Corpus Wandtapijten in Nederland

RKD STUDIES

162. Zes wandtapijten uit een reeks met de Geschiedenis van Dido en Aeneas


Deze zes bijzondere Antwerpse wandtapijten met de Geschie­de­nis van Dido en Aeneas bevinden zich al vanaf 1677 in het stadhuis van Nijmegen. Ze werden toen, samen met zeven andere wandtapijten uit Antwerpen, een reeks met voorstellingen uit de Metamorfosen naar Ovidius (cat. 163-a-g), verworven voor de aankleding van twee kamers in dit gebouw.1

In de jaren 1676-1679 was Nijmegen het toneel van de internationale vredesbesprekingen die leidden tot de Vrede van Nijmegen van 1678-1679. De onderhandelingen vonden plaats op diverse locaties in de stad. Begin 1677 zochten de Staten-Generaal een neutrale vergaderruimte waar alle betrokken partijen mee akkoord konden gaan. Deze werd gevonden in de twee zogenaamde Gedeputeerdenkamers van het stadhuis. Men verzocht de gebruikers, de gedeputeerden van de provincie Gelderland van het Kwartier van Nijmegen, deze ruimten hiertoe passend te voorzien van meubels en behangsels. Vanuit Den Haag werden hiervoor de maten van de kamers opgevraagd. Dit lijkt er op te duiden dat de Staten-Generaal hielpen bij het vinden van de geschikte wandtapijten. Of de wandtapijten ook via een tapijthandelaar in Den Haag werden betrokken is onduidelijk. Kennelijk was het aanvankelijk de bedoeling om de wandtapijten voor de duur van de vredesbesprekingen te huren, maar toen bleek dat de kosten voor één jaar huur ongeveer hetzelfde waren als voor aankoop, besloten de Nijmeegse gedeputeerden in mei 1677 tot dat laatste. Voor de bekostiging ervan was uiteindelijk de constructie gevonden van betaling uit de onkostenvergoeding van de provincie Gelderland voor de deelname aan de vredesbesprekingen. Hierdoor bleven deze twee bijzondere reeksen wandtapijten na afloop van de vredesbesprekingen in het stadhuis van Nijmegen. De reeks met de Geschiedenis van Dido en Aeneas (cat. 162-a-f) zou tot 1939 de wanden blijven sieren van de westelijke Gedeputeerdenkamer, die in latere tijden werd gebruikt als Raadzaal en vervolgens als de Trouwzaal van het stadhuis, maar in 1944 door brand werd verwoest. Na de restauratie in de periode 1953-1963 kregen deze wandtapijten uiteindelijk in 1982 een plaats in de Burgerzaal in het nieuwe secretariegebouw van het stadhuis, waar ze fraai tot hun recht komen. Sinds 2010 hangt de reeks daarnaast steeds voor een periode van vijf jaar in de Vrede van Nijmegenzaal van Museum Het Valkhof, in een roulatiesysteem met de reeks met Metamorfosen naar Ovidius (cat. 163-a-g).2

In de schaarse documenten over de aankoop van de wandtapijten worden er geen nadere bijzonderheden over gegeven. Uit bronnen elders en het bestaan van gemerkte wandtapijten met dezelfde voorstellingen is echter bekend dat de beide reeksen zijn vervaardigd op de werkplaats van Michiel Wauters te Antwerpen.

De oorspronkelijke reeks met de Geschiedenis van Dido en Aeneas bestaat uit acht wandtapijten met voorstellingen uit de liefdesgeschiedenis van de Trojaanse prins Aeneas en de Carthaagse koningin Dido, zoals beschreven in de Aeneis van de Romeinse dichter Publius Vergilius Maro (70-19 voor Chr.). Naast de in Nijmegen vertegenwoordigde zes voorstellingen, Aeneas ontmoet zijn moeder Venus, De bouw van Carthago, Het offer van Dido aan Juno, Aeneas en Dido vluchten voor het onweer, Mercurius herinnert Aeneas aan zijn verplichting naar Italië te reizen en het Afscheid van Dido en Aeneas, behoren tot de voltallige reeks ook nog voorstellingen met Dido's banket en met de Dood van Dido. Gezien het feit dat de ruimte waarin de Nijmeegse Aeneasreeks vanaf 1677 tot 1939 steeds heeft gehangen niet groot genoeg was voor acht wandtapijten is het niet aannemelijk dat er in Nijmegen oorspronkelijk meer dan zes wandtapijten uit deze reeks aanwezig zijn geweest.3 Het was zelfs zo passen en meten om de tapijten over de beschikbare wandruimte te verdelen, dat het wandtapijt met het Afscheid van Dido en Aeneas verdeeld was in twee smalle tapijten voor tussen de ramen.

De reeks wandtapijten met de Geschiedenis van Dido en Aeneas is het product van een bijzondere samenwerking tussen de werkplaats van Michiel Wauters te Antwerpen en de Italiaanse kunstenaar Giovanni Francesco Romanelli. In mei 1673, ruim tien jaar na Romanelli's overlijden in november 1662, schreef Wauters met, zeer gepaste, trots en bewondering over deze reeks die hij de 'Historie van Enea Troyano' noemde: 'Sr. Romanelli Saliger heeft mij daer inne gedient soe wel als oyt van syn leeven iets geschildert heeft gehadt.'4 In een eerdere brief van 4 februari 1673 schreef Wauters bovendien over 'myne fyne kaemer Enea Troyano': 'Eene curieuse lycke myene in Neerlant altyt geen curieuser en is ende is van Sig.r Gio Fran.co Romanelli geschildert ende geteeckent, ende noch daer by op het uyterste syn devoir gedaen'.5 Uit deze opmerkingen van Michiel Wauters kan allereerst worden opgemaakt dat Romanelli deze reeks in opdracht van Wauters heeft ontworpen ('Sr. Romanelli Saliger heeft mij daer inne gedient') en, ten tweede, dat hij naast de ontwerpen zelf ook de kartons vervaardigde ('is van Sig.r Gio Fran.co Romanelli geschildert ende geteeckent').

Romanelli en Wauters zullen elkaar al hebben leren kennen te Rome in de jaren 1635-1637. De wever Michele fiammingo die daar toen bij de Barberini werkplaats werkzaam was bij de uitvoering van ontwerpen door Romanelli en Pietro da Cortona (1596-1669)6 - van wie Romanelli leerling en medewerker was - was hoogstwaarschijnlijk dezelfde persoon als Michiel Wauters.7

Het is niet zeker wanneer Romanelli precies de ontwerpen en kartons voor de Geschiedenis van Dido en Aeneas voor Wauters maakte. De eerste documenten waarin deze wandtapijten worden vermeld dateren pas uit 1673, geruime tijd na Romanelli's overlijden.8

Italo Faldi veronderstelde reeds dat de ontwerpen van de Aeneastapijten werden gemaakt voor een (Franse) opdrachtgever tijdens de twee verblijven van Romanelli in Parijs in 1646-1647 en 1655-1658, aangezien ze niet in de documenten voorkomen van de Barberini werkplaats te Rome en bovendien classicistischer van stijl zijn dan de wandtapijten die hij voor die werkplaats ontwierp.9 Tijdens zijn eerste Parijse verblijf in 1646-1647 maakte Romanelli voor het Hôtel Lambert te Parijs inderdaad een schilderij met een voorstelling uit de geschiedenis van Aeneas.10 Nog grotere overeenkomsten, zowel in de stijl, een combinatie van barok en classicisme, als in de hername van meerdere figuren, hebben de wandtapijtontwerpen van de Aeneasreeks echter met Romanelli's plafondschilderingen met voorstellingen uit de geschiedenis van Rome uit 1655 in het Grand Cabinet de la Reine in het appartement d'été van Anne d'Autriche in het Palais du Louvre.11 Een figuurgroep in de schildering met de Sabijnse maagdenroof is zelfs bijna letterlijk gelijk aan Dido die met Aeneas vlucht voor het onweer op cat. 162-d.12 Opvallend is dat de wandtapijten alweer minder verwantschap hebben met de plafondschilderingen die Romanelli iets later, in 1656-1658, ook in het appartement d'été van Anne d'Autriche in het Palais du Louvre schilderde.13 Daarom lijkt het zeer aannemelijk dat de ontwerpen voor de Aeneasreeks in dezelfde tijd als het Grand Cabinet, rond het jaar 1655, werden gemaakt.

Er is een vijftal voorbereidende tekeningen van Romanelli bekend voor vier van de wandtapijten van de Geschiedenis van Dido en Aeneas, verspreid over verschillende collecties, waarvan meerdere in Engeland.14

Zes van de oorspronkelijk acht op ware grootte geschilderde kartons van deze reeks door Giovanni Francesco Romanelli, die zich bij het overlijden van Michiel Wauters in 1679 nog in diens bezit bevonden15, werden in 1969 verworven door de Norton Simon Foundation in Pasadena, Californië (VS) op een veiling van Sotheby's te Londen. Ze waren toen afkomstig uit de collectie van graaf Poulett van Hinton House bij Crewkerne in Somerset.16 Daar hadden ze zich in elk geval bevonden sinds 1828 en waren in 1774 geveild uit het bezit van Mr. Alexander Fordyce in Roehampton, Surrey.17 De bewaarde kartons zijn allemaal bestemd voor wandtapijten met horizontale voorstellingen. Van de enige twee wandtapijten met verticale voorstellingen ontbreken de kartons.

Er zijn vier verschillende boorden rond deze reeks wandtapijten bekend. Het type van de boorden rond cat. 162-a-f - met wapens, waardigheidstekenen en vazen omgeven door bloemslingers, bovenaan een cartouche met een zeilschip en beneden een brandend altaar - komt verder alleen voor rond een volledige reeks van acht wandtapijten met de Geschiedenis van Dido en Aeneas in de Galleria Alberoni te Piacenza.18 Er werd wel verondersteld dat de reeks te Piacenza mogelijk te identificeren is met de reeks die zich bij het overlijden van Michiel Wauters in 1679 bij de handelaar Antonio Verpennen te Rome in consignatie bevond.19 De scheepjes in de cartouche in de bovenboord zijn hoogstwaarschijnlijk een verwijzing naar de reis van Aeneas. Het lijkt daarom aannemelijk dat deze boorden bij deze reeks werden ontworpen. Ook het vuur op het altaar, symbool voor de offers die de verliefde Dido aan de goden bracht teneinde Aeneas in Carthago te laten blijven, past in het verhaal.

De Geschiedenis van Dido en Aeneas is de enige wandtapijtreeks die Giovanni Francesco Romanelli niet in opdracht ontwierp voor de Barberini werkplaats in Rome.20 Naar de ontwerpen en kartons van deze reeks, die in elk geval dateren van vóór Romanelli's overlijden in 1662, maar waarschijnlijk uit omstreeks 1655, lijken pas voor het eerst na 1670 uitvoeringen in tapisserie te zijn gemaakt door de werkplaats van Michiel Wauters in Antwerpen. Namelijk alle nu overgeleverde wandtapijtreeksen waarvan bekend is wanneer ze werden vervaardigd of geleverd, dateren uit de periode 1671-1679, zoals ook de uitvoering van het stadhuis van Nijmegen, die in 1677 werd aangekocht. De reden hiervoor is niet duidelijk. Mogelijk had Wauters, voor wie volgens zijn eigen getuigenis, zoals boven reeds werd vermeld, Romanelli de ontwerpen en kartons had getekend en geschilderd, door een tot op heden onbekende oorzaak deze niet eerder tot zijn beschikking gekregen.21

Onder meer uit het relatief grote aantal overgeleverde wandtapijten van deze reeks blijkt dat de Geschiedenis van Dido en Aeneas buitengewoon populair was. Naast de genoemde complete reeks in Piacenza bezit ook het Cleveland Museum of Art in Cleveland, Ohio (VS) een volledige serie van acht wandtapijten, oorspronkelijk afkomstig uit het bezit van de familie Barberini te Rome.22 Die reeks werd tussen 1671 en 1673 voor kardinaal Carlo Barberini (1630-1704) vervaardigd door de werkplaats van Michiel Wauters in Antwerpen en verkocht via Antonio Verpennen in Rome.23 Ook bevond er zich in 1951 nog een reeks van acht wandtapijten in de collectie Bellini te Florence, voorzien van de initialen van het echtpaar Barberini-Baglioni.24 Het Kunsthistorisches Museum in Wenen bezat eveneens een volledige reeks, waarbij drie wandtapijten voorzien van het weversmonogram M.W. en twee met de signatuur M.WAVTERS, die echter sinds 1945 is verdwenen nadat deze wandtapijten vanaf 1939 waren uitgeleend aan de Rijkskanselarij te Berlijn.25 Verder is er nog een aantal kleinere reeksen overgeleverd. Zo bevinden er zich in de Zweedse koninklijke collectie te Stockholm drie Aeneastapijten die zijn voorzien van de wapens van koningin Hedwig Eleonora en de weverssignatuur M.WAVTERS. Deze zijn daar in elk geval aanwezig sinds 1674 en behoren tot een oorspronkelijk uit acht wandtapijten bestaande reeks in het slot Drottningholm.26 Ook het koninklijk paleis van Holyroodhouse in Edinburgh en de Accademia di Brera in Milaan bezitten elk een reeks van drie wandtapijten met de Geschiedenis van Dido en Aeneas.27 Enige reeksen bestaande uit twee wandtapijten en verschillende afzonderlijke exemplaren bevinden zich, naast in enkele internationale musea, veelal in particuliere collecties en in de kunsthandel.28

De gehele Nijmeegse wandtapijtreeks met de Geschiedenis van Dido en Aeneas, cat. 162-a-f, werd tussen 1953 en 1960 gerestaureerd bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel in Haarlem.29 Bij deze ingrijpende restauratie zijn alle delen in zijde en de donkerbruine wollen inslag volledig vernieuwd. Veel boorden zijn herweven vanwege beschadigingen veroorzaakt door het vastspijkeren van de wandtapijten. Bovendien werden bij cat. 162-f, met het Afscheid van Dido en Aeneas, de twee oorspronkelijke smalle tapijten bij de restauratie tot één wandtapijt samengevoegd.


162-a. Aeneas ontmoet zijn moeder Venus


Beschrijving:
In een landschap met verspreide boomgroepen en op de voorgrond enkele groene planten, staat links Aeneas. Hij maakt een groetend gebaar en kijkt naar rechts waar zijn moeder, de godin Venus, in de gedaante van een jageres, tussen de bomen verschijnt. Ze is gekleed in een kort wit gewaad en heeft een blauwe mantel over haar heupen en rechterschouder geslagen. Op haar rug draagt ze een pijlenkoker en in haar rechterhand houdt ze een pijl. Op de achtergrond is een mannenfiguur met een omgekeerde waterkruik (een stroomgod) zichtbaar, zittend aan de oever van een rivier.

Het wandtapijt heeft rondom brede boorden waarin verschillende wapens (zoals wapenrustingen, schilden en pijlen), waardigheidstekenen (zoals ketens, scepters en hermelijnen mantels) en vazen zijn omgeven door slingers van bladeren, bloemen en vruchten. In het midden van de bovenboord is een cartouche geplaatst met daarin een voorstelling van een varend zeilschip en in het midden van de benedenboord een sokkel of altaar, met daarop een brandend houtvuur.

Commentaar:
Deze voorstelling kreeg van Michiel Wauters de enigszins misleidende omschrijving: 'daer Enea in bosch Dido vint en haer aenspreeckt'.30 Echter is de scène weergegeven die wordt beschreven in Vergilius, Aeneis I, 314-401, waar Aeneas, die met zijn schepen en manschappen door een noodweer op de kust bij Carthago is geland, samen met zijn vriend Achates op verkenning is gegaan. Hij ontmoet dan zijn moeder, de liefdesgodin Venus in de gedaante van een jonge Carthaagse jageres, die hem vertelt dat hij zich bevindt in het gebied van Dido en hem aanraadt deze koningin op te gaan zoeken. De tekst van Vergilius is vrij getrouw door Giovanni Francesco Romanelli gevolgd, zoals in de afbeelding van Juno: 'als een echte jageres had zij zich met een lichte boog getooid, de wind bespeelt haar losse lokken, haar plooiend kleed is opgeknoopt en laat de knieën bloot'.31

Voor het ontwerp van dit wandtapijt zal Romanelli zich hebben laten inspireren door een schilderij met een vergelijkbare compositie door Pietro da Cortona uit omstreeks 163532, waarvan hij eerder al een vrij getrouwe kopie schilderde.33

Het karton voor deze voorstelling is niet overgeleverd. Uit de vergelijking met andere overgeleverde exemplaren met Aeneas ontmoet zijn moeder Venus blijkt dat cat. 162-a een smalle weergave is van de oorspronkelijke voorstelling, waarbij de figuur van Achates links is weggevallen.34

Conditie:
Restauratie bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1955-1960. Hierbij werden alle delen in zijde vervangen.

Cat. 162-a
wandtapijtweverij van Michiel Wauters naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli
Aeneas ontmoet Venus, 1655-1677
Nijmegen, Raadhuis Nijmegen, inv./cat.nr. T1


162-b. De bouw van Carthago


Beschrijving:
Te midden van de drukke bouwwerkzaamheden in de stad Carthago staat koningin Dido, vergezeld van haar zuster Anna, haar rechterhand opgeheven in een spreekgebaar. Ze wijst met haar linkerhand op een bouwtekening die wordt vastgehouden door Achates links en een voor haar geknielde vrouw in een groen gewaad. Dido kijkt naar Aeneas die rechts van haar staat, gekleed in vol ornaat met een rode mantel om zijn schouders en een gepluimde helm op zijn hoofd.

Met rondom vergelijkbare boorden als bij cat. 162-a.

Commentaar:
Michiel Wauters benoemde deze voorstelling als: 'daer Enea en Dido Cartago doen bauwen'.35 Gewoonlijk wordt deze scène verklaard als het moment in Vergilius, Aeneis IV, 74-76, waarop Dido, in hevig verliefde toestand, Aeneas rondleidt in het nieuwgebouwde Carthago en van verliefdheid soms geen woord meer kan uitbrengen.36 Vooral vanwege de zelfverzekerde houding en het spreekgebaar van Dido in de voorstelling op dit wandtapijt, is het echter aannemelijker dat het hier een verbeelding betreft van een eerdere, meer uitgebreide, scène, Vergilius, Aeneis I, 418-610, waar Aeneas kort na de landing de bouwactiviteiten in de stad Carthago verkent.37 Hij is daarbij onzichtbaar omdat Venus hem in een wolk heeft gehuld. Hij ziet daar Dido voor de eerste keer, samen met een aantal van zijn manschappen, die zij aanbiedt zich in Carthago te vestigen. Opeens laat Venus de wolk oplossen en ziet Dido dan Aeneas in al zijn schoonheid voor zich staan. In deze laatstgenoemde interpretatie is cat. 162-b het tweede wandtapijt in de reeks, volgend op Aeneas ontmoet zijn moeder Venus, in plaats van het vierde wandtapijt, direct na Het offer van Dido aan Juno, dat het zou zijn in de interpretatie met Dido in sprakeloos verliefde toestand.

Een voorbereidende tekening van Giovanni Francesco Romanelli die in verband te brengen is met het ontwerp voor dit wandtapijt bevindt zich in het Ashmolean Museum te Oxford.38 Het karton is in het Norton Simon Museum, Pasadena.39 (afb. a)

Meerdere figuren op cat. 162-b, zoals Aeneas in vol ornaat, de zittende steenhouwer links vooraan en de man op de achtergrond die de ladder beklimt, lijken hernames te zijn van figuren die Romanelli schilderde op het plafond van het Grand Cabinet in het appartement d'été van Anne d'Autriche in het Palais du Louvre.40

Conditie:
Restauratie bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1954-1960. Hierbij werden alle delen in zijde vernieuwd.

Cat. 162-b
wandtapijtweverij van Michiel Wauters naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli
De bouw van Carthago, 1655-1677
Nijmegen, Raadhuis Nijmegen, inv./cat.nr. T2


Afb. a
Giovanni Francesco Romanelli
De bouw van Carthago, ca. 1646
Pasadena (Californië), Norton Simon Museum, inv./cat.nr. F.1969.19.P


162-c. Het offer van Dido aan Juno


Beschrijving:
Centraal staat een altaar, waarvoor op de grond het offer ligt: een geslachte os. Twee dienaren staan erbij, de ene gehurkt en met zijn rug naar de toeschouwer. De bijl waar de os mee werd geslacht ligt ervoor. Rechts strooit Dido wierook op het altaar. Een jongen rechts, met een lauwerkrans op zijn hoofd, houdt het kistje met wierook voor haar vast. Achter hen staan twee dienaressen in gesprek, een van hen met een kruik in haar armen. Links wijst een priester naar het beeld van de godin Juno, met erachter haar attribuut de pauw, dat binnen de ronde zuilengalerij links op de achtergrond staat. Aan de voet van de sokkel zitten twee vrouwen in aanbidding geknield voor het beeld.

Met rondom vergelijkbare boorden als bij cat. 162-a.

Commentaar:
Michiel Wauters noemde deze voorstelling: 'daer Dido sacrificie doet'.[41] Verhaald wordt de episode uit Vergilius, Aeneis IV, 56-68: 'Zelf, stralend mooi, draagt Dido een gevulde wijnschaal aan en stort die uit tussen de horens van een blanke koe'.41 De verliefde Dido brengt allerlei offers aan de goden, vooral aan Juno, teneinde Aeneas in Carthago te laten blijven.

Deze voorstelling is het enige wandtapijt in de Nijmeegse reeks dat de signatuur van ontwerper Giovanni Francesco Romanelli linksonder draagt,42 evenals alle andere bekende exemplaren met de voorstelling van Het offer van Dido aan Juno.43

Een voorbereidende schets van Romanelli voor de gehele voorstelling van Het offer van Dido aan Juno bevindt zich in het Courtauld Institute of Art (Witt Collection) in Londen.44 Een studie van het hoofd van Dido voor deze voorstelling was in 1983 in de kunsthandel te Rome.45 Het karton is in het Norton Simon Museum, Pasadena.46 (afb. b)

Conditie:
Restauratie bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1955-1963.

Cat. 162-c
wandtapijtweverij van Michiel Wauters naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli
Het offer van Dido aan Juno, 1655-1677
Nijmegen, Raadhuis Nijmegen, inv./cat.nr. T3


Afb. b
Giovanni Francesco Romanelli
Het offer van Dido aan Juno, ca. 1646
Pasadena (Californië), Norton Simon Museum, inv./cat.nr. M.1969.26.1.P


162-d. Aeneas en Dido vluchten voor het onweer


Beschrijving:
Een landschap met links Dido en Aeneas die naar de ingang van een grot in de rotsen achter hen vluchten. Aeneas houdt beschermend zijn mantel boven Dido's hoofd. Boven hun hoofden zit een uil op een tak. Rechts rennen soldaten, paarden en een hond weg. Rechtsboven in de lucht vliegen twee amors.

Met rondom verge­lijkbare boorden als bij cat. 162-a.

Commentaar:
Op dit wandtapijt is de scène voorgesteld uit Vergilius, Aeneis IV, 160-172. Als Dido en Aeneas samen, met hun respectievelijke gevolgen, deelnemen aan een jachtpartij, breekt er een vreselijk onweer uit: 'Carthagers en Trojaanse mannen en Aeneas' zoon, kleinkind van Venus, rennen bang naar links en rechts om ergens in 't veld een dak te vinden (...) Dido en de Trojaanse leider schuilen samen in dezelfde grot. Juno, de bruidsgodin, en Moeder Aarde geven direct hun teken: bliksems vlammen, en de Ether bezegelt het verbond en nimfen zingen op de bergtop een bruiloftslied.'47

Michiel Wauters noemde deze voorstelling: 'daer Dido met Enea inde grotte vluchten om den reegen'.48

De amors rechts zijn verwant aan engeltjes in de Geboorte van Christus door Michele fiammingo, alias Michiel Wauters, in 1635-1636 in Rome bij de Barberini werkplaats geweven naar ontwerp van Pietro da Cortona en Giovanni Francesco Romanelli.49

Een nog sterkere overeenkomst heeft de voorstelling van cat. 162-d met een plafondschildering van Romanelli in het Grand Cabinet de la Reine in het appartement d'été van Anne d'Autriche in het Palais du Louvre uit 1655. De groep van een soldaat die een vrouw vastgrijpt in de schildering met de Sabijnse maagdenroof is bijna letterlijk gelijk aan Dido die met Aeneas vlucht voor het onweer op cat. 162-d.50 De houding van Dido op cat. 162-d is eveneens vergelijkbaar met die van de Sabijnse vrouw geheel links op die schildering en ook de kleding van Aeneas op het wandtapijt lijkt op die van een Romein op de voorgrond van de Sabijnse maagdenroof.

Het karton voor Aeneas en Dido vluchten voor het onweer is in het Norton Simon Museum, Pasadena.51 (afb. c)

Conditie:
Restauratie bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1954-1959.

Cat. 162-d
wandtapijtweverij van Michiel Wauters naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli
Aeneas en Dido vluchten voor het onweer, 1655-1677
Nijmegen, Raadhuis Nijmegen, inv./cat.nr. T4


Afb. c
Giovanni Francesco Romanelli
Aeneas en Dido vluchten voor het onweer, ca. 1646
Pasadena (Californië), Norton Simon Museum, inv./cat.nr. F.1969.33.2.P


162-e. Mercurius herinnert Aeneas aan zijn verplichting naar Italië te reizen


Beschrijving:
Rechts op de voorgrond, met zijn rug tegen een draperie, zit Aeneas. Hij deinst terug voor de links van hem in de lucht zwevende god Mercurius, die op zijn hoofd een gevleugelde helm draagt. Links, verder naar de achtergrond, zijn een man en een vrouw aan weerszijden van een balustrade met elkaar in gesprek.

Met rondom vergelijkbare boorden als bij cat. 162-a.

Commentaar:
Michiel Wauters noemde het onderwerp van deze voorstelling: 'daer Mercurius Enea raet van Dido te scheyden'.52 Voorgesteld is hier Vergilius, Aeneis IV, 265-276, waarin Mercurius, in opdracht van Jupiter, Aeneas herinnert aan zijn belofte om een nieuwe staat in Italië te stichten, en dus niet bij zijn geliefde Dido in Carthago te blijven.

Het karton voor deze voorstelling is niet overgeleverd.

De zwevende figuur van Mercurius in cat. 162-e lijkt sterk op de Mercurius op een plafondschildering uit 1653 door Giovanni Francesco Romanelli in de Villa Lante te Bagnaia bij Viterbo.53

Cat. 162-e
wandtapijtweverij van Michiel Wauters naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli
Mercurius herinnert Aeneas aan zijn verplichting naar Italië te reizen, 1655-1677
Nijmegen, Raadhuis Nijmegen, inv./cat.nr. T5


162-f. Afscheid van Dido en Aeneas


Beschrijving:
Op de voorgrond links op een tegelvloer staat Aeneas, in volle wapenrusting. Hij kijkt naar Dido die rechts van hem staat, haar hand met daarin een witte zakdoek aan de mond. Tussen hen in is een laag gebeeldhouwd reliëf zichtbaar met een voorstelling van een putto die een vaas geeft aan een zittende vrouw. Op de achtergrond rechts staan twee dienstmaagden het tafereel gade te slaan. Links in de achtergrond is een haven met schepen en soldaten die klaar staan voor vertrek.

Met rondom vergelijkbare boorden als bij cat. 162-a.

Commentaar:
Michiel Wauters beschreef het onderwerp van deze voorstelling als: 'daer Enea syn afscheyt neemt van Dido'.[55] Het is een voorstelling met de buitengewoon dramatische afscheidsscène uit Vergilius, Aeneis IV, 304-387, waar Aeneas zijn vertrek uitlegt aan de woedende en wanhopige Dido.

Een voorbereidende schets van Romanelli voor de gehele voorstelling van het Afscheid van Dido en Aeneas bevindt zich in de Graphische Sammlung van Kunstmuseum Düsseldorf.54

Het karton is in het Norton Simon Museum, Pasadena.55 (afb. d)

Dit is de op een na laatste voorstelling van de reeks. Hierop volgt de voorstelling met de Dood van Dido, met haar zelfmoord, die in de wandtapijtreeks te Nijmegen niet is vertegenwoordigd.

Conditie:
Restauratie bij de Stich­ting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1954-1959. Oorspronkelijk was deze voorstelling verdeeld over twee smalle wandtapijten, van respectievelijk 117 cm en 120 cm breedte, bestemd voor de muurdammen tussen de vensters. Bij de restauratie zijn deze tot één wandtapijt samengevoegd. De voorstelling werd aangevuld aan de hand van een foto van het exemplaar uit Wenen. Het karton voor deze reconstructie werd geschilderd door C. Vis. De oorspronkelijke, op het smalle formaat ontworpen, boorden aan de boven- en onderzijde zijn vervangen door nieuw geweven boorden naar het voorbeeld van die van de andere vijf wandtapijten.56

Cat. 162-f
wandtapijtweverij van Michiel Wauters naar ontwerp van Giovanni Francesco Romanelli
Afscheid van Dido en Aeneas, 1655-1677
Nijmegen, Raadhuis Nijmegen, inv./cat.nr. T6


Afb. d
Giovanni Francesco Romanelli
Afscheid van Dido en Aeneas, ca. 1646
Pasadena (Californië), Norton Simon Museum, inv./cat.nr. F.1969.33.1.P


Notes

1 De navolgende gegevens over de verwerving van de wandtapijten zijn afkomstig uit: De Heiden 1978a, pp. 187-190; De Heiden 1978b, pp. 81-82; De Heiden 1982, p. 138. Zie tevens Kruijsen, Moormann 2011, pp. 7-26.

2 Kruijsen, Moormann 2011, pp. 4, 26.

3 De Heiden 1982, p. 81 (afb. 169), 137.

4 Brief van Michiel Wauters aan Alexander en Guillaume Forchoudt, Antwerpen, 19 mei 1673. Gepubliceerd in Denucé 1936, p. 375.

5 Brief van Michiel Wauters in Antwerpen aan Alexander en Guillaume Forchoudt in Wenen, 4 februari 1673. Gepubliceerd in Denucé 1931, pp. 288-289.

6 De Strobel 1989, pp. 15, 25-26.

7 Rubinstein 1969, p. 114; Forti Grazzini 1997, p. 143; Bertrand 2005, pp. 55, 128.

8 Denucé 1936, p. 374.

9 Faldi 1970, pp. 69, 314.

10 'Vénus versant le dictame sur la blessure d'Enée' (Venus giet balsem op Aeneas' wond), Louvre, Parijs, inv. 579. Rosenberg 1971, p. 161, afb. 8; Cat. Parijs 1981, p. 228.

11 Faldi 1970, pp. 71-72, 330-331, afb. 278-279; Cat. Parijs 1981, p. 230, inv. 20350; Bresc-Bautier, Morvan 1998, p. 36.

12 Faldi 1970, p. 331, kl. afb. 279; Forti Grazzini 1997, p. 143; Bertrand 2005, pp. 129, 321, afb. 143.

13 Faldi 1970, pp. 71, 332-337, afb. 280-288; Cat. Parijs 1981, pp. 228-231, inv. 20348-20349, 20351; Bresc-Bautier, Morvan 1998, pp. 32-35.

14 Bertrand 2005, pp. 125, 185, noot 263. Het British Museum in Londen bezit een tekening voor Dido's ban­ket: Rubin­stein 1969, p. 116, afb. 4; Bertrand 2005, pp. 125, 318, afb. 135. Voor de andere vier tekeningen, zie bij cat. 162-b, cat. 162-c en cat. 162-f.

15 Van den Branden z.j., p. 31; Crick-Kuntziger 1935, p. 36.

16 Veiling Sotheby's & Co., Londen, 26 maart 1969, pp. 6-11, nrs. 3-8; Rubinstein 1969, pp. 113-126, afb. 3, 6, 9-10, 12-13; Asselberghs 1974, p. 37; Duverger 1977, pp. 282-283, afb. 14; Herrmann 1980, pp. 39-40 (kl. afb.); Arisi, Mezzadri 1990, p. 140, afb. 71, 73, 75, 77, 81, 83; Forti Grazzini 1997, p. 141; Delmarcel 1999, p. 296 (kl. afb.).

17 Veiling Langford, 7 juli 1774, nr. 59. Zie www.nortonsimon.org/art/detail/F.1969.19.P. (Geraadpleegd 26-4-2022.)

18 Deze reeks is vanaf 1735 gedocumen­teerd in het bezit van kardinaal Giulio Alberoni (1664-1752), die onder meer als eerste minister van Spanje ver­ant­woordelijk was voor de oprich­ting van de wandtapijtma­nufac­tuur te Madrid. Crick-Kuntziger 1935, pp. 38-39, afb. 2; Rubinstein 1969, p. 125; Arisi, Mezzadri 1990, pp. 107, 113, 127-129, 138-153.

19 Arisi, Mezzadri 1990, pp. 145-146; Gasparotto 2003, pp. 65, 68-70.

20 Bertrand 2005, p. 127.

21 Zie ook Idem, pp. 129-130.

22 Rubinstein 1969, pp. 118 (fig. 8), 125; Assel­berghs 1974, p. 22; Forti Grazzini 1997, p. 143; Delmar­cel 1999, pp. 295-298 (met 4 afb. in kleur); Bertrand 2005, pp. 125-130, 138, 186-187, 318-321.

23 Bertrand 2005, pp. 129, 138.

24 De huidige verblijfplaats hiervan is onbekend. Het wandtapijt met Dido's banket uit deze reeks verscheen op veiling Londen, Sotheby's, 12 december 1975, nr. 10. Over deze reeks, zie Viale 1952, p. 65; Forti Grazzini 1984, p. 42; Forti Grazzini 1997, p. 144; Bertrand 2005, p. 187, noot 311.

25 Von Birk 1883-1884, 2, pp. 204-205, cat. XCIX/1-8; Baldass 1920, pl. 223-230; Bauer 1980, pp. 134, 137, 143-144, 166-171, afb. 152-159; Heinz 1995, pp. 73-74, afb. 21; Forti Grazzini 1997, pp. 144, 146, noot 31.

26 Böttiger 1895-1898, II, pl. XXXIII, III, pp. 34-35, pl. XXII a-b, IV, p. 93; Cat. tent. Deurne 1973, pp. 61-63; Forti Grazzini 1997, p. 144; cat. tent. Stockholm 2002, pp. 60-69.

27 Zie respectievelijk Swain 1988, pp. 20-23, cat. 4-a-c en Forti Grazzini 1997, pp. 139-146. Tevens Bertrand 2005, p. 187, noot 311.

28 Zie Forti Grazzini 1997, pp. 143-144; Bertrand 2005, p. 187, noot 311.

29 Over de restauratie, zie ook Kruijsen, Moormann 2011, pp. 23-26.

30 Denucé 1936, p. 378.

31 Vergilius 2000, p. 26.

32 In het Louvre, Parijs. Rubinstein 1969, pp. 113 (afb. 1), 120; Bertrand 2005, pp. 128, 186 (noot 301), 318, afb. 134.

33 Afkomstig uit de Villa d'Este in Cernobbio aan het Comomeer, bevond het zich enige tijd in de collectie Bisiri Vici te Rome en kwam het in of na 1976 in bezit van de Banca Sannitica di Napoli, Napels. Rubinstein 1969, p. 120; Forti Grazzini 1997, p. 142; Bertrand 2005, pp. 128, 186, noot 301.

34 Vergelijk bijvoorbeeld de exemplaren met deze voorstelling van de Galleria Alberoni in Piacenza (Arisi, Mezzadri 1990, p. 139, kl. afb. 70.), voorheen in het Kunsthistorisches Museum te Wenen (Rubinstein 1969, p. 113, afb. 2; Bauer 1980, p. 166, afb. 152; De Heiden 1982, afb. op p. 137), en in bezit van de Accademia di Brera in Milaan (Forti Grazzini 1997, p. 139, afb. 46).

35 Denucé 1936, p. 378.

36 Rubinstein 1969, p. 119.

37 Zie hierover ook Kruijsen, Moormann 2011, p. 32.

38 Parker 1950, pp. 473-474; Parker 1956, cat. 936; Rubinstein 1969, p. 119; Arisi, Mezzadri 1990, p. 141; Forti Grazzini 1997, p. 141; Bertrand 2005, p. 185, noot 263.

39 The Norton Simon Foundation, inv. F.1969.19.P. Rubinstein 1969, p. 119, afb. 9; Delmarcel 1999, p. 296 (kl. afb.).

40 Vergelijk de afbeeldingen in: Cat. Parijs 1981, p. 230; Bresc-Bautier, Morvan 1998, p. 36.

41 Denucé 1936, p. 378.

42 Aeneis IV, 60-61, citaat uit Vergilius 2000, p. 89.

43 Kruijsen, Moormann 2011, p. 18, afb.

44 Zoals in de Galleria Alberoni te Piacenza (Arisi, Mezzadri 1990, p. 138), de Accademia di Brera te Milaan (Viale 1952, p. 65, pl. 57; Arisi, Mez­zadri 1990, pp. 142-143; Forti Grazzini 1997, p. 140, afb. 48) en in het Cleve­land Museum of Art (Rubin­stein 1969, p. 118, afb. 8; Delmarcel 1999, p. 295, kl. afb. 10.3).

45 Rubinstein 1969, p. 118, afb. 7; Arisi, Mezzadri 1990, p. 141; Bertrand 2005, p. 319, afb. 136; Kruijsen, Moormann 2011, p. 16, afb.

46 Bertrand 2005, p. 185, noot 263.

47 The Norton Simon Foundation, inv. M.1969.26.1.P. Rubinstein 1969, p. 117, afb. 6; Kruijsen, Moormann 2011, p. 17, afb.

48 Vergilius 2000, p. 92.

49 Denucé 1936, p. 378.

50 Voor dit werk, zie De Strobel 1989, afb. 12-13.

51 Faldi 1970, p. 331, kl. afb. 279; Forti Grazzini 1997, p. 143; Bertrand 2005, pp. 129, 321, afb. 143.

52 The Norton Simon Foundation, inv. F.1969.33.2.P. Rubinstein 1969, p. 121, afb. 10; Herrmann 1980, p. 40, kl. afb.

53 Denucé 1936, p. 378.

54 Faldi 1970, p. 325, afb. 272. Zie ook Forti Grazzi­ni 1997, p. 143.

55 Denucé 1936, p. 378.

56 Bertrand 2005, pp. 126, 185, noot 263.

57 The Norton Simon Foundation, inv. F.1969.33.1.P. Rubin­stein 1969, p. 123, afb. 12.

58 De Heiden 1982, p. 140.

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree