van Verren uitgevoerde, kleinere wandtapijten waren 'vier vingers' te kort. Over deze kwestie gingen meerdere brieven heen en weer. Zo was het volgens Johan Werner van Pallandt vanwege de verhouding met de vensters niet mogelijk om de lambrisering te veranderen. Het bleek ook dat het verschil dermate was dat de tapijten niet simpelweg iets opgerekt konden worden om alsnog op de betimmering aan te sluiten. Daarom werd besloten om in Oudenaarde aanvullende zwarte stroken te weven die vervolgens op Eerde rond de wandtapijten zouden kunnen worden genaaid. Deze oplossing had het voordeel dat de wandtapijten niet weer naar Oudenaarde teruggestuurd hoefden te worden. Om verdere vergissingen te voorkomen werd er in mei 1728, toen zoon Adolf Werner van Pallandt acht tot tien dagen naar Doornik kwam om vervolgens met zijn regiment weer naar Holland te vertrekken, een ontmoeting met Jan II van Verren in Doornik georganiseerd om de gewenste maten mondeling over te brengen. Adolf Werner kon de zwarte stroken negen maanden daarna meenemen naar Eerde toen hij in het voorjaar van 1729 weer in Doornik was. Uiteindelijk werden de aangepaste wandtapijten dus pas in de loop van 1729 binnen de wandbetimmering geplaatst. De zwarte stroken bevinden zich nog steeds rond de wandtapijten, ook overigens rond cat. 165-d, waarover werd geschreven dat het als enige de goede afmetingen had, maar waar ze wel iets smaller zijn dan bij cat. 165-a-c.

De wandtapijten bevinden zich tegenwoordig nog in de originele context op Huis Eerde. Ze bedekken de wandvlakken van de zaal vanaf de lambrisering tot aan het plafond en beginnen en eindigen bij de ramen, alleen onderbroken door de schoorsteen en drie deuren. Elk van de tapijten gaat een hoek om, zodat ze ook de smalle vlakken op de naastliggende wanden bedekken. (afb. a) Hierbij dient nog wel te worden aangetekend dat de wandtapijten nu zo groot zijn dat ze op het houtwerk van de betimmering hangen en niet erbinnen. Blijkbaar zijn ze door het jarenlange hangen, of mogelijk ten gevolge van restauratiebehandelingen, toch groter geworden.14

Verschillende figuurvoorstellingen die Lodewijk van Schoor ontwierp voor de Metamorfosenreeks van Pieter van Verren in Oudenaarde zouden naderhand ook door Brusselse werkplaatsen worden toegepast. Het totaalbeeld van de in Brussel geweven versies is echter heel anders. Terwijl bij de Oudenaardse reeks het landschap een zeer belangrijke rol speelt, staan bij de Brusselse wandtapijten de figuren centraal. Deze zijn ook in spiegelbeeld ten opzichte van de Oudenaardse uitvoeringen.15 Een Brusselse uitvoering van deze reeks die bestaat uit acht wandtapijten, waarvan er vier aan cat. 165-a-d vergelijkbare figuurgroepen hebben, hoewel soms uitgebreider en geplaatst in andere landschappen, is in het Kunsthistorisches Museum in Wenen.16 Hiervan zijn enkele wandtapijten voorzien van de initialen van Jasper van der Borcht (1675-1742). Een van die wandtapijten draagt de signatuur L. VAN SCHOOR.

#

Afb. a Het interieur van de grote zaal in Huis Eerde, met links cat. 165-a en rechts cat. 165-b, circa 1916. Foto uit particulier bezit.


165-a. Jupiter en Callisto


Beschrijving:
In een parklandschap zit links op de voorgrond Jupiter in de gedaante van de godin Diana, compleet met de maansikkel op het voorhoofd en gekleed in een rood gewaad met daarover een goudkleurig kuras. Hij heeft een arm geslagen om de heupen van de nimf Callisto, in een blauw gewaad en een rond haar wapperende beige mantel, die rechts naast hem staat. Direct rechtsachter hen staan de liefdesgod Amor met zijn boog en de adelaar met de bliksemschicht in zijn poten, attribuut van Jupiter. Hierachter bevinden zich een formele tuin, waterpartijen, fonteinen en bomenlanen; rechts staat een stenen poort. Op de voorgrond links groeien grote planten met daaraan bloemen en een enkele vrucht.

