Corpus Wandtapijten in Nederland

RKD STUDIES

152. Vier wandtapijten uit een reeks met de Vier Werelddelen


Het stadhuis in de Friese hoofdstad werd in 1715 gebouwd naar ontwerp van de stadsbouwmeester Claes Bockes Balck. Het interieur ervan werd in de daaropvolgende negen jaar voltooid. De Raadkamer op de eerste verdieping, waar de magistraat vergaderde, kreeg een wandbetimmering waarvoor een reeks wandtapijten werd aangeschaft en werd voorzien van plafondschilderingen en een schoorsteenstuk met het Verbond der Unie door de Friese decoratieschilder Freerk Hayema.1 Tegenwoordig is dit alles nog aanwezig, inclusief de reeks van vier wandtapijten met allegorische voorstellingen van de Vier Werelddelen. De oude Raadkamer, nu de kamer van de burgemeester, is het best bewaarde deel van het Leeuwarder stadhuis uit 1715.

De wandtapijten voor de Raadkamer, naar bestaande ontwerpen die in stijl aansluiten bij de classicerende barok van het stadhuisgebouw, werden in 1718 geleverd door Alexander Baert uit Amsterdam, die het jaar van de aanschaf aanbracht op het tapijt met Amerika (cat. 152-c). In de Leeuwarder stadsrekening van 1718 wordt de betaling aan Baert vermeld: 'Betaalt aan Alexander Baert de somme van een duysent vijftich Carolus gulden ter zake tapeten behangssel in de raadtkamer, dus f 1050,-'.2 Er zijn verder weinig documenten over deze leverantie bekend. Het enige is een Magistraat resolutie van 20 mei 1718 met de 'ordre gesteld tot betalinge van 't Tapietwerk in de raadkamer, en een gedeelte daartoe uit de Bouwcommissie opgeschooten.'3 Hieruit blijkt dat Alexander Baert aan de burgemeester had laten weten de tapijten gereed te hebben voor transport. Hij zou ze persoonlijk vanuit Amsterdam komen brengen en ze in de Raadkamer ophangen. Er moest echter met gelden worden geschoven om Baert bij de leverantie te kunnen betalen.4

Mogelijk verkocht Alexander Baert in dezelfde periode nog een andere reeks wandtapijten naar Friesland. Bij de uitgaven voor de inrichting van Osinga State te Langweer, voor Allard van Burum uitgevoerd tussen 1713 en 1722, werd namelijk melding gemaakt van een 'pakkie behangsels uit Amsterdam'.5 Omdat dit interieur werd verzorgd door dezelfde groep kunstenaars die werkten aan het interieur van de Raadkamer van het stadhuis te Leeuwarden, is het heel wel mogelijk dat het hier eveneens wandtapijten van Alexander Baert betrof.

Alexander Baert maakte voor de uitvoering van de reeks met de Vier Werelddelen voor het Stadhuis van Leeuwarden gebruik van kartons naar ontwerpen die oorspronkelijk werden gemaakt voor uitvoeringen door verschillende werkplaatsen in Brussel en Antwerpen. Dit blijkt met name uit het rekeningenboek van de Antwerpse tapijthandelaar Nicolaas Naulaerts, het zogenaamde Memoriael Naulaerts uit 1699-1709.6 In mei 1699 schreef Naulaerts daarin dat de reeks 'Vier delen van de wereld met hun appendentien' was gemaakt 'naer mijnen nieuwen patroon'.7 Er werden in dat jaar tien verschillende voorstellingen van tapijten in deze reeks vermeld: Europa, Asia, America, Africa, en (de 'appendentien') Fortitudo, Fidelitas, Abundantia, Sapientia, Magnificentia en Monarchia. Tot 1709 werden er in het Memoriael Naulaerts vele uitvoeringen van de reeks gedocumenteerd, in diverse samenstellingen. Het was zelfs de meest verkochte reeks van de firma Naulaerts, die er ook diverse van naar de Noordelijke Nederlanden leverde.8 In totaal werden er in het Memoriael Naulaerts vijftien verschillende voorstellingen in deze reeks genoemd. Naast de reeds vermelde waren dat ook nog: Victoria, Nobilitas, Justitia, Prudentia en een klein tapijt met de Vier Cardinale deugden. De meest voorkomende combinaties zijn reeksen van zes met naast de Vier Werelddelen nog Victoria en Abundantia of ook Justitia en Sapientia en een reeks van acht met naast de Vier Werelddelen nog Victoria, Abundantia, Monarchia en Sapientia. Een overgeleverde reeks van acht wandtapijten in het Kunsthistorisches Museum te Wenen, geweven te Brussel door Albert Auwercx, bestaat alleen uit 'allegorische voorstellingen van de wereldbeheersende krachten'.9 Deze wandtapijten, die van opschriften zijn voorzien, hebben naast voorstellingen van Monarchia, Sapientia, Fortitudo, Magnificentia, Fidelitas en Abundantia, bovendien de niet bij Naulaerts genoemde onderwerpen Mandatum en Simplicitas.

Naulaerts vermeldde in 1707 bij een uitvoering van de Vier Werelddelen, met daarbij vier tapijten met krachten en deugden eigen aan een heerser, dat de ontwerpen ervan waren gemaakt in een samenwerkingverband van twee kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden, Pieter Spierinckx, die de landschappen schilderde, en Lodewijk van Schoor, die de ontwerpen voor de allegorische figuren schilderde: 'les paysages sont peints de Mons Spirinx, et les figures de Mons van Schoor'.10 Kennelijk was Van Schoor de hoofdontwerper, omdat verschillende Brusselse uitvoeringen van deze reeks, zoals die te Wenen, zijn voorzien van de signatuur 'L. VAN SCHOOR INV. & PINX.'.11

De vier werelddelen, als symbool van Nederland als handelsnatie, waren een geliefd onderwerp bij besturen. Lodewijk van Schoor heeft voor de verbeelding van de Vier Werelddelen gebruik gemaakt van vrouwelijke personificaties ontleend aan de Iconologia van Cesare Ripa. Echter naast de personificaties van Afrika, Amerika en Azië neemt in de wandtapijten steeds een welgestelde blanke vrouw met een scepter een centrale plaats in, die symbool zal staan voor Europa's heerschappij over het betreffende werelddeel. Het eigenlijke thema van de reeks lijkt dus de heerschappij van Europa over de rest van de wereld te zijn.

De uitvoeringen van de Vier Werelddelen die door Naulaerts werden verhandeld, werden bij verschillende werkplaatsen vervaardigd. De meest genoemde uitvoerder was de werkplaats van Albert Auwercx te Brussel.12 Verder maakten de Brusselse werkplaatsen van Judocus de Vos, Marcus de Vos en Van der Borcht deze reeks voor hem.13 Hiernaast werd de reeks tevens in Antwerpen zelf voor Naulaerts uitgevoerd, door de werkplaatsen van Jan van der Goten14 en Johannes van Reghelbrugghe.15

Hoewel Naulaerts in 1699 schreef over zijn nieuwe kartons van de reeks met Vier Werelddelen, moeten de ontwerpen van Van Schoor en Spierinckx al geruime tijd daarvoor zijn gemaakt. Zo bevond zich in Schloss Premstätten een exemplaar van Amerika met daarin het jaartal 1688 ingeweven.16 Daarnaast bezitten het Gouvernement van Zuid-Afrika in Pretoria en het Museu Nacional de Arte Antiga te Lissabon uitvoeringen van dezelfde voorstelling met daarop het jaartal 1690.17 Waarschijnlijk zal Naulaerts met 'nieuw' dan ook hebben bedoeld dat hij zijn versie van de kartons in, of kort voor, 1699 had verworven. Gezien de figuren van deze reeks in tamelijk statische composities zijn weergegeven, zullen de ontwerpen ook nog vóór 1682 zijn gemaakt, toen Van Schoor in een dynamischer stijl met meer interactie tussen de figuren begon te werken in navolging van Charles Le Brun (1619-1690), naar wiens prentreeks van de Geschiedenis van Alexander de Grote hij in 1682 vermeldde tapijtkartons te hebben geschilderd.18

Er circuleerden verschillende versies en varianten van de kartons van de Vier Werelddelen.19 Zo maakte Alexander Baert ook gebruik van een andere versie van de kartons van deze reeks dan die door verschillende Brusselse en Antwerpse werkplaatsen werd toegepast. Dit blijkt uit het feit dat in de voorstellingen op de wandtapijten door Baert weliswaar hetzelfde basisontwerp van Van Schoor en Spierinckx is gevolgd, maar dat ten opzichte van de genoemde Brusselse en Antwerpse uitvoeringen de figuren in de voorstellingen en ook de kleuren zijn vereenvoudigd en er tevens sommige figuren of details zijn weggelaten.

Uit het door Erik Duverger verzamelde, en postuum gepubliceerde, archiefmateriaal van de Antwerpse tapijthandel en werkplaats van Cornelis de Wael (1646-1721), waarin ook diens uitvoerige correspondentie met Alexander Baert in Amsterdam is opgenomen, blijkt dat Baert op 18 juni 1714, dus vier jaar voor de leverantie aan het stadhuis van Leeuwarden, een serie van acht kartons voor de reeks met Vier Werelddelen kocht van Cornelis de Wael, na een jaar van onderhandelingen.20 De kartons waren al meerdere keren door De Wael gebruikt om er tapijtreeksen naar te weven, waar Baert zelf er in ieder geval twee van had aangekocht in de jaren 1708-1709.21 Pas toen De Wael er helemaal geen opdrachten meer voor had liggen, verkocht hij de kartons aan Baert, die ze uiteindelijk op 8 juli 1714 in Amsterdam ontving.22 Het betroffen acht verschillende kartons, waarvan De Wael aangaf dat ze in waterverf waren geschilderd door Jacob I Herreyns (1643-1732).23 Deze Antwerpse schilder, die meester werd in 1676-1677, schilderde voor Cornelis de Wael eveneens aanvullingen op de kartons van de Geschiedenis van Meleager en Atalanta.24 In juni 1713 waren de kartons van de Vier Werelddelen voor een derde versleten ('in circa 1/3 sleedt'). Het is onduidelijk wanneer deze versie van de kartons werd gemaakt, in ieder geval ergens tussen 1680, toen De Wael betrokken raakte bij de vervaardiging en handel van wandtapijten, en het begin van de achttiende eeuw wanneer er meerdere leveranties van tapijtreeksen met de Vier Werelddelen in zijn correspondentie worden vermeld.25 Waarschijnlijk was deze reeks kartons ook niet nieuw meer toen De Wael hem in bezit kreeg, omdat hij in 1713 erover schrijft dat hij zes kartons voor het relatief lage bedrag van 220 gulden had gekocht, en er zelf door Herreyns nog twee kartons bij had laten schilderen. De bijbehorende bloemenboord - die overigens niet rond de (boordloze) reeks in Leeuwarden voorkomt - was in opdracht van De Wael voor 72 gulden in olieverf geschilderd 'van eenen van onse alderbeste blomschilders', die hij verder niet bij naam noemde. Het bedrag dat Baert uiteindelijk betaalde voor de acht kartons, samen met die van de boorden, was 280 gulden.26

De reeks met de Vier Werelddelen werd meerdere malen door de werkplaats van Alexander Baert uitgevoerd, ook nog na zijn overlijden in 1719. Dit blijkt onder meer uit de lijst van wandtapijten die zich in 1752 in de werkplaats bevonden na het overlijden van zijn weduwe, die het bedrijf had voortgezet. In deze lijst, die werd opgemaakt voor de veiling van de nalatenschap van de Weduwe Alexander Baert, wordt de reeks aldus omschreven: 'Een kamer verbeeldende de vier deelen van de waereldt, heel fraay, 6 st., 165 el tezamen'.27

Een andere door de werkplaats van Alexander Baert en zijn opvolgers uitgevoerde reeks met de Vier Werelddelen bevindt zich in het Petit Palais te Parijs (een reeks van vier werelddelen met Victoria en Abundantia, alle zes van boorden voorzien).28 Bovendien werd in 1897 op een veiling in Amsterdam uit een Haarlemse particuliere collectie een reeks van zes wandtapijten met de Werelddelen verkocht, voorzien van boorden, de signatuur 'A. BAERT. AMST.' en het jaartal 1735, die zich voorheen zou hebben bevonden in een huis aan de Amsterdamse Prinsengracht tussen de Amstel en de Utrechtsestraat.29

Cat. 152
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Reeks wandtapijten met de vier werelddelen allegorisch verbeeld, 1718
Leeuwarden, Stadhuis Leeuwarden


152-a. Afrika, uit een reeks met de Vier Werelddelen (noordwand, rechts van de schoorsteen)


Beschrijving:
In een heuvelachtig landschap met verspreid enkele boomgroepen zit links van het midden een witte, blonde vrouwenfiguur op een zetel waarvan alleen links een gekrulde poot zichtbaar is. Ze is rijk gekleed in een wit gewaad met daarover een rode met blauw afgezette mantel en draagt een gepluimde hoofdtooi, een 'aigrette' en juwelen op haar hoofd. Haar uitgestrekte rechterarm met daarin een scepter wijst naar beneden. Rechts naast haar, met één poot op de zoom van haar mantel, staat een grote leeuw. Links van haar staat een vrouw met donkere huidskleur, gekleed in een kort gewaad dat deels haar rechterborst toont en met een hoofddeksel gemaakt van een olifantskop, de personificatie van Afrika. Ze kijkt naar een schildpad die ze op haar uitgestrekte linkerhand houdt. Onder haar rechterarm heeft ze een hoorn gevuld met korenaren, graanhalmen en brood. Links naast haar benen is het bovenlijf zichtbaar van een figuur met een verentooi op het hoofd en een ronde vrucht (granaatappel?) in haar opgeheven rechterhand en met haar linkerhand rustend op een ander rond voorwerp. Rechts, voor een drietal hoge bomen, zit een riviergod, een blauwe mantel om zijn naakte lijf gedrapeerd en een bladerkrans op het hoofd - de Nijl. Van het water dat uit de door hem vastgehouden kruik stroomt vormt zich op de voorgrond een rivier, waar geheel rechts onderaan een gedeeltelijk zichtbare krokodil met geopende bek naast staat. Midden vooraan, aan de waterkant, staat een plant met grote bladeren en enkele witte bloemen. Geheel links vooraan kronkelen twee slangen rond elkaar.

Commentaar:
Voor de personificatie van Afrika is Ripa's Iconologia grotendeels gevolgd: een schaars geklede zwarte vrouw met een olifantskop op haar hoofd met 'een Overvloets hooren vol van koorenvruchten', vergezeld van 'een seer wreede Leeuwe, en (…) eenige Adders en venijnige Slangen'.30 Bij Ripa houdt ze echter in plaats van een schildpad een schorpioen in haar hand.

De andere bekende exemplaren van Afrika door de werkplaats van Baert, in Parijs en van de veiling te Amsterdam in 1897, hebben links nog een extra groep figuren met daarvoor een liggende luipaard, zoals ook bij de oorspronkelijke versie uit de Zuidelijke Nederlanden het geval is. (afb. a)

Conditie:
De reeks werd gerestaureerd door de behanger F. van Klaveren uit Utrecht in 1909-1910. Bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, waar cat. 152-a vanaf 1942 verbleef, werden herstellingen aan dit tapijt verricht in 1958-1959. Voor de gehele reeks werd daar in 1961 een conserverende impregnatie-behandeling met kunsthars voltooid, in samenwerking met de Technische Hogeschool, Delft. Naar aanleiding van de restauratie van het gehele stadhuis werden de wandtapijten geconserveerd, met een chemische en natte reiniging waarbij lijm en vuil zijn verwijderd en ze helderder van kleur en soepeler werden en voorzien van een nieuwe katoenen voering en klittenband, door Paswerk Textielrestauratie in Haarlem en vervolgens Cruquius, 2003-2004.

Cat. 152-a
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Afrika, 1718
Leeuwarden, Stadhuis Leeuwarden


Afb. a
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Afrika, ca. 1714-1719
Parijs, Musée du Petit Palais, inv./cat.nr. PPO3515


152-b. Europa, met Monarchia, Mandatum en Magnificentia, uit een reeks met de Vier Werelddelen (oostwand)


Beschrijving:
In een landschap met verschillende groepen figuren, imposante gebouwen en bomen, staat enigszins links uit het midden een zuilenhal met een draperie als een baldakijn daaraan bevestigd. Hieronder zetelt de personificatie van Europa: een gekroonde dame in een wit gewaad zittend op een verhoging, haar voet rustend op een rood kussen en in haar uitgestrekte rechterhand een scepter. Rechts naast haar staat een met een kleed bedekt voetstuk met daarop het model van een rond gebouw, enkele kronen, een mijter en een staf. Daar half achter staat een bruin paard, bereden door Cupido. Half onder Europa's rokken ligt een groot boeket bloemen en op de treden van de verhoging liggen verschillende kronen en scepters. Op de voorgrond, aan de voet van de verhoging, liggen naast enkele grootbladige planten verschillende attributen van de kunsten en wetenschappen: boeken, een winkelhaak, een klok met slingeruurwerk, een wereldbol, een hemelbol, verschillende muziekinstrumenten en schilders- en beeldhouwersgereedschappen. Europa wijst met haar scepter naar een jonge vrouw in een blauw gewaad links van haar die met haar rechtervoet staat op een schild, met half daaronder een pijlkoker en een zwaard. Deze heeft eveneens een scepter in haar hand en boven haar hoofd vliegt een adelaar met een bloemtakje in zijn bek. Voor deze vrouw zit een iets oudere vrouw in een rood gewaad, met een scepter steunend op haar been en een boeket met bloemen en vruchten in haar linkerhand. Links naast haar zit de zeegod Neptunus, een oude man met een lange baard en met zijn rechterhand zijn drietand half achter gebladerte houdend. Hij houdt een vat op zijn kant waaruit water en vissen stromen. Achter hem is nog de gevel van een gebouw zichtbaar waarvoor een man in klassiek gewaad wijzend op een tuinvaas met een sierboompje erin, zich tot een schuin achter hem staande man richt. Links hiervan staan hoge planten en bloemen en een vruchtdragende granaatappelboom. Uiterst links op het tapijt, onder een hoge zuilenportiek, staat de personificatie van Monarchia: een jonge vrouw, met een harnas over haar witte gewaad en een rode mantel om haar schouders geslagen. Rond haar hoofd licht een stralenkrans op. In haar linkerhand houdt ze drie scepters boven een wereldbol waarover een witte banderol ligt met het opschrift OMNIBUS UNUS. Aan Monarchia's linkerzijde zitten drie gekroonde personen op de grond, met kettingen geboeid en achter zich oorlogstrofeeën als vaandels, standaards, een harnas en een gepluimde helm. Op de voorgrond liggen nog een schild, een helm met pluim, handschoenen (links) en enkele met kwasten versierde trommels (rechts). Op de achtergrond is hier een ommuurde tuin te zien, met binnen een formele indeling een fontein.

Op het rechterdeel van het tapijt, aan de andere kant van Europa, staat voor enkele hoge bomen de personificatie van Mandatum: een vrouw met een scepter in haar linkerhand, met haar rug naar de toeschouwer en kijkend naar Europa en naast zich een leeuw. De sleep van haar rode mantel wordt gedragen door een kleine blonde jongen. Bij hen staat een vrouw in een wit gewaad, eveneens met een scepter in haar linkerhand. Links hiervan is een doorkijk, met in de verte verspreide boomgroepen en enkele gebouwen in een glooiend landschap.

Geheel rechts de personificatie van Magnificentia: een blonde vrouw zittend op een met beeldsnijwerk versierde stoel die staat op een podium met drie treden waarover een lichtbeige kleed met een versierde rand ligt. Haar voeten rusten op een rood fluwelen kussen, afgezet met goudkleurige zigzag biezen en kwasten op de hoeken. Ze is gekleed in een goudkleurig gewaad afgezet met hermelijnbont en houdt haar rechterhand op het beeldje van Pallas Athena dat naast haar staat op een met een geplooid lichtblauw kleed bedekte kleine ronde tafel. Ze wordt geflankeerd door links een staande figuur met een laurierkrans rond zijn hoofd en in zijn rechterhand een lans en rechts een zittende vrouwenfiguur met een fasces (een roedenbundel). Op de treden van het podium ligt een parelketting en aan de voet ervan staat een gesloten kist versierd met een beslag van koper.

Commentaar:
Op het wandtapijt zit centraal de vrouwelijke personificatie van Europa, grotendeels voorgesteld als in Ripa's Iconologia: een koningin met een paard, een tempel en de attributen van de kunsten en wetenschappen, wereldlijke macht en oorlogvoering. Van Schoor volgde Ripa redelijk getrouw, op enkele weglatingen na. Zo is Europa niet afgebeeld 'sittende in 't midden van twee over een gekruyste Overvloets hoorens, 't eene vol van allerleye slagh van vruchten, kooren, heersse, garst, rijs etc. en 't ander van witte en blauwe druyven'.31 In het karton door Herreyns dat Alexander Baert gebruikte voor cat. 152-b zijn ook nog enkele details weggelaten, zoals het door Ripa genoemde attribuut van 'een boek waer op een Nacht-uyll staet'. Deze uil komt wel voor op Brusselse uitvoeringen, zoals een exemplaar van Europa in de collectie van Galerie Chevalier te Parijs.32

De vrouwenfiguur links is volgens Ripa de personificatie van Monarchia Mondana, de 'Wereldse Opperhoofdigheid'.33 Met het opschrift OMNIBUS UNUS in de banderol, door Ripa vertaald als 'Ik ben allen, eene', wordt gedoeld op het monarchisch principe 'één voor allen'. Bij Ripa is er naast de op cat. 152-b afgebeelde attributen van Monarchia nog sprake van 'een seer wreede Leeuw, en een Slange van uytnemende groote' en bij de oorlogstrofeeën noemt hij nog specifiek 'kroonen van verscheyden Rijcken: oock geld, edelgesteenten, goude keetens, en andere rijckdommen'. In het Memoriael Naulaerts wordt deze figuur kortweg Monarchia genoemd.

De twee vrouwen aan Europa's rechterhand zijn geen eenduidige personificaties, maar hebben zowel de symbolen van macht, roem, overwinning en welvaart bij zich, zoals de scepters, de adelaar, de oorlogstrofeeën en het boeket met bloemen en vruchten.

De groep rechts van Europa heeft in een Brussels wandtapijt door Albert Auwercx, in de collectie van het Kunsthistorisches Museum in Wenen, het opschrift MANDATUM. Dit is niet een titel die voorkomt in het Memoriael Naulaerts. Evenmin was deze allegorie bij Ripa terug te vinden. De betekenis ervan zal gezocht moeten worden in de richting van Europa's mandaat, toezicht over de wereld.

De groep helemaal rechts met het beeldje van Pallas Athena (Minerva) op de tafel heeft op een van de wandtapijten in het Kunsthistorisches Museum te Wenen het opschrift MAGNIFICENTIA. (afb. b) Ook hiervoor werd Ripa grotendeels gevolgd: 'Magnificenza. Prachtigheyt, Heerlijckheyt, Grootsheyt. Een vrouwe in lijfverwe of incarnaet gekleet, met goude brooskens, hebbende in de rechter hand de beeldenisse van Pallas, en sal sitten op een kostelijcke stoel'.34

De meeste andere bekende wandtapijten met de voorstelling van Europa naar Van Schoor hebben ook de figuurgroepen met de symbolen van macht, roem, overwinning en welvaart en de Mandatum, maar niet zoals bij cat. 152-b ook nog Monarchia en Magnificentia erbij.35

Conditie:
Het wandtapijt is in de rechterhelft, links van de personificatie van Magnificentia, voorzien van de uitsnijding voor een deur (160 x 107 cm). Zie verder bij cat. 152-a.

Cat. 152-b
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (II) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Europa, met Monarchia, Mandatum en Magnificentia, (oostwand), 1718
Leeuwarden, Stadhuis Leeuwarden


Afb. b
wandtapijtweverij van Albert Auwercx en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Magnificentia, ca. 1680-1700
Wenen, Kunsthistorisches Museum


152-c. Amerika, uit een reeks met de Vier Werelddelen (zuidwand, links)


Beschrijving:
In een kustlandschap, waar links in zee, vlak voor de kust, een zeilfregat op de achtersteven wordt gezien, zitten en staan verspreid verschillende vrouwenfiguren op het strand. Centraal staat de personificatie van Amerika, iets rechts van het midden: een staande vrouw gekleed in een licht gewaad, een pluimentooi op haar hoofd, op haar rug een pijlkoker, haar mantel wapperend in de lucht, in haar opgeheven rechterarm een pijl met de punt naar beneden gericht en in haar linkerhand een boog. Bij haar benen staat een krokodil die zijn tanden toont. Links onder overhangende bladertakken, waaraan een roodbruine draperie als een baldakijn is bevestigd, zit een vrouw met een getinte huidskleur, gekleed in een rok, kraag, hoofdtooi, arm- en beenversiering gemaakt van veren, kijkend naar de beschouwer, maar het naakte bovenlijf daarvan weggedraaid, een blauwe draperie over haar benen en een papegaai zittend op haar uitgestoken rechterhand. Meer naar het midden zit een vrouw gekleed in een rijk westers groen gewaad en een verentooi op het hoofd. Ze kijkt de toeschouwer aan, heeft een boog in haar linkerhand en steunt met de pijlkoker in haar rechterarm op een grote rode siervaas. Op de voorgrond groeien enkele planten met grote bladeren, zoals een artisjok en een kalebas, en liggen exotische vruchten en schelpen. Hiertussen bewegen zich een schildpad en een kronkelende slang. Geheel rechts zit een vrouw die in haar linkerhand een pijl met de punt naar boven gericht houdt. Achter haar is nog een staande vrouw gedeeltelijk zichtbaar; voor haar, meer naar onder, een figuur in een rood gewaad die zich naar rechts buiten het beeld buigt. Op de achtergrond is de zee met daarop vele schuimkoppen te zien en een heuvelachtige kustlijn met een groep bomen, waarbij een palmboom. Op de spiegel van het schip, onder het beeld van de zittende godin Minerva, staat de inscriptie: FORTUNA 1718.

Commentaar:
Volgens Ripa's Iconologia is de vrouwelijke personificatie van Amerika een Inheemse Amerikaan met een pijl en boog, op het hoofd een veren tooi en een krokodil bij zich. Voor het tapijtontwerp is Ripa slechts globaal als richtlijn genomen. Hier is namelijk gekozen voor een witte vrouw, terwijl Ripa haar beschrijft als: 'Een naeckte Vrouwe, vleessigh bruin, met gemenghde geeligheyt, van vervaerlijck opgesicht, hebbende een kleed van verscheyden verwen, dat haer van d'eene schouder, dwars over het lichaem hangt, bedeckende de beschaemde deelen. De Pruyck sal gespreyt zijn, en daer rontom sal een schoon en konstigh verciersel wesen van allerleye veeren van verscheyden verwen.'36 Ook heeft ze op het wandtapijt onder haar voet niet een met een pijl doorboord mensenhoofd als gruwelijk attribuut, zoals aangegeven door Ripa. Om de vruchtbaarheid van dit werelddeel te verbeelden stelde Ripa als verdere attributen van Amerika voor een bos suikerriet en rollen tabak, maar hij liet het over aan de inventiviteit van de schilder om dit door andere, bekendere, dieren en vruchten te vervangen.

Het jaartal 1718 op de spiegel van het schip is het jaar waarin Alexander Baert de wandtapijten aan het Leeuwarder stadhuis leverde.

Een wandtapijt met een voorstelling van Amerika, voorzien van de signatuur 'A.Baert AMS', bevindt zich in de collectie van het Petit Palais te Parijs.37 Dat tapijt toont, evenals het exemplaar geveild te Amsterdam in 1897, met name de rechterhelft van het karton, ook van het gedeelte dat niet op cat. 152-c is afgebeeld. (afb.) In het Museu Nacional de Arte Antiga te Lissabon bevindt zich een exemplaar van Amerika waar zowel links en rechts meer van het karton is geweven.38 Op de spiegel van het schip is hier het jaartal 1690 ingeweven.

Conditie:
Zie bij cat. 152-a.

Cat. 152-c
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Amerika, 1718
Leeuwarden, Stadhuis Leeuwarden


Afb. c
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Amerika, ca. 1714-1719
Parijs, Musée du Petit Palais, inv./cat.nr. PPO3519


152-d. Azië, uit een reeks met de Vier Werelddelen (zuidwand, rechts)


Beschrijving:
In een landschap is rechts de hoge voorgevel van een paleis te zien, met een grote zuil die een zware architraaf draagt. Links in de gevel is een rond raam boven drie grote rechthoekige ramen te zien en boven de deur een medaillon met een deel van een mannenhoofd en profil. Het paleisbordes wordt links afgesloten door een sokkel met daarop een obeliskvorm steunend op vier ronde ballen. Onder een aan gestrikte koorden opgehangen baldakijn, met een patroon in blauw en beige en rondom franje, staat op de treden van het bordes een groep van vijf rijk geklede vrouwen, met centraal vooraan een vrouw in een lichtkleurig gewaad met een rond zich gedrapeerde blauwe mantel en op haar hoofd een diadeem met een halve maan. In haar rechterhand heeft ze een scepter en met de vingertoppen van haar linkerhand houdt ze een gouden ketting vast met daaraan een medaillon. De vrouw die links naast haar te zien is, met een witte 'aigrette' op het hoofd, draagt een pijlkoker op de rug en houdt een bepluimde lans in haar rechterhand. Van de drie vrouwen rechts van haar, elk met een andere hoofdtooi en in rood en blauw gekleurde gewaden, heeft de middelste een boog in haar hand. Rechts op de grond, naast de stenen sokkel met daarop een enkele bal die het bordes aan de rechterzijde afsluit, liggen oorlogstrofeeën, zoals een vaandel, pijlkoker en knots, enkele muziekinstrumenten, een geornamenteerde metalen schaal met daarin verschillende bloemen, zoals zonnebloemen en rozen en daarvoor links en rechts exotische vruchten. Links ligt een kameel, waarop een blonde jonge vrouw zit, de personificatie van Azië. Ze heeft een bloemenkrans op het hoofd, in haar rechterhand een bloemboeket en in haar opgeheven linkerarm slingert ze met een rokende wierookbrander aan een kralenketting. Achter haar staan twee vrouwen, een met een parasol, de andere met een schenkkan. In de lucht vliegen drie vogels en geheel links zijn een boomstam en het uiteinde van enkele bladertakken te zien.

Commentaar:
Volgens Ripa's Iconologia is de vrouwelijke personificatie van Azië een vrouw met een kameel bij zich. Zij is 'seer rijcklijck gekleet, geheel met goud, peerlen en andere kostelijcke steenen, geciert'.39 Ze heeft op haar hoofd een bloemenkrans, doorvlochten met vruchten, in de rechterhand 'eenige taxkens met blaederen en vruchten van Caffie, Peper, Nagelen, Muscaet-nooten etc.' en in de linkerhand een rokende wierookbrander.

Op andere uitvoeringen van deze voorstelling, te Parijs en van de veiling te Amsterdam in 1897, is links nog een figurengroep afgebeeld van een oosters geklede mannenfiguur met een kind dat de sleep van zijn mantel draagt en op de achtergrond een pagode. (afb. d)

Conditie:
Zie bij cat. 152-a.

Cat. 152-d
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) naar ontwerp van Jacob Herreyns (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Azië, 1718
Leeuwarden, Stadhuis Leeuwarden


Afb. d
wandtapijtweverij van Alexander Baert (I) en naar ontwerp van Ludovicus van Schoor en naar ontwerp van Pieter Spierinckx
Azië, ca. 1714-1719
Parijs, Musée du Petit Palais, inv./cat.nr. PPO03516


Notes

1 Kuipers 1965 (geen paginering); Van den Berg 1981, p. 332. Voor een overzicht van de bouwgeschiedenis van het stadhuis van Leeuwarden, zie: Karstkarel 1985, pp. 22-24.

2 Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 913.

3 Historisch Centrum Leeuwarden (HCL), toegangscode 1001, Archief van de Stad Leeuwarden, 1426-1811, Index op de Magistraat resolutie (1718).

4 'Vrijdagh den 20 Maij (1718). De heer Burgemeester Wielinga als mede Gecommitteerde van 't opbouw van 't Stadshuijs ter vergaderinge gerefereert hebbende, dat W. van 't Tapeet werck in de Raadkamer van haar Achtb. sullende worden opgehangen S. Edele hadde genotificeerd, dat gedaghte Tapeet in gereetheyt was en hij reysvaardigh om 't selve van Amsterdam persoonlick herwaarts te transporteeren en nademaal de accoorts articulen mede brengen, dat bij leverantie van dat tapeet het bedongen geld moet worden betaalt aan gedaghte W. en de penningen onder de heer Schepen Siderius en Bouwmeester Wassenbergh wegens de Magistraat en Vroedtschap berustende niet toereickende zijnde, om de somma des coops in 't geheel te voldoen; soo versoght zijn Edele, dat haar Achtbaren zodanigen expedient te excogiteren, waar door 't gerequireerde konde werden voltrocken, waar op gedelibereert sijnde is geresolveert de heer Bouwmeester Tanja te versoecken en te autoriseeren gelijck geschiet bij desen om de heeren Gecommitteerden tot 't opbouw van voorschreven Stadtshuijs met sodanigen somma van penningen uyt de gelderen wegens haar Achtbaren onder sijn Edele berustende te subsidieren als van noden sullen hebben om de volle coopschat van 't Tapeet hier boven gedaght aan haar E. crediteur te betalen, 't welck zijn E. ten allen tijden in reeckeninge voor uytgaaff sal valideeren, sullende noghtans de heeren gecommitteerden voorschreven verplight sijn de gesubsidieerde penningen uyt de eerste opkomende gelderen te restitueren en aangedaghte Bouwmeester te berde te brengen.' HCL, toegangscode 1001, Magistraatsboek, 20 mei 1718. Uittreksel aanwezig in: Gemeentesecretarie-archief 1942-1971. Dossiernr. 3930.

5 Van den Berg 1981, p. 333.

6 Denucé 1936, document nr. 32, pp. 116-372.

7 Idem, pp. 127-128.

8 Idem, p. LX; Kalf 1981, p. 239, noot 2.

9 Von Birk 1883-1884, 2, pp. 178-179, nr. LXIV/1-8. Zie ook: Cavallo 1967, pp. 154-157.

10 Denucé 1936, pp. 315-316, 14 maart 1707.

11 Exemplaren met de signatuur van Van Schoor bevinden zich onder meer in het Kunsthistorisches Museum, Wenen (Abundantia, Fidelitas, Fortitudo, Magnificentia), in de kunsthandel in Berlijn in 1937 (Europa, Amerika, Abundantia), bij Vigo-Sternberg Galleries, Londen, circa 1970 (Europa, Magnificentia, Fidelitas), alle geweven door Albert Auwercx, Brussel, en in het Egmontpaleis, Brussel (Afrika), uitgevoerd door Judocus de Vos, Brussel. Kalf 1981, pp. 241-243; Brosens 2008, p. 190; De Meûter 2016, p. 310, afb. 166.

12 Denucé 1936, pp. 128, 179, 206, 225, 275. Een door Auwercx gesigneerd exemplaar van Abundantia, tevens voorzien van de signatuur van Van Schoor, is in het Art Institute van Chicago. Zie Brosens 2008, cat. 24.

13 Denucé 1936, pp. LX, 220-222. Ook de werkplaats van Van den Hecke in Brussel zou deze reeks hebben vervaardigd. Hyde 1924, p. 260.

14 Denucé 1936, pp. 169, 182.

15 Idem, pp. 168, 313. Van Reghelbrugghe werd in 1649 in Oudenaarde geboren en was vanaf ongeveer 1694 werkzaam te Antwerpen. Zie ook: De Meûter, Vanwelden 1999, pp. 93-94, 201.

16 De Meûter 2016, p. 307.

17 Pretoria: Kalf 1981, p. 241; De Meûter 2016, p. 311. Lissabon: Kalf 1981, pp. 236, 238, 240-241; Mendonça 1983, pp. 40-42 (cat. 21).

18 Zie Brosens 2008, p. 189.

19 Zie De Meûter 2016, pp. 308-315.

20 Duverger 2008, 2, pp. 428-429, nr. 2102. Het eerste verzoek van Baert om verkoop van de kartons dateert van 12 juni 1713. Idem, p. 396, nr. 2017.

21 Zie Idem, p. 335, nr. 1881, 23 november 1708; Idem, p. 357, nr. 1925, 12 december 1709.

22 Idem, p. 430, nr. 2106.

23 Idem, pp. 398-399, nr. 2013, 29 juni 1713.

24 Idem, p. 517, nr. 2307; De Meûter 2016, p. 313, noot 561.

25 Bijvoorbeeld twee reeksen geleverd aan de Portugese koning in 1703. Duverger 2008, 2, pp. 202-203, nr. 1710.

26 Idem, pp. 428-429, nr. 2102.

27 Van Eeghen 1969, p. 125.

28 Niclausse 1948, pp. 83-86 (cat. 168-173), pl. LII-LIII. Het wandtapijt met Amerika uit een reeks met Vier Werelddelen in het Museu Nacional de Arte Antiga te Lissabon (dezelfde zes onderwerpen als in Parijs, maar met andere boorden), is voorzien van het ingeweven jaartal 1690 waardoor die reeks niet het werk van de Baert werkplaats kan betreffen, zoals eerder wel werd verondersteld. Kalf 1981, pp. 236 (afb. 1), 240; Mendonça 1983, pp. 38-46 (cat. 18-23).

29 Collectie 'd'un amateur distingué à Harlem', veiling Amsterdam (De Brakke Grond), J. Schulman (Amersfoort), 16-18 februari 1897, nr. 793 a-f, pl. IV-V. Het daar genoemde voormalige huisnummer 96 zal op een drukfout berusten. Meest aannemelijk is het huidige Prinsengracht 842, dat tussen 1853 en 1875 het nummer Z 396 had. Met dank aan Jos Smit (Monumenten en Archeologie) en Harmen Snel (Stadsarchief), Amsterdam, voor hun hulp bij het traceren van het adres. Over deze reeks zie ook Kalf 1903, p. 77, nrs. 397-398; Göbel 1923a, I, 1, p. 535. De tegenwoordige verblijfplaats van deze reeks is onbekend.

30 Ripa 1971, p. 604.

31 Idem, p. 602.

32 Delmarcel 1999, p. 308 (kl. afb.).

33 Ripa 1971, p. 606.

34 Idem, pp. 420-421.

35 Vergelijk bijvoorbeeld met: Kalf 1981, pp. 242-244, afb. 7-9.

36 Ripa 1971, p. 605.

37 Niclausse 1948, p. 86, cat. 173, pl. LIII; Kalf 1981, p. 239, afb. 4; Joubert, Lefébure, Bertrand 1995, p. 163, kl. afb., p. 205, cat. 147.

38 Kalf 1981, p. 236, afb. 1 en p. 240; Mendonça 1983, pp. 40-42. Een ander breed exemplaar van Amerika, aan drie zijden voorzien van boorden, op veiling Parijs (Piasa, Drouot Richelieu), 28 juni 2006, nr. 253, hoewel niet voorzien van merken, is waarschijnlijk ook het werk van de Baert werkplaats.

39 Ripa 1971, p. 603.

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree