132. Tobit beschuldigt Anna van het stelen van een geitje
Beschrijving:
In een heuvelachtig landschap met verspreid staande bomen en struiken zit rechts op de voorgrond de blinde, bebaarde Tobit. Hij leunt op een stok en wijst met zijn rechterhand naar zijn vrouw Anna, die zich links buigt over een geitenbokje. Tussen hen in staat hun jonge zoon Tobias, met zijn rechterarm uitgestrekt naar het geitje. Op de achtergrond links is een inkijk in het interieur van een open gebouw met zuilen, waar vier vrouwen bezig zijn met een spinnewiel, een weefgetouw en een mand met wol. Rechts op de achtergrond, naast een gebouw met een open galerij, staan opnieuw Anna en de op zijn stok leunende Tobit druk naar elkaar te gebaren. Achter hen ligt in de verte een dorp tegen een heuvel.
Commentaar:
Op dit wandtapijt is een verhaal weergegeven uit het boek Tobit, een van de Apocriefe Boeken van het Oude Testament (Tobit 2: 11-14). Tijdens de ballingschap van het volk Israël in Assyrië, woonde Tobit met zijn vrouw Anna en hun zoon Tobias in Ninevé. Hij leefde ook hier de Joodse wetten na, terwijl veel van zijn stamgenoten dat niet deden. Nadat Tobit blind was geworden, probeerde Anna met weven de kost te verdienen. Op een dag, toen ze het stuk dat ze had geweven bij haar werkgevers inleverde, kreeg ze bovenop haar loon een geitje van hen. Toen ze dit naar huis had gebracht, hoorde Tobit het dier blaten. Hij nam meteen aan dat Anna het geitje had gestolen en wilde dat ze het naar zijn eigenaars terug bracht. Ook toen Anna hem verzekerde dat ze het als bonus bij haar loon had gekregen, geloofde Tobit haar niet. Toen Anna hem daarop van repliek diende, door te zeggen: 'dit is er nu gekomen van al je goede werken en liefdadigheid, nu zien we wie je bent', verviel Tobit in diep zelfbeklag.
De scène links op de achtergrond van cat. 132 verbeeldt hoe Anna met weven de kost verdient (Tobit 2: 11). Dan volgt de scène op de voorgrond, waarin Anna door Tobit beschuldigd wordt een geitje te hebben gestolen (Tobit 2: 12-14). Tobias, die centraal in de voorstelling is geplaatst, is in de tekst bij dit gebeuren niet aanwezig. De scène rechts op de achtergrond geeft mogelijk het moment weer waarop Tobit door Anna van repliek wordt gediend op de onterechte beschuldiging (Tobit 2: 14).1
In het vervolg van het verhaal droeg Tobit, toen hij dacht dat zijn einde naderde, zijn zoon Tobias op om naar Rages in Medië te reizen om daar het geld te halen dat hij daar in bewaring had gegeven aan zijn stamgenoot Gabaël. Daar die reis niet zonder gevaren was, zocht Tobias een betrouwbare metgezel en vond die in Azarias, die in werkelijkheid de aartsengel Rafaël was. Onderweg, toen Tobias een bad nam in de rivier de Tigris, sprong een grote vis uit het water, die hem wou verslinden. Op aanwijzingen van de engel Rafaël ving Tobias de vis, sneed hem vervolgens in stukken en verwijderde hart, lever en gal, die hij bewaarde. Bij verbranding van hart en lever zou de rook kwade geesten verdrijven en met de gal zou de oogziekte van Tobit kunnen worden genezen. Toen ze verder reisden en niet zo ver van Rages meer waren, zei de engel tegen Tobias dat hij daar in de buurt zijn bloedverwant Raguël moest bezoeken en diens enige dochter Sara ten huwelijk vragen. Sara echter was bezeten door een duivel, die al zeven echtgenoten in de eerste huwelijksnacht had gedood. Desalniettemin vroeg Tobias aan Raguël hem Sara tot vrouw te geven. In de huwelijksnacht bracht Tobias in opdracht van de engel een reukoffer en verbrandde daarop het hart en de lever van de vis. De rook hiervan verdreef de duivel uit Sara en Tobias overleefde. Daar Tobias bij de voorbereidingen van de bruiloft moest blijven, vroeg hij de engel om het geld bij Gabaël op te halen en hem mee te nemen naar de bruiloft. Na de festiviteiten nam Tobias zijn vrouw mee naar Ninevé. Bij zijn terugkomst bracht Tobias de gal van vis aan op de ogen van Tobit en genas zo diens oogziekte. Tenslotte onthulde Azarias dat hij in werkelijkheid de engel Rafaël was.
Cat. 132 was tot de diefstal in 2006 opgespannen op een houten raamwerk en gevat in een vergulde houten lijst. Nadat het wandtapijt in 2007 beschadigd was terug gevonden, is er in 2008 rondom een smalle neutrale band aangezet en is het zonder de lijst weer in de trouwzaal opgesteld. Oorspronkelijk zal het wandtapijt groter zijn geweest, met aan alle zijden een iets uitgebreidere voorstelling en met boorden rondom.
Cat. 132
wandtapijtweverij van Anoniem Brussels ca. 1550 naar ontwerp van Michiel Coxie (I)
Tobit beschuldigt Anna van het stelen van een geitje, ca. 1550
Heemstede (plaats, Noord-Holland), Raadhuis Heemstede (Noord-Holland)
Het ontwerp van cat. 132 is gebaseerd op een ontwerp toegeschreven aan Michiel Coxcie. Tot een reeks van wandtapijten met het Leven van Tobias die op stilistische gronden wordt toegeschreven aan deze kunstenaar, behoort namelijk een aan cat. 132 zeer verwant fragment met Tobit beschuldigt Anna van het stelen van een geitje.2 (afb. a) Hiervan zijn de figuren grotendeels hetzelfde - alleen de houding van de benen van Tobit is anders - maar ze zijn gehuld in andere kleding en de achtergrond is vrijwel geheel verschillend. Dat fragment behoort tot een reeks met acht wandtapijten, in bezit van het Patrimonio Nacional te Madrid, die in 1547 werd verworven door Maria van Hongarije.3 Cat. 132 was mogelijk onderdeel van een vergelijkbare reeks, waarbij een iets andere versie van de kartons het uitgangspunt was.
Voor het ontwerp van cat. 132 is inspiratie opgedaan bij verschillende tapijtreeksen naar ontwerp van Bernard van Orley. Onder meer voor de opbouw van de voorstelling, de kleding en het schoeisel van de figuren, de gebouwen en de vegetatie is de bekende reeks van tien wandtapijten met de Geschiedenis van Jacob naar ontwerpen van Bernard van Orley en andere Brusselse kunstenaars tot voorbeeld genomen. Die reeks, in bezit van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel, werd vervaardigd op het atelier van Willem de Kempeneer te Brussel in 1528-1534.4 Ook de reeks met het Leven van Tobias naar ontwerp van een kunstenaar uit de omgeving van Bernard van Orley, geweven in Brussel ca. 1540-1550, van het Kunsthistorisches Museum in Wenen, diende tot voorbeeld.5 Zo lijkt het wandtapijt met Tobit beschuldigt Anna van het stelen van een geitje uit die reeks veel op cat. 132. Het heeft – in spiegelbeeld – een vergelijkbare compositie, met open interieurs op de achtergrond en Tobias centraal op de voorgrond, maar in een andere houding dan op cat. 132 en ook is de voorstelling verder in de details anders uitgewerkt.6
Cat. 132 zal zijn vervaardigd te Brussel omstreeks het midden van de 16de eeuw. Daar de boorden van het wandtapijt niet meer aanwezig zijn, is er echter te weinig houvast voor de toeschrijving aan een bepaalde werkplaats.7
Conditie:
Redelijk. Met oude reparaties door middel van stoppen in het deel met het geitje. Restauratie ICAT, Cruquius, 2008.
Afb. a
wandtapijtweverij van Anoniem Brussels 1547 naar ontwerp van Michiel Coxie (I)
Tobit beschuldigt Anna van het stelen van een geitje, 1547
Palacio Real de Aranjuez, Patrimonio Nacional - Palacio Real de Aranjuez, inv./cat.nr. A. 364-12288
Notes
1 Voorheen is wel gedacht dat op cat. 132 de scène uit Genesis 27: 5-14 was verbeeld, waarin Jacob in opdracht van zijn moeder Rebekka, de voor zijn broer Esau bestemde eerstgeboorte zegen van zijn blinde vader Isaak weet te bemachtigen door middel van een list met twee geitenbokjes. Heemsteedse Courant, 20 december 1973.
2 Cat. Madrid 1986a, pp. 242, serie 34/1.
3 Idem, pp. 241-247; Campbell 2002, p. 402. Te Hampton Court bevindt zich een wandtapijt uit een andere editie van deze Tobiasreeks.
4 Delmarcel 1979, pp. 4-7, afb. 1-13.
5 Over deze reeks, zie Schmitz-von Ledebur 2004.
6 Kunsthistorisches Museum, Wenen, Kunstkammer, inv. T IV/2. Schmitz-von Ledebur 2004, cat. 2.
7 In 1916 had cat. 132 links en rechts nog smalle stroken van een boord met bloemen en bladeren op een licht fond, die echter niet de oorspronkelijke boorden zullen zijn geweest. Zie veiling collectie Georg Hirth, München, Hugo Helbing, 28 november 1916, nr. 858, met afb. De afmetingen van het wandtapijt waren toen 255 x 340 cm.