Rondom lopen boorden als een vergulde schilderijlijst met laag reliëf, opgebouwd uit drie ornamentbanden in de kleuren okergeel, beige en enkele accenten in roodbruin: aan de binnenzijde een smalle met kleine bladvoluten, in het midden een bredere met rozetten binnen ruiten afgewisseld met bladornament en buitenom een staaf met een schuin streeppatroon; het geheel omgeven door een zwarte rand. In het midden van de zijboorden en van de onderste boord bevindt zich een kleine cartouche met daarin een plantmotief. In de vier hoeken is een schuingeplaatste cartouche versierd met bladranken, waarin eveneens een plantmotief. Middenin de bovenboord staat het gekroonde wapen Van Pallandt: gedwarsbalkt van zes stukken, zwart en goud. Het schild gedekt met een vijfbladige kroon van goud bezet met edelstenen, als schildhouders twee mannen van natuurlijke kleur met zwart haar en zwarte baard, gekleed in een blauwe kniebroek en blauwe jas, aan de voorkant over de volle lengte bruin afgezet, met bruine manchetten en drie gouden tressen, waaraan ter weerszijden een kwastje, een blauwe muts en halfhoge zwarte laarzen, en met een zwart kromzwaard met gouden gevest achter zich, hangend aan een blauwe riem, houdende in de buitenste hand een bij de voet staande zilveren hellebaard met zwarte schacht; het geheel geplaatst op een gouden voetstuk met voluten, dat onder de boordrand in de hoofdvoorstelling staat.

Commentaar:
Op dit wandtapijt is het verhaal voorgesteld van Jupiter en Callisto uit Ovidius, Metamorfosen 2: 409-440. Hierin verleidt Jupiter, verkleed als de godin Diana, de nimf Callisto als zij na de jacht ligt uit te rusten. Het tapijt bevindt zich links op de schoorsteenwand en rechts naast de raamwand waarover het doorloopt tot aan het rechter raam.

Conditie:
Restauratie van de reeks tussen 1977 en 1989 door het restauratieatelier van de Zusters Benedictinessen van de Onze Lieve Vrouwe Abdij te Oosterhout (NB) daarbij geassisteerd door het Rijksmuseum te Amsterdam en de Rijksdienst voor Monumentenzorg.

Cat. 165-a
wandtapijtweverij van Jan van Verren (II) naar ontwerp van Ludovicus van Schoor naar ontwerp van Augustin Coppens naar ontwerp van Adriaen de Grijef
Jupiter en Callisto (Ovidius, Metamorfosen, II, 409-444), 1726-1727/1729
Ommen, Huis Eerde


165-b. Ariadne en Bacchus


Beschrijving:
In een parklandschap met vele fonteinen tussen loofbomen gaat een triomfstoet van rechts naar links. Ariadne is samen met Bacchus gezeten op een triomfwagen die wordt getrokken door twee luipaarden. De leidsels worden gehouden door Ariadne, die is gekleed in een rood gewaad met daarover een blauwe mantel. Bacchus, met ontbloot bovenlijf en een wapperende witte mantel, heeft zijn met een krans van druivenbladeren bedekte hoofd naar achteren gewend. Linksachter de wagen heft een satyr een drinkbokaal. Ervoor rijdt een naakt jongetje op een bok. Twee dansende vrouwen met tamboerijnen, de linker in een blauw gewaad met daarover een rode mantel en de rechter met een beige mantel losjes geknoopt over een wit gewaad, volgen de wagen. Geheel rechts loopt een satyr met een mand met druiven op zijn hoofd die een meisje aan haar linkerhand met zich mee voert. Zij draagt een blauw gewaad met een wapperende okergele schouderdoek en houdt een tamboerijn in haar rechterhand. Rechts tussen de bomen is een doorkijk naar een paleis met zuilengalerijen.

Boorden als cat. 165-a.

Commentaar:
Dit wandtapijt bevindt zich op de wand tegenover de ramen, en loopt links over de hoek verder op de schoorsteenwand tot aan de daar zich bevindende deur. Voorgesteld is hier het verhaal van Ariadne en Bacchus uit Ovidius, Metamorfosen 8: 176-182. Nadat Ariadne met behulp van een kluwen draad Theseus had helpen ontsnappen uit het labyrint van haar vader koning Minos van Kreta, werd ze door hem achtergelaten op het eiland Naxos. Hier werd ze gered door Bacchus en meegenomen op zijn triomfwagen. Kort daarna trouwde ze met hem.17 De voorstelling is ook wel aangeduid als Triomf van Bacchus.

Een ander exemplaar met deze voorstelling, ook voorzien van hetzelfde type boorden als cat. 165-a-d (maar zonder wapen), was voorheen in bezit van de stad Doornik, samen met een ander wandtapijt uit deze reeks, maar ging verloren in de Tweede Wereldoorlog.18

Conditie:
Zie bij cat. 165-a.

Cat. 165-b
wandtapijtweverij van Jan van Verren (II) naar ontwerp van Ludovicus van Schoor naar ontwerp van Augustin Coppens naar ontwerp van Adriaen de Grijef
Ariadne en Bacchus (Ovidius, Metamorfosen, VIII, 176-182), 1726-1727/1729
Ommen, Huis Eerde


165-c. Venus en Adonis


Beschrijving:
In een parklandschap zit Venus, in een ruimvallend blauw gewaad, met Adonis, gekleed in een rode tuniek, aan haar voeten. De geliefden kijken naar Amor die rechts boven hen zweeft, met in zijn handen een cartouche met daarop een met een pijl doorboord rood hart. Achter hen staat de triomfwagen van Venus, waarboven twee duiven vliegen. Links spelen twee putti en liggen Adonis' speer en jachthoorn op de grond. Rechts naast Venus liggen twee jachthonden voor een grote fontein, bekroond met een beeld. Op de achtergrond staat een groot paleis met een formele tuin.

Boorden als cat. 165-a.

Commentaar:
Dit wandtapijt bevindt zich rechts van de deur op de wand tegenover de ramen, van het vorige gescheiden door de deur midden op deze wand en loopt rechts over de hoek tot aan de deur op de wand rechts van de raamwand. Voorgesteld is het verhaal van Venus en Adonis uit Ovidius, Metamorfosen 10: 519-559. De liefdesgodin Venus, die per ongeluk is geschampt door een pijl van haar zoon Amor, wordt verliefd op de sterfelijke schone jongeling Adonis.

De voorstelling is ook wel Triomf van de Liefde genoemd.

Het paleis en de tuinen lijken te zijn geïnspireerd op het Grand Trianon te Versailles.19 De fontein rechts heeft een beeld dat is gemodelleerd naar de Sabijnse Maagdenroof van Giambologna (1529-1608) uit 1583 dat zich bevindt in de Loggia dei Lanzi te Florence.

Een ander wandtapijt met deze voorstelling, voorzien van hetzelfde type boorden (zonder wapen), is in bezit van de Sint-Walburgakerk in Oudenaarde.20 Een exemplaar met dezelfde voorstelling, ook met dezelfde soort boorden als cat. 165-a-d, in bezit van de stad Doornik, ging in de Tweede Wereldoorlog verloren.21

Conditie:
Zie bij cat. 165-a.

Cat. 165-c
wandtapijtweverij van Jan van Verren (II) naar ontwerp van Ludovicus van Schoor naar ontwerp van Augustin Coppens naar ontwerp van Adriaen de Grijef
Venus en Adonis (Ovidius, Metamorfosen, X, 519-559), 1726-1727/1729
Ommen, Huis Eerde


165-d. Mercurius en Bacchus


Beschrijving:
In een parklandschap staat rechts Mercurius, gekleed in een bruine tuniek met daarover een wapperende rode mantel, met zijn attributen de reishoed en de vleugelschoenen. Hij overhandigt het kind Bacchus, dat naakt op een wit kleedje ligt, aan twee vrouwen. De linker daarvan, met een gele mantel over een rozerood gewaad, zit op de grond, terwijl de rechter vrouw, in een okerkleurige mantel, voorover gebogen naast haar staat. Een derde vrouw, in een blauw gewaad met daarover een lange witte halsdoek, staat achter hen toe te kijken. Zij leunt met een hand op een rechthoekige sokkel waarover een groot wit kleed is gedrapeerd en waarop twee vazen en een mand met vruchten staan. Hiervoor staat een laag tafeltje met een vaas en verschillende vruchten. Iets naar links zit een vrouw met een blauwe mantel over een geel gewaad in geknielde houding. Ze verzamelt bloemen in een schaal en wijst met haar uitgestoken linker wijsvinger naar links waar verschillende grote planten, onder meer met bloeiende rozen, staan. Van geheel rechts komt een in het rood geklede vrouw aangelopen die met één hand een mand met vruchten op haar hoofd vasthoudt en in de plooien van haar opgetilde witte schort nog meer vruchten vervoert. Rechts is tussen de bomen een doorkijk naar een bouwwerk met daarvoor een fontein. Links op de achtergrond is de bovenkant van een paleis zichtbaar met daarvoor een rij van fonteinen.

Boorden als cat. 165-a.

Commentaar:
Op dit wandtapijt is het verhaal voorgesteld uit Ovidius', Metamorfosen 3: 310-312, waarin Mercurius het kind Bacchus bij de nimfen van de Indische berg Nysa brengt om te worden opgevoed.22 Dit breedste tapijt bevindt zich op de wand links van de raamwand en loopt daarop om de hoek over tot aan het linker raam. Het werd als enige van de vier wandtapijten van Huis Eerde uitgevoerd door Frans Willem Van Verren, die het in juli 1727 had voltooid en het toen aan zijn vader Jan II Van Verren leverde.23 Ook is cat. 165-d het enige wandtapijt van de reeks van Eerde waarop geen dieren naar ontwerp van Adriaen de Grijef voorkomen.24

Van Schoor heeft zich voor de figuurgroep met Mercurius, Bacchus en de twee nimfen geïnspireerd op het schilderij De Geboorte van Bacchus en de Dood van Narcissus van Nicolas Poussin uit 1657.25 Van dit schilderij werden ook in de achttiende eeuw nog gravures vervaardigd, onder meer door Jean Dambrun.26

Er zijn verschillende variaties bekend van in de Zuidelijke Nederlanden vervaardigde wandtapijten met de aan Poussin ontleende figuurgroep. Van een eveneens door Van Schoor ontworpen versie, vervaardigd in Brussel door Jasper van der Borcht, waarop het schilderij van Poussin nog letterlijker is gevolgd dan op cat. 165-d, bevindt zich een exemplaar in het Kunsthistorisches Museum in Wenen.27 Een ander, in Oudenaarde geweven wandtapijt met Mercurius en Bacchus in Praag, is ook gebaseerd op Poussin maar heeft grotendeels een andere voorstelling dan cat. 165-d.28

De voorstelling met Mercurius en het kind Bacchus is op cat. 165-d rechts uitgebreid met de vrouw met de mand op het hoofd, die kennelijk los door Van Schoor was ontworpen (zie ook de inleiding) en bij meerdere van de voorstellingen kon worden toegevoegd. Links is de voorstelling ook nog aanzienlijk vergroot, met de geknielde vrouw en de groep met bomen en planten links van haar.

Het tafereel met de bij de schaal met bloemen geknielde vrouw en de met een draperie bedekte sokkel met daarop vazen en een mand met vruchten komt als zelfstandige voorstelling voor, ook met hetzelfde landschap als bij cat. 165-d en omgeven door voor Oudenaarde kenmerkende boorden uit omstreeks 1700-1730, op een wandtapijt dat in 1972 in Brussel werd geveild.29

Conditie:
Zie bij cat. 165-a.

Cat. 165-d
wandtapijtweverij van Frans Willem van Verren naar ontwerp van Ludovicus van Schoor naar ontwerp van Augustin Coppens
Mercurius en Bacchus (Ovidius, Metamorfosen, III, 310-312), 1726-1727/1729
Ommen, Huis Eerde


Notes

1 Loosjes 1916, p. 16.

2 Van der Wyck 1969, p. 85; Van der Wyck 1982, p. 102.

3 De Meûter 1999a, pp. 222-229; De Meûter 2016, pp. 386-391. Het hierna volgende deel van de tekst over het ontstaan van de Metamorfosenreeks is gebaseerd op de gegevens uit laatstgenoemde publicatie.

4 De Meûter 2016, p. 387. Zie ook De Meûter 1999a, pp. 224-229.

5 Ook de oorspronkelijke bestelling op 10 september 1694 van Pieter van Verren bij Lodewijk van Schoor betrof al een aantal van zes 'stoffatiën met kleine figuren'. Zie De Meûter 2016, p. 386.

6 Idem, p. 63.

7 Idem, p. 406, afb. 258, huidige verblijfplaats onbekend.

8 Kunsthandel Dinolevi, Florence, inv. 3151. Zie De Meûter 1999a, p. 227, afb.

9 De Meûter 2016, p. 393.

10 Vanaf 1814 werd de kroon boven het wapen vervangen door een helm, dekkleden en een helmteken. Zie Nijkamp, Schutte 1989, pp. 161-162.

11 Gevers, Mensema 1985, pp. 268-269.

12 In Stadsarchief Oudenaarde, Nering van Heilige Barbara, reg. 843/V/1282: brieven 48, 50, 54, 61, 62, 64, 74. Zie De Meûter 2016, pp. 63-64, 165, 397. Hierop is het navolgende deel van de tekst over de leverantie voor Huis Eerde gebaseerd.

13 De Meûter 2016, p. 63. Hierin werd aangenomen dat de opdrachtgever Adolf Werner Van Pallandt was. In de documenten met betrekking tot de bestelling worden echter geen voornamen vermeld, alleen de titels van de opdrachtgever. Deze blijken te behoren aan Johan Werner Van Pallandt en niet aan zijn zoon Adolf Werner. Met dank aan Ingrid de Meûter die de brieven hierop nader controleerde.

14 Zie De Meûter 2016, p. 165.

15 Idem, p. 391.

16 Von Birk 1884, p. 190, serie LXXIX. Zie ook De Meûter 2016, pp. 392-393, afb. 239-240.

17 Hall 1996, pp. 35-36.

18 Hullebroeck 1935, p. 121, afb. LVb; De Meûter 1999a, p. 316, noot 451.

19 Ommeslaeghe 1996, p. 229; Cat. tent. Bergen op Zoom 1988, p. 104; Cat. tent. Arras 1994, p. 88; Cat. tent. Brussel 1994, p. 72.

20 Cat. tent. Brussel 1994, cat. 12; Delmarcel 1999, p. 286, kl. afb.; De Meûter 1999a, pp. 226-227, met kl. afb.

21 Hullebroeck 1935, pp. 120-121, afb. LVa; De Meûter 1999a, p. 316, noot 451.

22 Hall 1996, p. 35.

23 De Meûter 2016, p. 63.

24 Zie hierover ook Idem, pp. 434-435.

25 Reeds gesignaleerd door Blazková 1975, cat. 33. Voor het schilderij van Poussin, in het Fogg Art Museum, Cambridge (Mass.), zie Mérot 1990, cat. 122.

26 Zie Cat. tent. Poznan 1971, afb. 44.

27 De Meûter 2016, p. 392, afb. 239. Andere exemplaren van de Brusselse versie zijn in het Museum van toegepaste kunst in Boedapest en het Nationaal Museum van Poznan. Zie respectievelijk Cat. tent. Lausanne 1969, cat. 16 en Cat. tent. Poznan 1971, cat. 21, afb. 43, 45; Cat. tent. Poznan 1971, cat. 58, afb. 47.

28 Museum van toegepaste kunst, Praag. Blazková 1975, cat. 33.

29 Veiling Brussel, Galerie Moderne, 26-27 juni 1972, nr. 1236, met afb.

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree