28. Zes kussens met het wapen van Amsterdam
Beschrijving:
Op een donkerblauw fond staat het wapen van Amsterdam: de paal van zwart met drie verkorte Sint Andrieskruisen van zilver op een rood veld, gedekt door de Rudolfinische keizerskroon van het Heilige Roomse Rijk met mitra, aardbol en kruis, waarin lichtblauw. Als schildhouders twee aanziende leeuwen in natuurlijke kleur, de staart afhangend tussen de achterpoten. Boven het wapen het jaartal 17 35 in geel.
Commentaar:
De zes kussens van de vroedschap van Amsterdam uit 1735 vertonen het wapen van Amsterdam bekroond met de officiële keizerskroon van het Heilige Roomse Rijk die in 1489 door de Habsburgse keizer Maximiliaan I aan de stad werd verleend. De vroedschap of raad van Amsterdam was een uit 36 raden bestaand college dat de burgemeesters adviseerde.1 Vanaf 1660 vergaderden zij in de vroedschapskamer in het nieuwe stadhuis op de Dam, waarbij ze zaten op stoelen met daarin een kussen met het stadswapen.2
Wapenkussens voor de verschillende lokale besturen werden veelal in de Noordelijke Nederlanden zelf vervaardigd.
Reeds in 1568 maakte de tapijtwever Willem Andriesz de Raet te Leiden voor de stad Amsterdam zes kussenbladen met het wapen van Amsterdam en één met het wapen van Holland.3 In de jaren daarna werden er eveneens met enige regelmaat wapenkussens in tapisserie voor de magistraat van Amsterdam gemaakt, meestal met een dozijn of meer tegelijk, zoals door Jan Jansz 'tapeschier wercker' in 1581, 1585 en 1587, Jacob Pietersz 'tapeschier' in 1591, Jacques 'tapeschier' in 1592 en door Gerrit Jansz de Buck 'tapeschier' in 1593, 1595 en 1598.4
In de eerste helft van de zeventiende eeuw werden er kussens met het Amsterdamse stadswapen geleverd door de tapijtwevers Gosert Symen in 1602 en diens zoon Dirck Simon in 1612, 1618 en 1624 en door David Rufelaer uit Gouda in 1630.5 De laatst bekende zeventiende-eeuwse leverantie van kussenbladen voor de stad Amsterdam, de eerste voor in het nieuwe stadhuis op de Dam, werd eveneens in Gouda gemaakt: '41 bladen tapytkussens' in 1658 door 'Jan Jansz Segers, tapytwerker ter Goude'.6
In de eerste helft van de achttiende eeuw was het vooral de werkplaats van Alexander Baert in Amsterdam, na zijn dood in 1719 voortgezet door zijn weduwe en nazaten, die de wapenkussens leverde voor de vroedschap van Amsterdam. Dit atelier vervaardigde ook wapenkussens voor andere plaatsen in Nederland, zoals een groot aantal voor de vroedschap van Gouda en voor de Gedeputeerde Staten van Overijssel.7 Zo leverde Alexander Baert in 1708 '12 tapyt waapen kussens' voor het stadhuis in Amsterdam8 en in 1710 nog eens drie wapenkussens.9 In 1739 werden 38 tapisserie wapenkussens geleverd aan de stad Amsterdam ten behoeve van de raadkamer in het stadhuis door de `Weduwe Alexander Baert en Zoonen’.10 Tegelijkertijd kreeg de Amsterdamse schilder Willem van Royen (1672-1742) betaald voor het schilderen van drie patronen, die ongetwijfeld bestemd waren voor het weven van de wapenkussens.
Hoewel er geen documenten zijn overgeleverd betreffende een leverantie in 1735, is het vrijwel zeker dat de zes wapenkussens van cat. 28-a-f door de Weduwe Alexander Baert en zonen werden vervaardigd. De mogelijkheid bestaat zelfs dat de zes kussens van cat. 28-a-f ook behoorden tot de grote leverantie uit 1739 van 38 wapenkussens naar de patronen van Willem van Royen. Er is namelijk nog een ander geval bekend waar er door de Weduwe Alexander Baert wapenkussens voor voorgaande jaren werden geleverd. Zo leverde zij in 1727 aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel drie kussens met het wapen van Overijssel met respectievelijk de jaartallen 1722, 1725 en 1726, bestemd voor reeds afgetreden Gedeputeerden.11
De enige andere nog bekende kussens met het wapen van de stad Amsterdam zijn die van de Oude Kerk (cat. 37) en van de Waalse Kerk (cat. 38).
Op een schilderij in de collectie van het Amsterdam Museum, met de Inschrijving van armen en wezen in het Aalmoezeniershuis, voorheen toegeschreven aan Werner van den Valckert (circa 1580/1585-in of na 1627), is prominent op een stoel op de voorgrond een kussen te zien met het Amsterdamse stadswapen en het jaartal 1626, naar een vergelijkbaar, doch ander ontwerp dan cat. 28-a-f.12
Conditie:
De achterzijde van de kussens is van laken gemaakt. Enkele kussens werden in 1968 gerestaureerd bij het Centraal Laboratorium in Amsterdam.
Cat. 28
wandtapijtweverij van Weduwe Alexander Baert en soonen naar ontwerp van Willem van Royen (II)
Kussen met het wapen van Amsterdam, 1735
Amsterdam, Stadhuis Amsterdam, inv./cat.nr. Inv. KA 9231
Notes
1 Faber, Huisken, Lammertse 1987, p. 61.
2 Idem, p. 62, afb. 34.
3 Van Biema 1905, p. 243; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 57; Bangs 1976, pp. 58, 110 (noot 200).
4 Van Biema 1906, pp. 50, 51, 53, 55-56, 58, 60. Gerrit Jansz de Buck was mogelijk een zoon van de Brusselse tapijtwever Jan de Buck die is gedocumenteerd tussen 1567 en 1587. Zie Versyp 1968, pp. 766-767.
5 Van Biema 1906, pp. 110, 115, 117, 121, 123; Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 152, 215, 307, 420, 466. De familienaam Symen of Simon werd ook wel geschreven als Simay en Semey.
6 Van Biema 1906, p. 177; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 654.
7 Voor Gouda in 1720 en van 1743 tot 1770. Zie: Van Ysselsteyn 1936, II, nrs. 918, 943-949, 951, 953-955, 957-958. Voor Overijssel zie: Mensema 1986, pp. 29-30.
8 Oldewelt 1934, p. 237; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 889.
9 Oldewelt 1934, p. 237; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 893.
10 Betaling 7 januari 1739, gepubliceerd in: Oldewelt 1934, p. 267; Van Ysselsteyn 1936, II, nr. 940. De weduwe Alexander Baert en zonen, de voortzetting van het bedrijf na het overlijden van Alexander Baert in 1719, was nog werkzaam tot in 1778.
11 Mensema 1986, p. 29.
12 Amsterdam Museum, inv. nr. SA 3021. Zie Hartkamp-Jonxis, Wardle 1995, afb. 1.