Woord vooraf
Het derde deel van het Corpus Wandtapijten in Nederland dat nu verschijnt als RKD Study omvat een indrukwekkend aantal van 261 wandtapijten en 232 kleinere objecten in tapisserie, die worden beschreven in totaal 210 teksten. Daarvan gaan 124 teksten over wandtapijten. Onder de kleinere objecten bevinden zich in totaal 150 kussens, de meeste wapenkussens. Verder behoren tot deze categorie tafelkleden, vloertapijten, met tapisserie beklede meubelen, een geweven schilderij, enkele fragmenten, vallen en kleden. In 35 teksten worden geïnventariseerde wandtapijten en overige objecten in tapisserie beschreven die dateren uit de zestiende eeuw, in 103 teksten daterend uit de zeventiende eeuw en in 72 teksten die uit de achttiende eeuw. Het gaat om wandtapijten en objecten vervaardigd in de Noordelijke- en Zuidelijke Nederlanden, in Frankrijk, Duitsland en Scandinavië, en in onbepaalde productiecentra. Alle beschreven objecten bevinden zich in verschillende openbare en deels openbare collecties verspreid over Nederland. Daarbij is Zuid-Holland het beste vertegenwoordigd, vormen Utrecht, Noord-Holland en Gelderland de middenmoot en zijn Friesland, Groningen en Drenthe wat meer bescheiden aanwezig. De wandtapijten in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg werden al eerder beschreven, namelijk in het eerste deel van het Corpus Wandtapijten in Nederland, dat verscheen in 1988.
Uit het onderzoek voor dit deel van het Corpus Wandtapijten in Nederland zijn een aantal kenmerken en bijzonderheden van het tapijtbezit in Nederland naar voren gekomen. Zo zijn er geen grote museale collecties in ons land, afgezien van de collectie wandtapijten ven het Rijksmuseum in Amsterdam, beschreven in de bestandscatalogus die in 2004 verscheen als deel twee van het Corpus Wandtapijten in Nederland. Desondanks zijn er verspreid over verschillende collecties een aantal absolute topstukken in Nederland aanwezig, die onder meer vanwege de betrokkenheid van vermaarde kunstenaars en tapijtwevers van internationale allure en hoge kwaliteit zijn. Ook is er een relatieve rijkdom aan zeventiende- en achttiende-eeuwse kamers met reeksen landschapsverdures, meestal met dieren daarin en soms ook met figuurscènes, die werden geweven in de Nederlanden. Voor de Zuidelijke Nederlanden valt daarbij met name Oudenaarde op, in de Noordelijke Nederlanden zijn Delft, Gouda en Amsterdam belangrijke productiecentra. Deze reeksen landschapsverdures bevinden zich naast in enkele musea vaak nog op de plek waar ze voor besteld zijn, in kastelen of buitenhuizen en ook in stadhuizen. Tamelijk uniek voor Nederland is bovendien een aanzienlijk aantal overgeleverde tapijtkussens met stadswapens, van steden als Gouda, Den Haag, Leiden, Amsterdam en Kampen, overwegend vervaardigd in de Noordelijke Nederlanden, maar ook in Brussel.
In deze inleiding wordt een korte introductie gegeven op de tapisserietechniek en op de geschiedenis van het wandtapijt in West-Europa. Dit wordt gevolgd door een overzicht van de Nederlandse collecties waar wandtapijten en objecten in tapisserie bewaard bleven. Die vallen uiteen in twee groepen: de plaatsen waar wandtapijten en tapisserie nog zijn op de plek waarvoor ze werden gemaakt (in situ), en andere historische gebouwen en musea waar objecten later zijn geplaatst en verzameld. Tenslotte wordt aandacht besteed aan wandtapijten in de Nederlandse rijkscollectie.