Corpus Wandtapijten in Nederland

RKD STUDIES

154. Het Ontzet van Leiden


Beschrijving:
Centraal staat de landkaart van Leiden en omgeving met daar in vogelvlucht ingetekend de posities van de Spaanse en Hollandse troepen tijdens het verloop van de inundatie van het land tussen Delft en Leiden vanaf 3 augustus 1574, die zou zorgen voor het ontzet van Leiden op 3 oktober van dat jaar. Iets boven het midden links ligt de stad Leiden, in de linkerbenedenhoek de Noordzee en rechtsboven Rotterdam. Delfland en Schieland staan onder water. Het niet ondergelopen land achter de duinen is zachtgroen gekleurd. In het midden van de voorstelling zijn gevechtshandelingen gaande, met de vloot van de watergeuzen met vlaggen in oranje-wit-blauw (van Willem van Oranje), die vanuit de Maassteden en Delft over het ondergelopen land richting Leiden vaart. De Spaanse troepen en vestingen zijn herkenbaar aan blauwwit geblokte vlaggen (de kleuren van Alva).

Van rechts naar links zijn in chronologische volgorde de historische gebeurtenissen op de kaart weergegeven: geheel rechts zijn de dijken ten oosten en westen van Rotterdam doorgestoken (vanaf 3 augustus), links daarvan vaart de Geuzenvloot onder admiraal Boisot door de vaarten en over het ondergelopen land van Delfland en Schieland richting Pijnacker en de Voorweg (vanaf 10 september). Iets boven het midden worden de Landscheiding en de Groeneweg doorgestoken (11 en 12 september). In het midden is de aanval op de Voorweg te zien, die wordt afgeslagen door de Spanjaarden (17 september), maar na een stevige noordwestenwind en zware regenval (18 september) komt het water steeds hoger en vaart de Geuzenvloot om Zoetermeer heen, wordt de Zegwaartse Verlaat geopend (19 september) en vaart men vervolgens naar de Noord Aa (21 september). Met behulp van springvloed en een gunstige harde wind wordt de watermassa richting Leiden opgestuwd (29 september), waardoor de Geuzen verder kunnen optrekken in de richting van de Kerkweg, die in bezit wordt genomen en een geslaagde aanval op Zoeterwoude wordt gedaan (1 en 2 oktober). De Spanjaarden verlaten vervolgens Lammenschans ten zuiden (in de voorstelling rechts) van Leiden (in de nacht van 2-3 oktober) en geheel links is het ontzet van de stad (3 oktober), waarna de Spanjaarden over het nog droge gedeelte van Leiden naar Den Haag trekken en linksonder in vier schepen wegvaren over de Noordzee.

In de rechterbenedenhoek is het wapen van Leiden geplaatst met in zilver twee schuingeplaatste sleutels van rood en als schildhouders een Amor met een ontspannen boog en een leeuw met een zwaard aan zijn voeten en daaronder de schaalverdeling, met de tekst: 'MATE VAN EEN GEMEEN MYL LANCK. 4000 PASSEN'. Tegen de randen van de voorstelling de opschriften: boven OOST, onder WEST, links NOORDEN, rechts SUYDEN.

Rondom lopen, tussen smalle ornamentboorden met een spiraalmotief, brede boorden met op een geel-beige fond acht ovale rolwerk-cartouches met figurale voorstellingen (grote in het midden, kleinere in de hoeken) afgewisseld met bloemen en vruchtenfestoenen en rolwerk. In de cartouches zijn voorgesteld: middenboven Jupiter en een regengod die zijn kruik leegt; in de bovenhoeken een regengodin en een windgod; aan de linkerzijkant rijdt Venus op haar wagen over de wolken; rechts staat Mars die Ceres en Bacchus wegvoert, met op de achtergrond ondergelopen land met schepen; middenonder Oceanus en zijn vrouw Thetys tussen de zeedieren; in de benedenhoeken Tritonen. De cartouches middenboven en -onder worden geflankeerd door putti, die onderaan de attributen van Ceres en Bacchus dragen.

Commentaar:
De stad Leiden werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vanaf eind oktober 1573 belegerd door de Spanjaarden. In de voorstelling op dit wandtapijt is op een landkaart van het gebied van Leiden tot Rotterdam in vogelvlucht de historische situatie ingetekend tijdens het beleg en het ontzet van Leiden. Afgebeeld is een reeks momenten tijdens het beleg, in augustus, september en oktober 1574, waarop de hoogheemraden van Delfland en Schieland de dijken in hun gebied doorstaken en het land rond Leiden onder water kwam te staan.1 Deze moedige daden zouden op 3 oktober 1574 de terugtrekking van het Spaanse leger en het ontzet van Leiden bewerkstelligen. Nog steeds wordt dit feit jaarlijks in Leiden herdacht op 3 oktober.

Cat. 154 werd vervaardigd voor het Leidse Stadhuis in de jaren 1587-1588 in opdracht van het stadsbestuur van Leiden. Tot 1635 werd het wandtapijt ook opgehangen in het Academiegebouw van de Leidse Universiteit bij promoties, maar hieraan kwam een einde omdat het door de studenten werd beschadigd.2

Er zijn verschillende documenten betreffende de opdracht van cat. 154 bekend. Allereerst werd op 24 februari 1587 een contract gesloten tussen het stadsbestuur van Leiden en 'mr. Joost Jans Lanckeert, Basconter, tapytsier, woonende tot Delft', die 'voor de stadt van Leyden zal wercken een stuc tapyts, innehoudende de geschiedenisse van tontset deser stede'.3 Hij zou dit doen 'volgens tpatroon, twelc by Hans Liefring es geteekent'. Het patroon zou op kosten van de stad 'werden gemaect ende vergroot, zo van tprincipael werc als van lysten'. Over de weefuitvoering werd bepaald dat hij het wandtapijt zou maken 'van fyn sayet gaeren volgens tmonster twelc hy borgemeesteren heeft vertoont ende daer van hy een streng opt raedhuys der stadt Leyden zal laten ende zal alle de vlammen ende tvuyr in tvoors. tapyt connen wercken van gout'.4 Eerst moest hij echter een proefstuk weven van 1 el in het vierkant. Voor het werk daaraan zou hij 12 gulden ontvangen. Pas als deze proef naar tevredenheid was uitgevoerd, zou de opdracht voor het wandtapijt doorgaan. De uitsnede van de kaart voor de proef was vooraf bepaald: 'daer inne comen zal volgens tpatroon de schermutsinge aen den Leytsendam, de slach aen de Voorwech ende een houc van den Zoetermeerse meer'.5

Het proefstuk werd al ruim een maand later, op 2 april 1587, goedgekeurd. Meteen werd toen groen licht gegeven voor de uitvoering van het wandtapijt: 'Die van Geregte gezien de prouve gemaect by mr. Joost Jansz tapytsier tot Delff hebben de zelve opgenomen ende voor goet geoordeelt ende zulx verclaert ende geresolveert dat mr. Joos tprincipale stuc zal wercken voorde stadt volgens taccoordt met hem gemaect den XXIIIIen february voorleden ende dat zulx de prouve opt stadthuys in bewaringe zal werden gehouden.'6

De volgende dag, 3 april 1587, werd met 'Mr. Joost Jansz. Lanckaert Basconter' een definitief contract voor het wandtapijt opgemaakt.7 Hierin werden nog enkele bepalingen verduidelijkt: 'In zulcken voorwaerden dat hy tzelve zal wercken conformiter de prouve die hy de voors. stede heeft gelevert ende gelaten beter ende niet erger. Immers dat hy hem nopende het veranderen van de coleuren inde voors. prouve hem zal gedragen naar tbewerp twelc hem wegens der voors. stede gegeven ende gedaen zal werden by mr. Ysaac Claesz. schepen der voors. stede'. Ook werd de definitieve prijs vastgelegd: 'ende zal genieten op elcke vierkante gemeene Leytsche elle twaelf gulden van 40 grooten tstuc te betalen by de opleveringe'. De dag daarna, 4 april 1587, kreeg Lanckaert een eerste betaling van 150 gulden voor 'zeecker tappijt cleet van 't onset deser stede'.8 Op 17 augustus 1587 volgde opnieuw een betaling aan Joost Janszoon tapytsier: 'Es geresolveert ter goeder reeckeninge van het tapijt dat hy voorde stadt werckt noch te doen C gulden.'9 De eindbetaling, zoals afgesproken na de voltooiing van het wandtapijt, van 82 gulden en 5 stuivers gebeurde bijna 17 maanden na het verlenen van de opdracht, op 30 augustus 1588, ter voldoening van een totaalbedrag van 356 gulden en 5 stuivers: 'Noch aen meester Joost Jansz Lanckaert betaelt een somme van tweentachtich gulden vyf stuivers munte voors., over ende in volle betaelinge van drie hondertzessenvyftich guldens vyf stuivers hem competerende volgende tcontract by Burgemeesteren met hem gemaect over tmaecken van het tappyt van tontset van Leyden by hem opgelevert mitsgaeders in voldoeninghe vande buyten wercken en schenckaigien hem by die vanden Gerechte toegevoucht breeder blyckend byde declaratie diemen hier met ordonnantie van Burgemeesteren van daeto den XXXsten augusti XVC LXXXVIII ende quitantie overgelevert hier de voorschreven LXXXII gl. V st.'10

Ongeveer een jaar later, op 11 augustus 1589 werd nog een betaling van 66 gulden gedaan aan Isaac Nicolai (Claesz) van Swanenburg voor het maken van het patroon van zowel de hoofdvoorstelling als van de boorden van het tapijt en tevens voor reparatie van het karton: 'Noch aen meester Yzaac Nicolai Schepen deser stede betaelt een somme van zessentzestich guldens der voors. munte uyt zaecken dat hy deur bevel van Burgemeesteren inder tyt gemaect heeft het patroon van tbeleg ende ontset dezer stede met de omleggende steden, dorpen, forten ende garnisoenen mit eenen boort daeromme gaende naer den eysch, waer naer tstadts tappyt van tontset es gemaect, mitsgaeders dat tzelve patroon op tdouc gestelt es geweest tot vele plaetssen doer den tappytsier of het oppappen gequest (sic) ende bedorven heeft verholpen ende gebetert, breeder blyckende byde ordonnantie van Burgemeesteren van daeto den XIen augusti anno XVC LXXXIX ende quitantie overgelevert hier de voors. LXVI gl.'11

Tenslotte werd nog op 24 april 1606, na het overlijden van Lanckaert, aan zijn nabestaanden bevestigd dat alle rekeningen voor het wandtapijt op dat moment waren voldaan.12

Het ontwerp van de landkaart dat aan de basis lag van de hoofdvoorstelling van cat. 154 was van Hans (Johannes) Liefrinck. Hij stamde uit een in Antwerpen en Augsburg werkzame graveursfamilie en werd in Leiden vermeld vanaf 1561, waar hij overleed in 1599. Hij was tekenaar, ontwerper en schilder, maar verwierf vooral bekendheid als cartograaf.13

De boorden ('lijsten') zijn naar ontwerp van de Leidse schilder Isaac Claesz van Swanenburg (1537-1614), die tevens achtereenvolgens lid van de vroedschap, schepen en burgemeester van de stad Leiden was.14 Het ontwerp van deze boorden werd speciaal gemaakt voor dit wandtapijt, met allegorische en mythologische scenes in de medaillons die betrekking hebben op diverse aspecten van het ontzet van Leiden. Het programma voor de boorddecoratie werd waarschijnlijk opgesteld in samenwerking met de Leidse geleerden en dichters Jan van Hout (1542-1609) en Janus Dousa (1545-1604), die beiden een belangrijke rol hadden gespeeld bij de verdediging van de stad.15 Uit de hierboven geciteerde documenten valt op te maken dat Van Swanenburg tevens het karton voor de hoofdvoorstelling vervaardigde: de vergroting van het ontwerp van Liefrinck en de bepaling van de kleuren ervan.

Het wandtapijt werd vervaardigd door de tapijtwever Joost Jansz Lanckaert Basconter (ook: Den Bas) van Enghen te Delft. Oorspronkelijk afkomstig uit Edingen (Enghien), was hij tot aan de reformatie in 1572 ruim zestien jaar werkzaam geweest als beroepszanger in de Oude Kerk in Delft.16 Na de reformatie was hierin geen werk meer voor hem en in de jaren 1573-1575 moest hij zich tot het stadsbestuur van Delft wenden voor financiële ondersteuning. In 1575 wordt hij voor het eerst vermeld als tapijtwever. Gezien zijn herkomst uit Edingen, in de zestiende eeuw een belangrijk centrum voor tapijtproductie in de Zuidelijke Nederlanden, kan worden verondersteld dat hij zich daar in zijn jonge jaren reeds had bekwaamd in dit vak.

Lanckaert signeerde het wandtapijt voluit met 'Mr. Jodocus'. Er zijn ook door hem gesigneerde documenten bekend voorzien van een soort merkteken.17

In 1574-1575 vervaardigde 'Joost Jansz. Basconter' al een wandtapijt met een voorstelling van het ontzet van Leiden, dat ten geschenke zou worden gegeven aan de legeraanvoerder Graaf Günther XLI von Schwarzburg (1529-1583), zwager van Willem van Oranje.18 Het is niet bekend wie de opdrachtgever was, maar Lanckaert kreeg in elk geval 12 schellingen van het stadsbestuur van Delft voor 'syne moeyten ende tot eene gratuiteyt, dat hij burgemeesters verthoende seecker tapeserye, inhoudende 't beleg ende ontset van Leyden, dat den grave van Zwartsenburch geschoncken worde'.19 Het werd er niet bij vermeld, maar het is heel goed mogelijk dat daarvoor ook een kaart van Hans Liefrinck als voorbeeld diende. Mogelijk toonde Lanckaert dit tapijt in 1575 aan het stadsbestuur van Delft om ook van hen een dergelijke opdracht te verkrijgen. Hierover is verder echter niets bekend.

Dat de in Delft werkzame Joost Jansz Lanckaert in 1587 van het Leidse stadsbestuur de opdracht verwierf tot het weven van cat. 154 zal dus in verband staan met het feit dat hij al eerder een wandtapijt met een vergelijkbare voorstelling had vervaardigd. Ook bestond er in Leiden zelf na het overlijden van Willem Andriesz de Raet in 1573 geen werkplaats meer die een dergelijke prestigieuze opdracht kon uitvoeren.20 De in Leiden werkzame wever Bartholomeus Adriaensz, die in 1578 en 1586 kussens in tapisserie met het wapen van Leiden vervaardigde, in het eerstgenoemde jaar naar ontwerp van Hans Liefrinck, was ten tijde van deze opdracht mogelijk net overleden of werd anders niet geschikt geacht om dit wandtapijt te maken.21

Cat. 154 is het enige wandtapijt dat van het werk van Lanckaert is overgeleverd. Het is ook het oudste nog bekende in Delft vervaardigde tapijt. Bovendien is het een van de vroegste cartografische voorstellingen in tapisserie in Europa.22

Opvallend bij cat. 154 is, dat het noorden zich niet bovenaan, maar links bevindt.23 De bekende kaarten van het ontzet van Leiden door Liefrinck hebben wel het noorden bovenaan. Mogelijk werd dit voor het wandtapijt aangepast om de belangrijkste handelingen beter in beeld te brengen. Ook Engelse wandtapijten met landkaarten, vervaardigd te Sheldon in 1588 en daarna, hebben overigens het noorden links. Hiervan is wel verondersteld dat men zich heeft geïnspireerd op het wandtapijt van Lanckaert, ook omdat het hoofd van de werkplaats in Sheldon, Hickes, relaties met Holland onderhield.24

Conditie:
Goed, verschoten. Gerestaureerd door mej. 't Hooft, 1895-1899. Restauratie door dhr. H.W. Ranselaar, in dienst bij Van der Straten, die het werk had overgenomen van Gaspari, waarbij alle namen in zwart werden opgewerkt, circa 1907. Reiniging en reparatie op de ateliers van het Rijksmuseum te Amsterdam, 1948.25 Voorzien van een nieuwe voering op het textielatelier van het Rijksmuseum, Amsterdam, 2018.

Cat. 154
wandtapijtweverij van Joost Jansz. Lanckaert naar ontwerp van Hans Liefrinck (II) en naar ontwerp van Isaac Claesz. van Swanenburg
Het Ontzet van Leiden, 1587-1588
Leiden, Museum De Lakenhal, inv./cat.nr. 3358


Notes

1 Zie voor beschrijvingen van de opeenvolgende gebeurtenissen: Moerman 1941, pp. 126-132; Pelinck 1951a, p. 24; Fockema Andreae 1953, pp. 309-315; Moerman 1974, pp. 1-12.

2 Rammelman Elsevier 1857, p. 66.

3 Erfgoed Leiden en Omstreken (ELO), toegangnr. 0501A, Stadsarchief van Leiden (1253) 1574-1816 (1897) (Stadsbestuur (SA II)), inv. nr. 44, Gerechtsdagboek A, fol. 524. Gepubliceerd door Rammelman Elsevier 1857, p. 66; Van de Graft 1869, pp. 80-81; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 77.

4 In cat. 154 is uiteindelijk geen gouddraad of ander metaaldraad verwerkt.

5 Dit deel van de kaart is nu ongeveer in het midden van de hoofdvoorstelling van cat. 154 te zien.

6 ELO, 0501A, inv. nr. 44, Gerechtsdagboek A, fol. 539v. Niet eerder gepubliceerd. Gesignaleerd in Pelinck 1948, p. 104; Pelinck 1951a, p. 25; Ekkart 1998, pp. 113, 149, noot 3. Het proefstuk is niet overgeleverd.

7 ELO, 0501A, inv. nr. 44, Gerechtsdagboek A, fol. 540v. Vrijwel volledig gepubliceerd door Pelinck 1948, pp. 103-104. Tevens werden enkele andere afspraken, zoals het gebruik van goud voor de vlammen, nog eens bevestigd. Zie ook Pelinck 1951a, p. 25; Ekkart 1998, pp. 113, 149, noot 3.

8 Gepubliceerd in Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 78.

9 ELO, 0501A, inv. nr. 44, Gerechtsdagboek A, fol. 603. Niet eerder gepubliceerd.

10 ELO, 0501A, inv. nr. 7460, Rekeningen Tresorier Ordinaris, 1588, fols. 695r-695v. Niet eerder gepubliceerd. Deze eindafrekening werd abusievelijk en zonder bronopgave gesteld op 8 augustus 1588 in Pelinck 1948, p. 104; Pelinck 1951a, p. 25; Ekkart 1998, p. 113.

11 ELO, 0501A, inv. nr. 7461, Rekeningen Tresorier Ordinaris, 1589, fol. 469. Deels geciteerd door Pelinck 1948, p. 104 en Ekkart 1998, p. 113, waarbij abusievelijk de datum van 9 augustus 1589 werd gegeven.

12 Rammelman Elsevier 1857, p. 66; Van de Graft 1869, p. 81; Eisler 1921, p. 192.

13 Zie Pelinck 1948, p. 102; Ekkart 1974, p. 183; The new Hollstein Dutch & Flemish etchings, engravings and woodcuts circa 1450-1700, vol. 36/1 (2021), p. xlii.

14 Ekkart 1998, pp. 18-23.

15 Zie Hartkamp-Jonxis 1993-1994, p. 215; Ekkart 1998, p. 115. Over hen, zie Zijlmans 2011, p. 15.

16 Zie Oosterbaan 1962, I-III; Oosterbaan 1973, pp. 230-231.

17 Van Ysselsteyn 1936, II, p. 477, nr. 3; Oosterbaan 1962, II, afb.

18 Dit tapijt is niet overgeleverd. Ook komt het niet voor in de inventaris die werd opgemaakt na het overlijden van Graaf Günther XLI von Schwarzburg in 1583, noch in latere inventarissen van het Huis Schwarzburg. Zie Klein 2010, pp. 19-20.

19 Het volledige document werd gepubliceerd in Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 62. Zie ook Van Zijl 1981, 1, p. 203; Brassat 1992, p. 173; Cat. tent. Amsterdam 1993, p. 45.

20 Voor De Raet, zie cat. 153.

21 Bartholomeus Adriaensz overleed tussen 2 oktober 1586 en 28 februari 1590. Zie verder bij cat. 155, speciaal noot 5.

22 Voor een beknopt overzicht van landkaarten op wandtapijten in de zestiende en zeventiende eeuw, zie Onghena 1981, pp. 291-294.

23 Zie hierover ook Pelinck 1948, p. 105.

24 Wingfield Digby 1980, p. 76.

25 Pelinck 1951a, p. 25.

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree