95. Twee wandtapijten uit een reeks met mythologische voorstellingen
Deze twee wandtapijten met mythologische voorstellingen zijn niet voorzien van boorden en waren daarom waarschijnlijk bedoeld om in een lambrisering te worden opgenomen. Ze zijn tegenwoordig in Huis Doorn in houten lijsten gemonteerd, op de oost- en zuidwand van de in de noordvleugel gelegen Gobelinkamer. De wandtapijten werden hier geïnstalleerd in 1920 toen de voormalige Duitse keizer Wilhelm II (1859-1941) zich na de Eerste Wereldoorlog in zijn ballingschap op Huis Doorn vestigde. Ze maakten deel uit van de door hem vanuit Duitsland meegenomen inboedel, waaronder veel oud familiebezit, afkomstig uit de keizerlijke paleizen te Berlijn en Potsdam. Toen ze net in het nieuwe huis waren aangebracht, gaf keizerin Auguste Victoria (1858-1921) blijk van een speciale interesse voor deze twee wandtapijten, daar zij toen apart vanuit Amerongen naar Doorn reed om met eigen ogen het resultaat te aanschouwen.1
De precieze herkomst van deze fraaie Franse wandtapijten is onduidelijk. Volgens de overlevering waren ze een geschenk van de Franse koningin Marie Antoinette (1755-1793) aan prins Hendrik van Pruisen (1726-1802) tijdens zijn bezoek aan Frankrijk in 1784.2 Een dergelijke schenking is echter niet gedocumenteerd, terwijl een geschenk van Marie Antoinette aan prins Hendrik, de broer van de Pruisische koning Frederik de Grote (1712-1786), als opvallende gebeurtenis en zelfs pikant gegeven beslist niet onvermeld zou zijn gebleven. Frederik de Grote was namelijk een oude vijand van de moeder van Marie Antoinette, de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia (1717-1780), die verschillende malen met Pruisen in oorlogen was verwikkeld. Marie Antoinette stelde zich bovendien afstandelijk op tegenover prins Hendrik zelf, die ze verdacht van anti-Oostenrijkse politieke activiteit.3
Bij zijn bezoek aan Frankrijk in 1784 ontving prins Hendrik wel diplomatieke geschenken van koning Lodewijk XVI, de echtgenoot van Marie Antoinette. Deze geschenken, waaronder meerdere fraaie reeksen wandtapijten, zijn gedetailleerd uit de bronnen bekend.4 Cat. 95-a-b bevonden zich daar echter niet bij. Wel was hierbij het Portret van koning Hendrik IV van Frankrijk dat zich tegenwoordig eveneens in Huis Doorn bevindt.5 Vorstelijke geschenken hadden een politieke betekenis en werden daarom zeer zorgvuldig samengesteld. Prins Hendrik kreeg in 1784 van Lodewijk XVI bijvoorbeeld bijna precies hetzelfde als de Russische groothertog Paul, de zoon van Catharina de Grote, die in 1782 op bezoek was in Parijs.6
Prins Hendrik is wel een aannemelijk personage voor de eigen verwerving van wandtapijten, met name uit Frankrijk, omdat er van hem bekend is dat hij ze in de periode rond 1770-1790 veelvuldig toepaste in de inrichting van zijn paleizen, vaker dan bijvoorbeeld Frederik de Grote.7 Het blijft echter onduidelijk of cat. 95-a-b oorspronkelijk uit zijn bezit stammen, aangezien er geen vermeldingen van deze wandtapijten bekend zijn voordat ze in Huis Doorn terecht kwamen.
Tijdens het onderzoek voor het Corpus Wandtapijten in Nederland konden deze wandtapijten met hulp van de onderzoeker Pascal-François Bertrand in verband worden gebracht met een Frans document uit 1782.8 Hierdoor is nu meer bekend over het onderwerp, de ontwerper en de vervaardiging van cat. 95-a-b. Het genoemde document betreft een verzoekschrift aan de Franse minister van Financiën van Léonard Roby uit Aubusson, dat op 16 oktober 1782 werd doorgestuurd aan de intendant voor de handel, Tolozan.9 Hierin werd toestemming gevraagd om een reeks van vier nieuwe schilderijen in zijn werkplaats in wandtapijten uit te mogen voeren. Een gedeelte van deze schilderijen was in juli 1782 door Tolozan en zijn collega intendant Montaran bekeken en beoordeeld bij de schilder ervan, waarbij ze hun grote waardering erover hadden uitgesproken. Deze schilderijen met hoofse mythologische voorstellingen door de schilder Marie-François Leclerc hadden als onderwerpen: 1. Une fête à Hébé, déesse de la jeunesse, 2. Deux amants viennent jurer à l'autel de Vénus d’être fidèles à son culte, sujet tiré du temple de Cnide, 3. Vertumne et Pomone, 4. Une offrande aux Grâces. Er werd geen overkoepelende titel voor de reeks gegeven. Bij de beschrijving van Roby uit 1782 van het tweede onderwerp is genoteerd dat het afkomstig is uit Le Temple de Gnide, een herdersroman met een allegorie op de kuise liefde van de Franse schrijver Montesquieu (1689-1755) uit 1725.10 Deze speelt zich af op het Griekse eiland Cnidus (Knidos), waar in de tempel van Aphrodite (Venus) een vermaard beeld van de liefdesgodin door Praxiteles stond. Hoewel het er niet bij staat, waren mogelijk ook de andere beschreven onderwerpen van de schilderijen van Leclerc op dit boek gebaseerd of er door geïnspireerd.11 Het tweede en het vierde onderwerp komen voor op de wandtapijten in Doorn, die dus rond 1782-1790 door Léonard Roby te Aubusson zullen zijn vervaardigd.12
Er is niet erg veel bekend over de schilder Marie-François Leclerc (gedocumenteerd 1755-1789). Hij stamde uit een bekend Frans kunstenaarsgeslacht en kreeg zijn opleiding onder meer van zijn vader, de schilder Sébastien II Leclerc (1676-1763). Zijn broer, Jacques Sébastien (1734-1785), genoemd Leclerc des Gobelins, was eveneens schilder en gaf les bij de Gobelins.13 Marie-François Leclerc schilderde in de jaren 1770 de ontwerpen voor een wandtapijtreeks met voorstellingen uit het Oude Testament en in 1786-1789 werkte hij samen met de voor de Gobelins en Aubusson werkzame wandtapijtontwerper Jacques-Nicolas Julliard (1719-1790).14 Naast cat. 95-a-b zijn er twee andere in Aubusson en Felletin geweven wandtapijten bekend naar ontwerpen van Marie-François Leclerc, Justitia (1760) en de Kruisiging (1784), beide met een decoratieve achtergrond met een damastpatroon.15
Leclerc heeft zich voor de voorstellingen op cat. 95-a-b nauw aangesloten bij de stijl en thematiek van bij de Gobelins en Beauvais vervaardigde wandtapijten, zoals in die tijd vaker in Aubusson gebeurde.16 Met name is de invloed van het werk van François Boucher aanwijsbaar. Naast bijvoorbeeld het voorkomen van een zeer vergelijkbaar type putti, is de sterkste overeenkomst die van het altaar met daarboven de schuin op haar wolk liggende Venus op cat. 95-a met eenzelfde voorstelling op een grisailleschildering van Boucher, hoogstwaarschijnlijk een ontwerp voor een ets, met Psyche weigert de geschenken van de goden uit circa 1740.17
Een ruim zeven meter breed in Aubusson geweven wandtapijt met een voorstelling van Hébé ou la Jeunesse, met een landschap waarin drie dansparen en een groep musici zich bevinden in de nabijheid van een ronde tempel, dat in 1955 werd geveild in Parijs, betreft mogelijk het eerste onderwerp Une fête à Hébé, déesse de la jeunesse in deze wandtapijtreeks naar schilderijen door Marie-François Leclerc.18 (afb. a) Dit wandtapijt zal evenals cat. 95-a-b omstreeks 1782-1790 door Léonard Roby te Aubusson zijn vervaardigd. Daar het bijna veertig centimeter hoger is dan cat. 95-a-b zal dit wandtapijt niet tot dezelfde uitvoering van de reeks hebben behoord als de wandtapijten in Doorn. Vooralsnog is er geen voorbeeld van het derde onderwerp Vertumnus en Pomona in deze reeks getraceerd.19
Cat. 95-a-b naderen de hoge kwaliteit van wandtapijten die werden geweven door de koninklijke werkplaatsen van de Gobelins en Beauvais en zijn het beste wat een particuliere opdrachtgever van buiten het Franse Hof in die tijd in Frankrijk kon verwerven. Ze werden dan ook wel beschreven als behorend tot 'het fraaiste wat zich op dit gebied in Nederland bevindt'.20
Afb. a
wandtapijtweverij van Léonard Roby naar ontwerp van Marie-François Leclerc
Feest van Hebe, 1782-1783
95-a. Twee geliefden voor het altaar van Venus
Beschrijving:
In een landschap, op een open plek tussen groepen loofbomen, staat iets rechts van het midden een rond stenen altaar met daarop een offervuur. Boven de hiervan opstijgende rook hangt een grote wolk waarin de naakte liefdesgodin Venus op een draperie voor haar wagen ligt. Ze heeft in elke hand een bloemkransje en is in gezelschap van een putto, twee duiven en twee zwanen. Links boven de wolk zweven drie putti die samen een lange rozenslinger vasthouden. Aan de voet van het Venusaltaar bevinden zich vijf vrouwen en een man. De man, met een rode mantel over zijn schouders gedrapeerd, zit geknield op de altaartrede terwijl hij de rechterhand vasthoudt van de vrouw die rechts naast hem staat. Achter het altaar staan een priesteres met een hoofddoek op en een meisje dat op een fluit speelt. Iets rechts daarvan buigt een tweede priesteres, met een koord of ketting in haar handen, zich naar een gehurkt zittende vrouw die een doosje op haar knie vasthoudt. Aan de linkerzijde van het altaar staan een met reliëfs versierde goudkleurige kruik op een ranke voet en een zilverkleurige schaal met een doek erin en liggen gestrooide bloemen. Van links komt een verliefd naar elkaar kijkend herderspaar naar het altaar toe lopen: de jongeman, met in zijn rechterhand een herdersstaf, wordt bij de linkerschouder vastgepakt door de vrouw links naast hem. Linksachter, half verscholen achter bomen, staat een sokkel met daarop het beeld van de gevleugelde liefdesgod Amor met zijn boog en pijlenbundel. Ervoor zijn twee vrouwen bezig met een bloemenmand, een derde heft een bloemslinger op naar Amor. Geheel rechts is een doorkijk naar een met een beeld bekroonde ronde tempel in de verte en enkele figuren daarvoor. Op de voorgrond rechts, bij een bloeiende struik, richt een Amor een pijl in zijn geheven rechterhand op de kop van de grote stenen vis waarop hij zit en uit wiens bek water langs een rechthoekige sokkel naar beneden stroomt.
Commentaar:
Dit wandtapijt, het grootste van de twee in de Gobelinkamer van Huis Doorn, waar het op de zuidwand is opgehangen, stond voorheen bekend als De huldiging van Venus; het feest van Venus, maar dankzij het door Pascal-François Bertrand getraceerde document zijn er nu meer details bekend over de titel en het onderwerp van cat. 95-a.
In dit ongedateerde verzoekschrift van Léonard Roby uit Aubusson dat werd doorgestuurd op 16 oktober 1782 wordt een schilderij van Marie-François Leclerc omschreven als 'Deux amants viennent jurer à l'autel de Vénus d’être fidèles à son culte, sujet tiré du temple de Cnide'.21 Een voorstelling dus van twee geliefden die voor het altaar van Venus hun trouw komen zweren aan de liefdesgodin, zoals dat werd beschreven in de populaire achttiende-eeuwse herdersroman Le Temple de Gnide van Montesquieu.22 In het boek, zich afspelend op het Griekse eiland Cnidus (Knidos) waar in de tempel van Aphrodite (Venus) een vermaard beeld van de liefdesgodin door Praxiteles stond, verhaalt de schrijver de liefde van de verteller voor de kuise Thémire. De omschrijving van dit door Roby bestelde schilderij is helemaal van toepassing op het wandtapijt in Doorn, waar twee geliefden plechtig samen knielen en staan voor een Venusaltaar en waar tevens op de achtergrond een antieke tempel staat.
Naast de reeds in de inleiding genoemde elementen in de voorstelling van cat. 95-a die zijn geïnspireerd op het werk van François Boucher, zoals de putti en het altaar en de wolk daarboven met de schuin liggende Venus, kunnen hier nog de priesteres met sluier en bloemslinger, de fluitspeler, de ronde tempel in de verte en de grote vis of dolfijn daaraan worden toegevoegd.23
Conditie:
Goed. Conservering bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1983-1984.
Cat. 95-a
wandtapijtweverij van Léonard Roby naar ontwerp van Marie-François Leclerc
Twee geliefden voor het altaar van Venus, ca. 1782-1790
Doorn (Utrecht), Kasteel Huis Doorn
95-b. Het offer aan de drie Gratiën
Beschrijving:
In het midden staat het met een rozenslinger versierde beeld van de drie Gratiën op een ronde sokkel gedecoreerd met een reliëf van op bokken rijdende putti. Boven en achter het beeld hangt een baldakijn van een kleed dat met koorden met kwasten aan de takken van enkele hoge bomen is bevestigd en met bloemslingers is versierd. Rechts voor het beeld knielen een man en een vrouw, met tussen hen in een kind bij een rokend offervuur, dat wordt verzorgd door twee priesteressen met bloemkronen over de over hun hoofd geslagen mantel. Links zit een vrouw met haar rug naar de beschouwer geknield bij een mand op de grond. Ernaast staan twee vrouwen die een mand vol met vruchten omhoog houden. Op de voorgrond liggen geheel rechts een kruik met een oor in de vorm van een saterkop, een ongeïdentificeerd hoefijzer- of schildvormig voorwerp en witte en roze rozen op een gedrapeerd blauw kleed. Links, vanachter een heuveltje, komen drie musicerende herderskinderen, dansend en spelend op een tamboerijn, een doedelzak en een schalmei. Rechts op de achtergrond is een rotspartij met twee schuin staande dennen, struiken en een waterval.
Commentaar:
In de voorstelling op het wandtapijt op de oostwand van de Gobelinkamer van Huis Doorn wordt een feestelijk offer gebracht bij het beeld van de drie Gratiën. Deze godinnen, Aglaia, Euphrosine en Thalia geheten volgens de Griekse dichter Hesiodes, zijn de personificatie van gratie en schoonheid.24 Daarnaast waren ze voor Seneca het symbool van de drie vormen van gulheid: geven, ontvangen en het doen van tegenprestaties. Ze zijn hier dan ook in verschillende poses, naakt en met een glimlach op het gezicht voorgesteld. In de kunst zijn ze ook vaak de dienaressen van Venus en hebben dezelfde attributen als de liefdesgodin, waaronder de veelvuldig op cat. 95-b voorkomende roos.
Hoewel niet vermeld in het ongedateerde verzoekschrift van Léonard Roby uit Aubusson dat werd doorgestuurd op 16 oktober 1782, is het onderwerp van dit wandtapijt met Het offer aan de drie Gratiën waarschijnlijk evenals dat van het bijbehorende cat. 95-a gebaseerd of geïnspireerd op de herdersroman Le Temple de Gnide van Montesquieu uit 1725.25 Hierin wordt namelijk beschreven hoe Venus de Gratiën aanroept om de kuise herderin Thémire te kronen vanwege haar grote schoonheid.26
Een smal wandtapijt, zonder boorden, met een uitsnede uit de voorstelling van cat. 95-b met het beeld van de drie Gratiën onder een baldakijn en de drie vrouwen met manden er linksvoor is bekend van een New Yorkse veiling uit 1936.27
Conditie:
Goed. Conservering bij de Stichting Werkplaats tot herstel van Antieke Textiel te Haarlem, 1983-1984.
Cat. 95-b
wandtapijtweverij van Léonard Roby naar ontwerp van Marie-François Leclerc
Het offer aan de drie Gratiën, ca. 1782-1790
Doorn (Utrecht), Kasteel Huis Doorn
Notes
1 Bakker 1993, p. 58.
2 Lunsingh Scheurleer 1971, p. 20; Bakker 1993, p. 57.
3 Easum 1958, p. 457.
4 Zie Seidel 1892, pp. 58-60; Fenaille 1907, IV, p. 288; Evers 2002, pp. 455-461.
5 Cat. 97, Huis Doorn. Zie daar verder over de geschenken van koning Lodewijk XVI aan prins Hendrik van Pruisen in 1784.
6 Fenaille 1907, IV, p. 286. Zie ook Easum 1958, p. 463, noot 24.
7 Evers 2002, p. 455.
8 Chevalier, Chevalier, Bertrand 1988, pp. 164, 193-194; Bertrand 2013, pp. 243-248, 256.
9 Bertrand 2013, pp. 243, 272, noot 39.
10 Montesquieu 1949, pp. 387-413. Zie hiervoor verder bij cat. 95-a.
11 Zie Bertrand 2013, pp. 245-246.
12 Het eerste wandtapijt uit deze reeks van Roby naar ontwerp van Leclerc was gereed in augustus 1783, blijkens een brief aan Tolozan van 23 augustus 1783. Zie Bertrand 2013, pp. 243, 272, noot 40.
13 Thieme, Becker 1907-1950, 22 (1928), p. 521.
14 Bertrand 2013, p. 243.
15 Castel 1876, pp. 259, 312; Chevalier, Chevalier, Bertrand 1988, pp. 180, 188, met afb.
16 Chevalier, Chevalier, Bertrand 1988, p. 160.
17 Musée des Beaux-Arts du château royal de Blois. Cat. tent. New York, Detroit, Parijs 1986, cat. 36.
18 Veiling Parijs, Charpentier, 24 maart 1955, nr. 114, met afb. Afmetingen: 290 x 720 cm
19 Een voorstelling van Vertumnus en Pomona komt ook voor in een circa 1760 in Aubusson geweven reeks mythologische voorstellingen met kleine figuren. Zie Bertrand 2013, pp. 294, 296.
20 Lunsingh Scheurleer 1971, p. 20.
21 Bertrand 2013, pp. 243, 272, noot 39.
22 Montesquieu 1949, pp. 395-396. Zie tevens Bertrand 2013, p. 245.
23 Zie bijvoorbeeld Cat. tent. New York, Detroit, Parijs 1986, p. 77, afb. 50 en cat. 16, 26, 34, 36, 46, 56.
24 Hall 1996, p. 90.
25 Bertrand 2013, p. 245.
26 Montesquieu 1949, pp. 399-400. Zie tevens Bertrand 2013, p. 245.
27 Collectie Mrs. Herbert Shipman, Newport (R.I.) en The River House, New York, veiling New York, American Art Association, Anderson Galleries, 20-21 november 1936, nr. 389, met afb.