125. Drie wandtapijten uit een reeks van tien met de Verlossing van de Mens
Deze drie indrukwekkende wandtapijten met drukbevolkte voorstellingen behoren tot een reeks die tegenwoordig algemeen bekend staat onder de titel Verlossing van de Mens (in het Engels: Redemption of Man).1 In zestiende-eeuwse Engelse documenten werd deze serie de Oude en Nieuwe Wet ('the Old and the New Law') genoemd, naar de twee allegorische vrouwenfiguren in de bovenhoeken van het tapijt met de Strijd van Deugden en Ondeugden terwijl Christus wordt gekruisigd (zie cat. 125-b).2
De voorstellingen van de oorspronkelijk uit tien zeer grote wandtapijten bestaande reeks zijn achtereenvolgens: 1. Schepping en Zondeval (cat. 125-a), 2. Satan valt de Mens aan, 3. Voorspraak van de Deugden voor de Mens, 4. Geboorte van Christus en Scènes uit het Nieuwe Testament, 5. Scènes uit de Jeugd van Christus, 6. Scènes uit de Volwassenheid van Christus en de Deugden dagen de Ondeugden uit, 7. Strijd van Deugden en Ondeugden terwijl Christus wordt gekruisigd (cat. 125-b), 8. Opstanding, 9. Hemelvaart van Christus (cat. 125-c), 10. Laatste Oordeel.
Op de wandtapijten wordt het verhaal verteld van de Verlossing van de Mens door Christus, beginnend bij de schepping, de zondeval en de daaropvolgende verdrijving van de Mens uit het paradijs. De hierop ontstaande strijd tussen de Deugden en de Ondeugden om de heerschappij over de Mens, begint met een offensief van verleidingen door Satan. De Deugden vragen dan om de tussenkomst van Christus, waarna de geschiedenis van zijn leven volgt, eindigend met de kruisiging, die te zien is boven een groot gevecht tussen de Deugden en de Ondeugden. De verdere voorstellingen tonen de Opstanding van Christus samen met de redding uit de hel, de Hemelvaart van Christus en de verzoening van de Mens met God, en tenslotte het Laatste Oordeel met de overwinning van de Deugden over de Ondeugden. In de benedenhoeken van de voorstellingen bevinden zich steeds - met uitzondering van het wandtapijt met Schepping en Zondeval - zittende profeten en andere oudtestamentische figuren met tekstbanderollen.
De religieuze inhoud met moralistische strekking van deze voorstellingen, en soms ook de vormgeving ervan, is zeer vergelijkbaar met die van de mysterie- en mirakelspelen die in de Middeleeuwen op religieuze feestdagen werden opgevoerd. Hierbij zullen ook contemporaine literatuur en teksten van preken zijn geraadpleegd.3
Uit de serie met de Verlossing van de Mens zijn in ieder geval nog 26 volledige wandtapijten, vijf met verkorte voorstellingen en vijf fragmenten bekend, behorend tot meer dan tien verschillende uitvoeringen.4 Deze hebben nu en dan verschillen in de fijnheid van het weefsel en soms ook zijn er veranderingen in de kostuums van de figuren aangebracht.5 Van ieder van de tien voorstellingen van de serie bestaat minstens één exemplaar. Van drie van de voorstellingen van de serie zijn zelfs nog elk vier voorbeelden overgeleverd, namelijk Schepping en Zondeval, Satan valt de Mens aan en de Strijd van Deugden en Ondeugden terwijl Christus wordt gekruisigd. De Geboorte van Christus en Scènes uit het Nieuwe Testament is de enige voorstelling waar nog slechts één exemplaar van bestaat, in het Metropolitan Museum of Art in New York.6 Nergens is nu meer een volledige reeks aanwezig. De meest uitgebreide reeksen bevinden zich in de kathedraal van Palencia en in de Fine Art Museums of San Francisco (oorspronkelijk uit de kathedraal van Toledo), beide met vier wandtapijten, gevolgd door Kasteel de Haar met drie wandtapijten.
Cat. 125-a-c zijn op instigatie van architect Pierre Cuypers in 1894 aangekocht bij kunsthandel Joseph Duveen in Londen voor Kasteel de Haar, vermoedelijk met het oog op plaatsing in de Feestzaal.7 Daar zijn ze door Cuypers nagelvast op de onafgewerkte muur aangebracht. De drie wandtapijten zijn afkomstig uit de collectie van de hertog van Berwick en Alba te Madrid die in 1877 werd geveild.8 Drie bijbehorende wandtapijten die eveneens in bezit waren van de hertog, Scènes uit de Volwassenheid van Christus en de Deugden dagen de Ondeugden uit, een deel van Opstanding en het Laatste Oordeel, bevinden zich tegenwoordig respectievelijk in het Museum of Fine Arts in Boston,9 het Art Institute van Chicago,10 en in het Louvre in Parijs.11 Volgens de negentiende-eeuwse auteur Alfred Michiels zou de reeks met de Verlossing van de Mens uit de collectie Berwick en Alba zich in de zestiende en zeventiende eeuw hebben bevonden in het kasteel van Duurstede bij Utrecht. Ze zouden afkomstig zijn uit het bezit van Philips van Bourgondië (1465-1524), bastaardzoon van Filips de Goede en bisschop van Utrecht, maar Michiels draagt daarvoor geen bewijzen aan.12 In elk geval zal het een vermogende eigenaar hebben betroffen, met een belangrijke, machtige religieuze en/of politieke positie.13
Het is niet bekend wie de oorspronkelijke opdrachtgever van deze prestigieuze en kostbare tapijtserie was. De vroegste vermelding van een uitvoering van deze serie is in een recent door Thomas Campbell getraceerd document uit februari 1502 met betrekking tot de invoerrechten voor de door koning Hendrik VII van Engeland aangeschafte reeks van tien wandtapijten 'of tholde law and new (...) wrought with fyne golde', die werd geleverd door 'Peter Enghem arras maker of Bruxelles'.14 Peter Enghem, oftewel Pieter van Aelst uit Brussel, is tegenwoordig bekend als de belangrijkste tapijthandelaar van de eerste drie decennia van de zestiende eeuw. Het lot van deze wandtapijten van Hendrik VII is na hun verkoop in 1651 op de Commonwealth veiling te Richmond onbekend. Het enige nu nog bekende tot de serie met de Verlossing van de Mens behorende wandtapijt dat gouddraad en ander metaaldraad bevat, is het exemplaar van Schepping en Zondeval dat zich bevindt in Narbonne (Frankrijk). Dit wandtapijt was onderdeel van een reeks van oorspronkelijk tien wandtapijten die in 1673 door François Fouquet, aartsbisschop van Narbonne, werd geschonken aan de kathedraal Saint-Just van Narbonne. Het zou dus goed mogelijk kunnen zijn - zoals door Thomas Campbell werd geopperd - dat het wandtapijt in Narbonne nog stamt uit de circa 1500-1502 met gouddraad vervaardigde reeks van Hendrik VII van Engeland.15
Of het bij de reeks voor de Engelse koning ging om de eerste uitvoering, de editio princeps, is niet met zekerheid te zeggen. Wel zou dit goed mogelijk kunnen zijn, gezien enerzijds de kostbare uitvoering ervan en anderzijds de stijl van het ontwerp die dateert uit circa 1500. Het gebruik in het Engelse document uit 1502 van de titel de Oude en Nieuwe Wet, die is ontleend aan twee figuren in een van de voorstellingen, in plaats van een naam te hanteren die de inhoud dekt van de hele reeks, maakt het daarentegen minder aannemelijk dat het hier om de editio princeps gaat, omdat een eerste opdrachtgever bekend zou zijn met het totaalconcept van de reeks.
Contemporaine gegevens over de verdere uitvoeringen zijn eveneens schaars. De eerstvolgende bekende uitvoering is een tussen 1517 en 1521 door de Engelse kardinaal Wolsey aangeschafte reeks van twaalf wandtapijten, eveneens aangeduid als de Oude en Nieuwe Wet.16 Van deze uitvoering bevinden zich tegenwoordig nog een wandtapijt van Voorspraak van de Deugden voor de Mens en een tapijt met de rechterhelft van Scènes uit de Volwassenheid van Christus en de Deugden dagen de Ondeugden uit in het paleis van Hampton Court in Londen. De derde gedocumenteerde uitvoering van de Verlossing van de Mens is een reeks van acht wandtapijten in bezit van Juan Rodriguez de Fonseca, bisschop van Palencia (1505-1514) en Burgos (1514-1524), waarvan hij voor zijn overlijden in 1524 de helft legateerde aan de kathedraal van Palencia en de andere helft aan de kathedraal van Burgos.17 Het is niet bekend wanneer Fonseca deze reeks precies had gekocht. De vier aan de kathedraal van Palencia geschonken wandtapijten bevinden zich nog steeds op die plek. In de kathedraal van Burgos zijn nu nog twee wandtapijten uit deze reeks. De twee andere aan Burgos gelegateerde wandtapijten zijn tegenwoordig in het Metropolitan Museum of Art in New York.18
Er werden al meerdere malen in de literatuur vermoedens geuit over een betrokkenheid van de Brusselse tapijthandelaar Pieter van Aelst bij deze serie, vanwege de hoge kwaliteit van de uitvoering, maar vooral ook om de nauwe overeenkomsten met verschillende andere door Van Aelst geleverde wandtapijten.19 Het hierboven genoemde Engelse document uit 1502 geeft hiervoor nu de bevestiging. Een vervaardiging van cat. 125-a-c in Brussel is nu eveneens waarschijnlijk geworden.
Zoals reeds door Cavallo werd geconstateerd, had de ontwerper van de serie met de Verlossing van de Mens een grondige kennis van de schilderkunst uit de Zuidelijke Nederlanden in de tweede helft van de vijftiende eeuw, gezien het voorkomen van vergelijkbare figuren of figuurgroepen bij beide.20 Daarbij betrof het een kunstenaar die in staat was tot zowel het weergeven van figuren met edele, fijn gevormde gezichten en kleding in rijk geplooide stoffen, als tot het maken van ingenieuze composities waarbij verschillende scènes over het grote oppervlak werden verdeeld in een ineenvlechting van de verschillende verhaallijnen. Ondanks het grootschalige formaat, de vele figuren en het grote aantal verschillende handelingen is er toch een visuele eenheid verkregen in de voorstellingen, ook door middel van de gelijkmatige verspreiding van kleurvlakken en de plantenrijkdom tussen de figuurscènes.
Tot op heden is het, bij gebrek aan documentaire bewijzen, echter niet mogelijk gebleken met zekerheid een bepaalde kunstenaar of werkplaats aan te wijzen voor het auteurschap van de ontwerpen van de Verlossing van de Mens en daarmee van cat. 125-a-c. Thomas Campbell opperde een verband met de werkplaats van de Brusselse schilder Colijn de Coter (circa 1450/1455-circa 1539/1540) op basis van bepaalde overeenkomsten van de Verlossing van de Mens met een mogelijk aan De Coter toe te schrijven ontwerp voor een tapijt met de Gregoriusmis.21 Bij een rechtstreekse vergelijking van cat. 125-a-c met het bekende werk van De Coter is deze suggestie echter niet overtuigend.
125-a. Schepping en Zondeval
Beschrijving:
Centraal bovenaan, in het paradijs, zetelt de Drie-eenheid - de Vader, de Zoon en de Heilige Geest - nogal ongebruikelijk voorgesteld als drie identieke gekroonde, jonge mannen met baarden in rode, met juwelen afgezette mantels en met ieder een scepter en een wereldbol in de hand en op schoot. Ze zitten naast elkaar in de wolken, op een troon in de vorm van een houten bank. Achter de bank staat een opeengepakte groep van musicerende engelen met links en rechts vooraan een gekroonde allegorische vrouwenfiguur. De linker vrouw, Barmhartigheid, heeft een tak met enkele bladeren in de hand. De rechter vrouwenfiguur wordt door middel van de enige inscriptie op dit wandtapijt geïdentificeerd als Rechtvaardigheid (JUSTICIA), de aanvoerster van de vier kardinale deugden.22
Linksboven en in de gehele benedenzone van de voorstelling worden de achtereenvolgende scheppingsdaden van de Drie-eenheid uitgebeeld. Bovenaan, links: het scheiden van licht en duisternis en de scheiding van de wateren op de eerste en de tweede dag. Linksonder: de schepping van de droge aarde en de planten op de derde dag. Daarnaast: de vierde dag, met de schepping van zon, maan en sterren - die erboven, in de bovenste zone te zien zijn. Rechts daarvan en gescheiden door water: de schepping van de vogels - zoals een pauw, zwaan en lepelaar - en de vissen op de vijfde dag. Geheel rechts: de zesde dag met de schepping van de dieren - zoals een olifant, leeuw, schaap en konijn - en van man en vrouw - Adam (met eenzelfde gezicht als de gekroonde Drie-eenheid: geschapen naar Gods evenbeeld) en Eva. Het verhaal wordt vervolgd in het rechterdeel van de bovenzone, met links de Drie-eenheid bewegend naar alle richtingen op de zevende dag van de schepping: en God zag dat het goed was. Daarnaast de Zondeval, met de duivel - in de vorm van een dier met een vrouwenhoofd - die een appel voorhoudt aan Eva, die op haar beurt Adam een appel aanbiedt. Geheel rechts de verdrijving uit het paradijs van Adam en Eva - die hun schaamte met hun handen bedekken - door een engel met geheven zwaard. Op de voorgrond groeit een rijkdom aan bloeiende planten en tussen de verschillende figuurgroepen staan sinaasappelbomen.
Rondom lopen boorden met dicht naast elkaar gelegde takken met daaraan achtereenvolgens steeds rozen, margrieten en druiven.
Commentaar:
Dit wandtapijt waarin de geschiedenis van de schepping en de zondeval uit het boek Genesis in negen taferelen wordt verhaald, hangt in de Feestzaal, ook wel Balzaal genoemd, van Kasteel de Haar, samen met cat. 125-c. Samen domineren zij de gehele noordwand van het vertrek en sluiten zij aan bij het laatmiddeleeuwse karakter van de zaal, zoals de gotische houten betimmeringen en de schoorsteen met erboven de minstreelgalerij en ernaast de doorgang naar de Hal en de Ridderzaal. De uitvoerige figurengroepen boven de deuren en vensters beelden de muziek en dans uit door de eeuwen heen. Voor het derde wandtapijt, cat. 125-b, was op de lange buitenmuur vanwege de vensteropeningen echter geen ruimte. De resterende muurvlakken werden bedekt door 'brocard rouge et or, parfaitement en harmonie avec les tons des tapisseries monumentales'. Om de wandtapijten zo goed mogelijk te kunnen zien, waren in het eikenhouten plafond met snijwerk van dieren en bloemen bovendien uiterst moderne elektrische leidingen aangelegd voor verlichting.23
Cat. 125-a is het eerste van de tien wandtapijten van de reeks met de Verlossing van de Mens. Opvallend is de, zeven keer in deze voorstelling herhaalde, uitbeelding van de Drie-eenheid als drie identieke koningen. Dit zal zijn oorsprong hebben in de theatrale uitbeelding van dit concept, zoals in mirakelspelen, door drie personen in plaats van twee met daarbij een duif voor de Heilige Geest, zoals gebruikelijk.24
Een ander exemplaar van Schepping en Zondeval is in de Fine Art Museums of San Francisco, afkomstig uit de collectie van William Randolph Hearst en oorspronkelijk van de kathedraal van Toledo.25 De kathedraal Saint-Just te Narbonne bezit eveneens een Schepping en Zondeval, dat als enige bekende wandtapijt in deze reeks rijk met metaaldraad is uitgevoerd en waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig is uit de Engelse koninklijke collectie.26 Een vierde exemplaar, zonder boorden, bevond zich in 1855 in het Vaticaan en in 1878 in de collectie M. Richard.27
Conditie:
Gerestaureerd bij Paswerk textielrestauratie te Haarlem en Cruquius, 2000-2003.
Cat. 125-a
wandtapijtweverij van Pieter van Aelst naar ontwerp van Anoniem Southern Netherlands (hist. region) ca. 1500-1520
Schepping en zondeval, ca. 1500-1520
Kasteel de Haar, Stichting Kasteel de Haar, inv./cat.nr. 03345
125-b. Strijd van Deugden en Ondeugden terwijl Christus wordt gekruisigd
Beschrijving:
Het centrum van deze voorstelling is de relatief kleine kruisigingsscène bovenaan in het midden. De aan het kruis hangende Christus wordt hier onder meer omringd door Maria en de apostel Johannes, Maria Magdalena en Longinus. Links en rechts daarvan zweven twee grote engelen die ieder met beide handen een banderol vasthouden waarvan de inscripties opelkaar aansluiten: PANGE LINGUA; GLORIOSI PRAELIUM CERTAMINIS (Bezing gelukzaligen, de beloning van de strijd). Geheel links en rechts op de bovenzone van het wandtapijt blazen twee vrouwenfiguren op lange bazuinen: links de Oude Wet, met een vaandel met daarop een repeterend motief van de twee stenen tabletten met de Tien Geboden, staand op de berg Sinaï (MONS SINAY; VET TESTAMENTU[M]) en rechts de Nieuwe Wet, met een vaandel met vier miskelken, staand op de kruisheuvel Golgota (MONS CALVARIE; NOV. TESTAMENTU[M]). In de linker- en rechterbenedenhoek zitten twee profeten met banderollen, met daarop links de inscriptie IPSE VENIT ET SALVABIT VOS ISAIS (de cijfers XXXV zijn grotendeels bedekt door de hand van de profeet) uit Jesaja 35: 4, 'Hij zal komen en u verlossen', en rechts de inscriptie HIS PLAGATUS SUM ISAIS XIII, met de tekst uit Zacharia 13: 6, 'Hierdoor ben ik verwond'.
In het midden, op de voorgrond, speelt zich de strijd af van de Deugden tegen de Ondeugden, sommigen van hen rijdend op symbolische dieren. Links de Deugden onder aanvoering van een geharnaste ridder op een eenhoorn, de Christelijke Ridder, met een doornenkroon op zijn helm. In zijn gevolg bevinden zich zeven vrouwenfiguren, die staan voor de Deugden. Vooraan zit Matigheid, op een leeuw, met in haar rechterhand een kruik waarmee ze in een lange straal water giet op de bek van de draak voor haar. Hierachter volgen Vroomheid (DEVOCIO DEI), rijdend op een hert, en Kuisheid (CASTITAS), met een lelietak in de hand, op een ezel. Daarachter zijn de hoofden, schouders en soms handen zichtbaar van, van links naar rechts, Nuchterheid (SOBRIETAS) met een karaf water in haar hand, Geduld (PATIE[N]TIA), Nederigheid (HUMILITAS) met een kruis, en Achting (DILECTIO). De Christelijke Ridder stoot met zijn lans naar de Hoogmoed (SUPERBIA) rechts, een geharnaste vrouw op een kameel, met een adelaar op haar schild en een pauw op haar helm, zwaaiend met een lang zwaard. Zij voert de zeven hoofdzonden aan. Op de voorgrond zit de Afgunst (INVIDIA) op een draak, met op haar hoofd een helm in de vorm van een bijenkorf en een hond op haar schild. Dan komt de Gierigheid (AVARICIA), met een hark in de hand rijdend op een beisa, een soort antilope, en met een mol op haar helm en een hongerige wolf op haar schild. Rechts daarvan is de Wellust (LUXURIA) verbeeld, met een spiegel in de hand zittend op een varken dat ze aan de ketting houdt. Daarachter strijden nog, op slechts gedeeltelijk zichtbare rijdieren, van links naar rechts: Gulzigheid (GULA), met een vos op haar helm, Toorn (IRA), met een bijl in haar handen, een dolle hond op haar schild en een valk op haar helm, en Luiheid (ACCIDIA) met een aapje op haar gekroonde hoofd en een os op haar schild.
Op de voorgrond groeit een rijkdom aan bloemen en planten. Verder op de achtergrond staan hulststruiken en sinaasappelbomen naast en tussen de figuren.
Voor de beschrijving van de boorden zie cat. 125-a.
Commentaar:
Dit wandtapijt, dat in de Hal van Kasteel de Haar op de bovengalerij aan de zuidwand hangt, is het zevende in de tiendelige reeks met de Verlossing van de Mens. Erop voorgesteld is de strijd tussen de Deugden en de Ondeugden, terwijl Christus wordt gekruisigd teneinde de Mens van de Zonde te verlossen, zoals dat door de profeten in het Oude Testament, zittend in de benedenhoeken, was aangekondigd.
Bij de hier afgebeelde zeven Deugden (Matigheid, Vroomheid, Nuchterheid, Kuisheid, Geduld, Nederigheid en Achting) is grotendeels afgeweken van het meer gebruikelijke gezelschap van de drie goddelijke deugden (Geloof, Hoop en Liefde) samen met de vier kardinale deugden (Rechtvaardigheid, Matigheid, Kracht en Voorzichtigheid).28 De Ondeugden die op cat. 125-b voorkomen zijn daarentegen wel de vaste groep van zeven hoofdzonden: Hoogmoed, Afgunst, Toorn, Luiheid, Gierigheid, Gulzigheid en Wellust.29
De strijd van Deugden en Ondeugden werd reeds beschreven in het lange allegorische gedicht 'Psychomachia' van de Spaanse dichter Prudentius (348-410), waarin een reeks duels wordt uitgevochten van steeds een Deugd tegen een Ondeugd.30 In de 14de eeuw vormde de 'Psychomachia' nog de inspiratie voor het gedicht 'Le Pélérinage de la Vie Humaine' van Guillaume de Deguilleville, waarmee het onderwerp en tevens bepaalde elementen van cat. 125-b enigszins zijn te vergelijken.31
In zestiende-eeuwse documenten werd de reeks die nu bekend staat als de Verlossing van de Mens in zijn geheel aangeduid met de titel van de Oude en Nieuwe Wet, naar de figuren met de bazuinen die links en rechtsboven op cat. 125-b zijn afgebeeld, ter weerszijden van de kruisiging.32
Twee andere volledige exemplaren van deze voorstelling bevinden zich respectievelijk in de Fine Art Museums of San Francisco en in de kathedraal van Burgos.33 Een vierde exemplaar was in 1855 in het Vaticaan en in 1878 in de collectie M. Richard.34 Er zijn bovendien nog twee fragmenten van bekend, met respectievelijk het deel linksboven met de Oude Wet en de engel ernaast, en het gedeelte rechtsboven met de andere engel en de Nieuwe Wet.35
Conditie:
Gerestaureerd bij Paswerk textielrestauratie te Haarlem, 2000-2002.
Cat. 125-b
wandtapijtweverij van Pieter van Aelst naar ontwerp van Anoniem Southern Netherlands (hist. region) ca. 1500-1520
Strijd van Deugden en Ondeugden terwijl Christus wordt gekruisigd, ca. 1500-1520
Kasteel de Haar, Stichting Kasteel de Haar, inv./cat.nr. 03346
125-c. Hemelvaart van Christus
Beschrijving:
Geheel linksboven verschijnt Christus aan de voor hem knielende Petrus (PEETER), pakt zijn hand en zegent hem, daarachter verschijnt hij aan de apostel Jacobus (JACOB). Rechts daarnaast, onder een baldakijn, is de verschijning van Christus, in gezelschap van Liefde (CHARITAS) en Nederigheid (HUMILITAS), aan zijn moeder Maria voorgesteld.
Links van het midden stijgt Christus naar de hemel, waar hij wordt opgenomen door God de Vader en de Heilige Geest (ook hier weer hetzelfde weergegeven als Christus), die door engelenkoren worden omringd. Op de aarde in de onderste zone, bij twee grote voetafdrukken, knielen zijn moeder Maria en de discipelen neer, hun handen opgeheven of in aanbidding gevouwen.
Op het rechterdeel van het wandtapijt is bovenaan de tussen de engelen tronende Drie-eenheid te zien, geflankeerd door de allegorische vrouwenfiguren Rechtvaardigheid (JUSTICIA) rechts en Barmhartigheid (MISERICORDIA) links, met lelietak, met daarvoor de knielende Mens, die door de voorspraak van de Vroomheid (DEVOCIO DEI), rechts met een monstrans, in Gods Genade wordt aangenomen. Rechts van de Vroomheid knielt Adam (ADAM) en links vooraan in dit tafereel knielt Abraham (ABRAHA[M]).
Geheel rechts van deze groep, aan de rand van de voorstelling, worden Satan en de zonden verjaagd door de wrekende engel.
In de zone onder de groep van de tronende Drie-eenheid bevindt zich in de rechterhelft de door de zeven hoofdzonden geketende mens (hier in de gestalte van een vrouw) die verdoemd wordt, omringd door de Ondeugden en afgrijselijke dierenkoppen: Hoogmoed (SUPERBIA), Luiheid (ACCIDIA), Gulzigheid (GULA), Toorn (IRA), Gierigheid (AVARICIA), Afgunst (INVIDIA) en Wellust (LUXURIA), samen met de Schuld (CULPA) en een bebaarde figuur in een monnikspij.
In de benedenhoeken links en rechts zitten gebarende profeten met inscripties op banderollen. Links: PUTAS NE MORTU[US] HO[MO] RURSU[M] VIVAT. JOB XIIII (vers 14), Denkt u dat als een mens sterft, hij zal herleven?); rechts, JUXTA E[ST] DIES P[ER]DICIONIS (uit Deuteronomium 32: 35, De dag der vergelding is nabij); MOYSES ETU (Mozes).
Op de voorgrond groeien bloeiende planten en links in de voorstelling en tussen de figuurgroepen rechts van het midden onderaan staan enkele struiken.
Voor de beschrijving van de boorden zie cat. 125-a.
Commentaar:
Cat. 125-c, dat samen met cat. 125-a in de Feestzaal of Balzaal van Kasteel de Haar hangt, is het negende in de reeks van tien wandtapijten met de Verlossing van de Mens.
In zes taferelen, met maar liefst 138 figuren, zijn hier de Hemelvaart van Christus en de verzoening van de Mens met God voorgesteld.
Het enige andere bekende exemplaar van de Hemelvaart van Christus bevindt zich in de kathedraal van Palencia.36
Conditie:
Gerestaureerd bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1998-2000.
Cat. 125-c
wandtapijtweverij van Pieter van Aelst naar ontwerp van Anoniem Southern Netherlands (hist. region) ca. 1500-1520
Hemelvaart van Christus, ca. 1500-1520
Kasteel de Haar, Stichting Kasteel de Haar, inv./cat.nr. 03347
Notes
1 Wood, die als eerste deze ingewikkelde reeks (nagenoeg) ontrafelde, gebruikte de titel Seven Deadly Sins, vanwege met die naam gedocumenteerde wandtapijten in bezit van kardinaal Wolsey in 1521. Die reeks van Wolsey behoort echter tot een andere, zij het verwante, serie die tegenwoordig Triomf van de Deugden over de Ondeugden wordt genoemd. Zie Campbell 2007c, pp. 158-161, 163. Met betrekking tot de reeks van de Verlossing van de Mens, de titel waarmee sinds Cavallo 1958 deze reeks wordt aangeduid, zie vooral Wood 1911-1912; Cavallo 1958, pp. 147-168; Cavallo 1967, pp. 91-95, cat. 24; Bennett 1992, pp. 54-77; Cavallo 1993, pp. 421-445; Delmarcel 1999, pp. 52, 54; Antoine 2007; Cleland 2008; Cleland, Karafel 2017, cat. 104. Zie ook cat. 168, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam.
2 Campbell 2007c, pp. 85-87, 134.
3 Wood 1911-1912, pp. 278, 283-284; Lunsingh Scheurleer 1967; Bennett 1992, p. 54; Delmarcel 1999, p. 52; Campbell 2007c, p. 87; Cleland 2008, pp. 64-65; Cleland, Karafel 2017, p. 472.
4 Zie het overzicht in Cavallo 1993, pp. 440-443. Zie tevens Bennett 1992, pp. 54-77; Antoine 2007, pp. 20-24, 52-53; Campbell 2002, p. 26; Campbell 2007c, p. 87; Cleland 2008, pp. 65-66.
5 Zie ook Antoine 2007, pp. 14-15, afb. 9-10; Cleland 2008, pp. 67-68; Cleland, Karafel 2017, pp. 475-476.
6 Cavallo 1993, cat. 29b.
7 Zie Fock 2012, p. 20.
8 Veiling Parijs, Hôtel Drouot, 7-20 april 1877, nrs. 11, 14, 15. Over de collectie van de hertog van Berwick en Alba en de geschiedenis ervan, zie Dictionary of Art 1996, 1, pp. 528-529.
9 Cavallo 1958, pp. 147-168; Cavallo 1967, cat. 24.
10 Mayer 1969, p. 25, pl. 10; Cleland 2008.
11 Souchal 1973a, pp. 208-213, cat. 88; Antoine 2007.
12 Zie Michiels 1877; Luyten 1910, p. 54; Wood 1911-1912, p. 222; Cavallo 1967, p. 95. In ieder geval wordt er geen melding gemaakt van deze wandtapijten uit de reeks met de Verlossing van de Mens in de inventaris van het kasteel te Duurstede uit 1529 (gebaseerd op de inventaris van na het overlijden van Philips van Bourgondië in 1524) gepubliceerd in Sterk 1980, bijlage IX, pp. 218-268, noch in die van 1533 (1534), gepubliceerd in Van Gelder 1972-1973, dl. 1, nr. 8, pp. 109-119.
13 Zie hierover ook Antoine 2007, pp. 46-50; Cleland 2008, pp. 67-68.
14 In een overgeleverd document uit 1502 is letterlijk sprake van één wandtapijt en negen bijbehorende boorden, maar uit het hoge bedrag aan invoerbelasting dat toen werd berekend, en tevens uit het taxatiebedrag bij de verkoop in 1651, kan worden opgemaakt dat het om een reeks van tien volledige wandtapijten ging. Zie Campbell 2007c, pp. 78-79, 85, 87.
15 Idem, p. 87.
16 Hierbij bevonden zich zes wandtapijten met onregelmatige breedtematen. Waarschijnlijk waren voor een aantal daarvan de oorspronkelijke voorstellingen opgedeeld. Over deze reeks zie Campbell 2007c, pp. 133-134, met afb. 7.5 en 7.6.
17 Steppe 1956, pp. 45-47, 51-52; Cavallo 1993, p. 443.
18 Cavallo 1993, cat. 29a-b.
19 Zie Bennett 1992, pp. 54-55; Cavallo 1993, p. 439.
20 Cavallo 1993, p. 437; Antoine 2007, pp. 26-29; Cleland, Karafel 2017, pp. 474-475.
21 Zie Campbell 2002, p. 150. Tevens Antoine 2007, pp. 26-45. Voor schilderijen van De Coter, zie Van Schoute, De Patoul 1994, pp. 553-558.
22 Zie Hall 1996, p. 293.
23 Cuypers, Luyten 1910, pp. 47-48, pl. XL-XLV.
24 Zie Lunsingh Scheurleer 1967. Voor de meer gebruikelijke wijzen van voorstellen van de Drie-eenheid, zie Hall 1996, pp. 91-92.
25 Bennett 1992, cat. 11.
26 Campbell 2007c, pp. 85-87.
27 Cavallo 1993, p. 440.
28 Hall 1996, p. 78.
29 Idem, p. 147.
30 Idem, pp. 78-79.
31 Wood 1911-1912, p. 278; Lunsingh Scheurleer 1967; Bennett 1992, p. 68.
32 Zie Campbell 2007c, p. 87.
33 Zie hierover respectievelijk Bennett 1992, cat. 14 en Steppe 1956, p. 46 en afb. 14.
34 Cavallo 1993, p. 442.
35 Zie Ibidem. Respectievelijk bezit van Ch. L. Cardon in 1905 en op veiling New York, American Art Association, 27-29 januari 1921, nr. 578.
36 Cavallo 1993, p. 435, afb. 139.