83. Drie kussens met het wapen van De Rijp
Beschrijving:
Op een vaalgroen fond staat in het midden een wapenschild dat is gekruld als een cartouche met een witte voering, met het wapen van De Rijp: in blauw twee gekaakte haringen van natuurlijke kleur (zilvergrijs met donkergrijze rug en weggesneden kieuwen), elk boven de kop vergezeld van een kroontje van goud. Het wapenschild is gedekt door een lauwerkrans en wordt ter weerszijden vastgehouden door een dubbelstaartige leeuw van natuurlijke kleur (geel en rood). Bovenlinks en bovenrechts de inscriptie AN NO, onder het wapenschild RYP en midden onder 1632.
Commentaar:
De vroedschapskussens van het dorp De Rijp uit 1632 zijn de oudste van de nu nog in Nederland overgeleverde gedateerde wapenkussens in tapisserie.
Tot in de zeventiende eeuw lag De Rijp op het Schermereiland dat werd ingeklemd door de meren Beemster, Schermer en Starnmeer, de latere droogmakerijen. Het dorp kwam tot bloei door de haringvisserij en richtte zich later ook op de walvisvaart. De twee haringen in het wapen van De Rijp op cat. 83-a-c, die verwijzen naar de haringvisserij, hebben weggesneden kieuwen ten teken van het kaken, een bewerking om de haring langer houdbaar te maken en waarbij de kieuwen en een deel van de ingewanden werden verwijderd. Toen De Rijp een zelfstandig dorp werd na de afscheiding van de banne Graft kreeg het een eigen raadhuis. Het Raadhuis van De Rijp werd gebouwd van 1630 tot 1632 naar ontwerp van Jan Adriaansz Leeghwater (1575-1650), die als waterbouwkundige ook verantwoordelijk was voor de droogmakerijen in dit gebied.1
Uit het jaartal 1632 op de kussens blijkt dat ze moeten zijn besteld voor het interieur van de raadkamer in het nieuwe Raadhuis. Waarschijnlijk waren er oorspronkelijk zeventien kussens, voor ieder van de veertien vroedschappen en voor de drie schepenen die De Rijp telde.2 Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit drie identieke kussens, in 1874 geschonken door het Gemeentebestuur van De Rijp door bemiddeling van het college van Rijksadviseurs voor de monumenten van Geschiedenis en Kunst, dat was opgericht naar aanleiding van de publicatie 'Holland op zijn smalst' van Victor de Stuers uit 1873.3
Helaas is er niets bekend over de oorspronkelijke inrichting van de raadkamer. Het huidige interieur dateert uit het begin van de twintigste eeuw. Hierdoor is ook niet bekend hoe de kussens er oorspronkelijk hebben uitgezien of hoe ze werden gebruikt. De mogelijkheid dat cat. 83-a-c aanvankelijk gebruikt zouden zijn als stoelbekledingen en pas later tot kussens werden vermaakt4, moet minder waarschijnlijk worden geacht, daar het gebruik van tapisserie stoelbekledingen een latere ontwikkeling was.5 Er is geen informatie over door wie cat. 83-a-c werden vervaardigd. In aanmerking komen een werkplaats in Haarlem of in Gouda, waar omstreeks 1630 de meeste wapenkussens werden gemaakt. Zo leverde de wever Joseph Thienpondt te Haarlem in de jaren 1629-1631 meerdere wapenkussens voor de Haarlemse vroedschap.6 Arent de Lepelaer uit Gouda, die tevens bode was op het stadhuis van Gouda, leverde in 1633 zowel wapenkussens aan de stad Gouda als aan de stad Dordrecht.7 Verder is uit deze jaren nog bekend dat David Rufelaer uit Gouda in 1630 kussens leverde aan de vroedschap van Amsterdam.8
Conditie:
Matig. De kussens hebben een achterkant van groen saai en zijn met groen koord afgezet. cat. 83-a: met reparatie tussen de twee vissen; cat. 83-b: met stoppen in de onderste vis en in de R van RYP; cat. 83-c: met een stop onder een van de poten van de rechter leeuw en een golvende lijn van vuil over de hele breedte over de achterpoten van de leeuwen.
Cat. 83-a
wandtapijtweverij van Anoniem 1632 naar ontwerp van Anoniem 1632
Kussen met het wapen van De Rijp, 1632
De Rijp (Noord-Holland), Museum In 't Houten Huis
Cat. 83-b
wandtapijtweverij van Anoniem 1632 naar ontwerp van Anoniem 1632
Kussen met het wapen van De Rijp, 1632
De Rijp (Noord-Holland), Museum In 't Houten Huis
Notes
1 Boschma-Aarnoudse 1992, pp. 60-61, 80-82.
2 Idem, p. 19.
3 Inv. BK-NM-112. Kalf 1903, cat. 399; Burgers 1990, pp. 49, 62, noot 5; Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 76a-c.
4 Zoals werd verondersteld in Hartkamp-Jonxis, Smit 2004, cat. 76a-c.
5 Naar mededeling van Wim Mertens, Antwerpen.
6 Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 454, 464, 471. Zie ook cat. 122-a-l, Stadhuis, Frans Halsmuseum en Sint Bavokerk, Haarlem.
7 Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 489-490.
8 Van Biema 1906, p.123; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 466.