Corpus Wandtapijten in Nederland

RKD STUDIES

155. Acht kussens met het wapen van Leiden verdedigd door de leeuw, met applicatie in tapisserie


Beschrijving:
Op een ondergrond van blauwgroen laken is links een wapenschild van écru laken met twee schuin gekruiste sleutels van rood (en deels beige) borduursel geappliceerd. Het schild is gedekt met een kroon, bezet met elf parels (van hetzelfde laken) en gehouden door een strijdbare leeuw van rood, in de rechtervoorklauw in schuinslinkse stand een ontbloot zwaard van hetzelfde laken, met gevest van goud, omhoog houdend. De leeuw, de kroon op het wapen en het gevest van het zwaard zijn in tapisserietechniek vervaardigd en, evenals de delen in laken, met wol op de ondergrond vastgezet. De nagels van de leeuw zijn geborduurd, behalve degene die in de kroon is geweven. Rondom is een rand van roestbruine gemêleerde franje.

Commentaar:
Tegenwoordig bezit Museum De Lakenhal acht kussens van de vroedschap van Leiden met aan de voorzijde het wapen er op geappliceerd. Het wapen heeft één leeuw die met opgeheven zwaard het wapen verdedigt.1 Van de acht kussenbladen zijn vier eerder een tijdlang tot twee kussens als voor- en achterzijde samengevoegd, één kussen had het wapen slechts aan de voorzijde, terwijl de overige drie kussenbladen gecombineerd waren met drie van de vijf kussenbladen van cat. 155-a-e (Kalf nr. 8) met het wapen tussen twee staande leeuwen.2 Het is niet bekend of in de oorspronkelijke situatie de kussenbladen in tapisserie aan een of aan beide zijden van de Leidse vroedschapskussens werden toegepast.

Mogelijk zijn de geappliceerde delen in tapisserie oorspronkelijk afkomstig van de leverantie van acht kussenbladen aan het stadsbestuur van Leiden in 1628 door de tapijtwever Cornelis Adriaensz uit Gouda. Op deze volledig in tapisserie vervaardigde kussenbladen was inderdaad het wapen van Leiden ingeweven, zoals blijkt uit een document van 11 december 1628: '(...) te betalen aen Cornelis Adriaensz tapijtwercker wonende ter Goude, ter somma van tachtich guldens van XL: grooten tstuck, ter saecke hij acht bladeren tot tapijte kussens met deser stede wapen ten dijenste van dese stadt gemaect ende gelevert heeft.'3 Uit de kwitantie van de uitbetaling aan Cornelis Adriaensz op 18 december 1628 blijkt bovendien dat het stadswapen op deze kussens één leeuw als schildhouder had, zoals ook op cat. 155-a-h: '(...) Cornelis Adriaensz tapijtwercker een somme van tachtich gulden (...) van acht kussen bla[der]en met een leeuw en stadts wapen daer in gewrocht tot X gl. tstuck'.4

In de zestiende eeuw waren ook in Leiden zelf reeds tapisseriekussens met vrijwel dezelfde compositie van het wapen van Leiden vervaardigd door de tapijtwever Bartholomeus Adriaensz.5 Volgens de ordonnantie van burgemeesters de dato 11 juli 1578 werd 'Noch betaelt aan Bartholomeeus Adriaensz die somme van zessenvyftich ponden munte voorscreven ter caus van het wercken van zestien sittecussenen mitte roode Hollantsche leeuwe mit zyn azueren tuig en(de) claeuwen hebbende een zwaert boven den cop ende onder eene platte schilt deser stede, als twee roode sluetelen Bourgoins cruys gewys over den anderen in een silveren velt, die hem aenbesteet waeren, tstuck tot drye ponden tien schellingen voor XIII½ ellen breede tyck van twee ellen totte voorscreven sittecussenen gegaen, elcke elle tot twintich schellingen, ende voor zestien dieste veeren tot twaelff schellingen, Lourys Cornelis zoon Scheenhart zes ponden twee schellingen zes deniers voor vyfenveertich ponden veeren daertoe gebruyct tpont tot III s. zes deniers, ende Cornelis Geryts zoon stadthuysbewaerder vyff ponden twaelff schellingen voor zestien zussenen [sic] te naeyen vollen ende bearbeyden tstuck tot zeven schellinghen', tot een totaal bedrag van 91 pond, 16 schellingen, 6 deniers.6 De schilder Hans Liefrinck, die omstreeks 1561-1599 in Leiden werkzaam was, ontving tegelijkertijd 'voor tmaecken van tpatroon daer naer Bartholomeeus de cussen blaederen dezer stede heeft gewrocht blyckende byde ordonn. van date voors. … die somme van XXIII st.'7

De zeer ongebruikelijke manier waarop bij cat. 155-a-h het wapenschild van Leiden, in plaats van ondersteund te worden door twee schilddragers, wordt verdedigd door de rode Hollandse Leeuw met klauwen, die een zwaard boven zijn kop heffend het wapen van Leiden verdedigt, maakt duidelijk dat dit militante karakter zijn oorsprong vindt in de benarde situatie waarin de stad zich kort tevoren had bevonden ten tijde van het beleg door Spaanse troepen in 1573-1574. Pas nadat het gebied rondom Leiden onder water was gezet waardoor de Spanjaarden in begin oktober 1574 op de vlucht sloegen, wist toen de Geuzenvloot onder admiraal Boisot de uitgehongerde bevolking van Leiden te ontzetten. Nog geen vier jaar later zal Hans Liefrinck voor het kussenontwerp met de strijdbare Hollandse leeuw met opgeheven zwaard zich hebben laten inspireren door een van de papieren noodmunten die begin 1574 door het stadsbestuur in omloop werden gebracht omdat het geld was uitgeput. Op de noodmunt van de kwart gulden, met als randschrift de tekst 'PVGNO PRO PATRIA' (ik strijd voor het vaderland), zien we een leeuw in dezelfde houding met geheven zwaard; het wapen met de gekruiste sleutels van Leiden is daar echter aangebracht op het wapenschild dat de leeuw ter bescherming links voor zijn borst houdt en niet rustend op de grond, zoals in cat. 155-a-h.8 Na het ontzet werd vanaf de jaren tachtig van de zestiende eeuw deze voorstelling, maar dan wel met de gekruiste sleutels op een gebruikelijk heraldisch wapenschild dat op de grond rustte, de meest gebruikte uitbeelding op officiële zegels van de stad Leiden, hoewel dit wapenschild nooit gedekt was met een kroon zoals op cat. 155-a-h. Het vroegst bekende voorbeeld van dit type voorstelling op zegels is het zogenaamde 'Zegel ten zaecken', dat op 5 mei 1587 door de goudsmid Claes Gijsbrechtsz van Campen aan 'die van den Gerechte' werd overgeleverd '… wegende in zilver zeven onchen ende een halve engelsche'; in de marge is daarvan een papieren opgedrukt zegel bevestigd.9

Ook kort na het einde van het bestand in 1621, toen de strijd weer was opgelaaid, was in 1628 de situatie nog zodanig dat het patroon van Liefrinck voor de zestien zitkussens uit 1578 opnieuw tot voorbeeld zal hebben gediend voor Cornelis Adriaensz. Later, vanaf ongeveer het midden van de zeventiende eeuw en in de achttiende eeuw toen deze strijd niet meer actueel was, zou de meer gebruikelijke heraldische voorstelling voor de wapenkussens in tapisserie van de Leidse vroedschap worden toegepast, met twee leeuwen als schildhouders.10 In 1950 zou overigens weer de versie met één strijdbare rode leeuw als het officiële wapen van Leiden worden vastgelegd, met daarbij de wapenspreuk 'Haec libertatis ergo' (Dit omwille van de vrijheid) als verwijzing naar het verzet tegen de Spanjaarden in de zestiende eeuw.

Bartholomeus Adriaensz weefde na deze eerste Leidse opdracht nog in 1586 vier kussenbladen met het Leidse wapen voor rijtuigkussens 'omme gebruict te worden voorde Gecommitteerden dezer stede in treysen op stadts waegen'.11 Naar Liefrincks ontwerp zou in 1587-1588 ook het beroemde wandtapijt met Het Ontzet van Leiden worden geweven, ditmaal echter door de wever Joost Jansz Lanckaert te Delft (zie cat. 154, Museum De Lakenhal Leiden).

Cat. 155
wandtapijtweverij van Cornelis Adriaensz (III) naar ontwerp van Hans Liefrinck (II)
Set kussens met het wapen van Leiden verdedigd door de leeuw, met applicatie in tapisserie, ca. 1628
Leiden, Museum De Lakenhal, inv./cat.nr. 141-147.1-8

Museum De Lakenhal bezit ook nog een geschilderd doek van 70 x 70 cm groot met dezelfde voorstelling als cat. 155-a-h, evenwel geplaatst op een bloemenweide en met bovenaan het jaartal 1736. (afb. a) Het is niet duidelijk wat de functie is van dit doek en wat de oorspronkelijke relatie met de kussens kan zijn geweest.12 Langs de vier zijden van dit doek zijn moeten zichtbaar van een kader dat ongeveer overeenkomt met de maten van de kussens cat. 155-a-h. Het is mogelijk dat deze moeten zijn ontstaan toen dit doek als een soort stofpatroon gebruikt is bij het bepalen van de maten van deze kussens op het moment dat de delen in tapisserie op stof werden geappliceerd. Dit zou dan ergens na 1736 gedaan moeten zijn.

Conditie:
De catalogus van 1879 beschrijft als ondergrond voor de applicatie een groen laken ondergrond,13 de catalogus van 1951 een zwart laken ondergrond. Vier kussenbladen zijn in 1936, in eigen beheer van het museum, losgemaakt van de achterzijde en tot acht aparte kussens gemaakt. In 1956 zijn cat. 155-a-h gerestaureerd in het atelier van het Rijksmuseum in Amsterdam door mevr. C. Dekkers onder leiding van Th.H. Lunsingh Scheurleer. Bij bezoeken van E.J. Kalf aan Museum De Lakenhal in 1958 en 1973 bestond de ondergrond van de applicatie uit zwart laken. In 2003 geconserveerd bij Paswerk, Cruquius; aangezien de huidige groenblauwe ondergrond bij aankomst reeds aanwezig was, zal deze op een onbekend moment na 1973 de zwarte hebben vervangen. De achterzijde van de kussens is van groen laken. De acht kussens zijn in 2003 zonder vulling in dozen geborgen.

Afb. a
Anoniem Northern Netherlands (hist. region) 1736 (gedateerd)
Leeuw, verdedigende het wapen van Leiden, 1736 (gedateerd)
Leiden, Museum De Lakenhal, inv./cat.nr. 2393


Notes

1 Dit is afwijkend van cat. 156-a-e, Museum De Lakenhal Leiden, waar het wapen van Leiden op de meer gebruikelijke manier door twee leeuwen wordt gedragen.

2 Vroegste beschrijving in Overvoorde 1914, p. 13, nrs. 113-115, 117-119. Deze situatie moet al in 1879 bestaan hebben: dan worden genoemd vier kussens van tapijtwerk en twee van groen laken met uitgeknipt tapijtwerk (Cat. Leiden 1879, p. 19, nrs. 137-140, 141-142). Dit komt overeen met de voorzijde van de kussens beschreven in 1914, alleen het kussen met slechts eenzijdig het uitgeknipte tapijtwerk wordt vóór 1914 niet vermeld. In 1936 werd deze situatie gewijzigd, toen de drie kussens met de verschillende wapens aan de voor- en achterzijde, evenals de twee kussens met tweemaal het wapen van cat. 155-a-h, na overleg met dr. G.T. van Ysselsteyn, zijn gesplitst en hersteld in eigen beheer. Erfgoed Leiden en Omstreken (ELO), toegangnr. 0530, Archief van het Stedelijk Museum De Lakenhal, inv. nr. 6, Notulen (en mededelingen) van de commissie voor De Lakenhal, 29 juni 1936; inv. nr. 48D, Brievenboek (van de directie) 1936-1937, p. 25, nr. 751, p. 35, nr. 774; inv. nr. 72B, Ingekomen brieven, nrs. 7207, 7208; inv. nr. 59, Jaarverslag over 1936, p. 10. In 1936 in museuminventaris bijgeschreven: 'na herstel 12 kussens i.p.v. 7'. Het kussen met de twee gelijke voorstellingen (cat. 156-a-e) bleef toen nog gehandhaafd. Pelinck 1951a, pp. 26-27, cat. 60.

3 ELO, toegangnr. 0501A, Stadsarchief van Leiden (1253) 1574-1816 (1897) (Stadsbestuur (SA II)), inv. nr. 149, Burgemeesters Dagboek E, fol. 40. Niet eerder gepubliceerd. Document gesignaleerd zonder transcriptie in: Pelinck 1951a, p. 27, cat. 60.

4 ELO, 0501A, inv. nr. 8469, Rekening Tresorier extra-ordi­naris 1629, fol. 177v. Niet eerder gepubliceerd. Document gesignaleerd zonder transcriptie in: Pelinck 1951a, p. 27, cat. 60.

5 Bartholomeus Adriaensz 'tapissier binnen Leyden' was afkomstig uit het gehucht Sint-Adriaan bij Haacht in Vlaams-Brabant. Dit blijkt uit een schenkingsakte met betrekking tot zijn huis op de Papengracht van 25 april 1586, waarop bij de ondertekening van Bartholomeus Adriaensz ook zijn merk staat: een cirkel recht doorsneden door een krukkenkruis. ELO, toegangnr. 0506, Oude notariële archieven van Leiden (ONA Leiden), inv. nr. 51, Minuutakten van notaris Willem Oudevliet, 1586, fols. 96r-97r. Een ongeïdentificeerd weversmerk dat voorkomt op wandtapijten geweven in Brussel, onder meer de reeks met de Daden van João de Castro van het Kunsthistorisches Museum in Wenen (serie XXII), werd door Bangs ten onrechte beschouwd als dat van Bartholomeus Adriaensz. Hoewel dat merk is opgebouwd uit vergelijkbare elementen, zijn daar onder andere de armen van het krukkenkruis namelijk niet zoals op het Leidse document uit 1586 recht, maar diagonaal door de cirkel geplaatst. Zie Bangs 1976, pp. 85-86, 125, 144-145; Bangs 1986, pp. 236-237, afb. 21. Bartholomeus Adriaensz werd in 1566 in Leiden vermeld als zwager van de tapijtwever Willem Andriesz de Raet. Hij overleed na 22 oktober 1586 (opdracht van de Leidse vroedschap, zie verder noot 11) en vóór 28 februari 1590, toen 'Bartelmees Adriaenszoon legwerckers huijs' door zijn erfgenamen werd verkocht. ELO, 0501A, inv. nr. 6596, Register Vetus I. 1585-1601, fol. 70v, betreffende het Bon (= wijk) Over 't Hoff. Dit document werd getraceerd door Willemijn Fock. Zie verder over hem: Van Ysselsteyn 1936, I, p. 54; Idem, II, p. 427; Bangs 1976, pp. 120, 129-130, 138, 151, 158.

6 ELO, 0501A, inv. nr. 7449, Rekeningen Tresorier Ordinaris 1578, fols. 391-392. Deze betaling was tot nu toe onbekend.

7 ELO, 0501A, inv. nr. 7449, Rekeningen Tresorier Ordinaris 1578, fol. 395v. Zie ook Ekkart 1974, pp. 183, 195, noot 31. Liefrinck maakte eveneens ontwerpen voor kussenbladen met het wapen van Rijnland in 1581. Zie Bangs 1976, p. 122, noot 265.

8 Op de keerzijde staat de tekst 'LVGDVNVM BATAVORVM'. De noodmunt van een gulden toont centraal het stadswapen van Leiden, met het randschrift 'GOD BEHOEDE LEYDEN' en als keerzijde de staande leeuw met in zijn klauwen een stok met erop de vrijhoedshoed en het randschrift 'HAEC LIBERTATIS ERGO'. Ook de stempels voor het slaan van de munten bleven zorgvuldig in de stadscollectie bewaard en werden na het ontzet gebruikt voor het slaan van draagpenningen voor personen die zich tijdens het beleg en ontzet hadden onderscheiden. Pol, Van der Veen 2007; Zijlmans 2011, pp. 8, 30-33, 56.

9 ELO, 0501A, inv. nr. 44, Gerechtsdagboek A, fol. 567. Leemans-Prins 1966, pp. 158-159, nr. 9. Zegels met dit type voorstelling werden nog tot in de 19de eeuw gebruikt. Ook in 1580 is al sprake van een rekening van dezelfde goudsmid voor 'zekere stempels deser stede vermaect te hebben', met als toelichting o.a. 'weder geheel vermaect den grooten stempel met de vechtende leeu', maar daarvan is geen enkel exemplaar teruggevonden en het is onduidelijk op welke zegels dit zou kunnen slaan. Idem, p. 158, nr. 8A.

10 Zie cat. 156-a-e, Museum De Lakenhal Leiden.

11 ELO, 0501A, inv. nr. 7458, Rekeningen Tresorier Ordinaris 1586, fol. 696v. De opdracht hiervoor werd verleend op 22 oktober 1586. Hij ontving 20 gulden en 6 stuivers voor de vier kussenbladen. Zie ook Ekkart 1974, p. 195, noot 31.

12 Museum De Lakenhal Leiden, inv. 2393.

13 Cat. Leiden 1879, p. 19, nrs. 141-142.

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree