16. Grotesk met een allegorische vrouwenfiguur
Beschrijving:
Op een bruin fond staat een groteske compositie van vlak bandwerk in brede banden, acanthusbladeren en slingers met gestileerde bloemen. Bovenaan is een goudkleurige vaas met bloemen in een medaillon geplaatst. In het midden, onder een baldakijn gesteund door kariatiden, staat een niet geïdentificeerde allegorische vrouwenfiguur met een tulband op haar hoofd, die met beide handen een parelsnoer voor zich langs houdt.
Het wandtapijt heeft rondom boorden, waarvan zowel de horizontale als de verticale boorden identiek aan elkaar zijn, met op een lichtgrijs fond grotesken in de kleuren blauw, groen en rood met onder meer adelaars met gespreide vleugels en paviljoens met daarin zittende aapjes. In de hoeken schelpvormige ornamenten met acanthusbladeren. Langs de buitenzijde loopt een smal geel randje. De stootboord ontbreekt.
Commentaar:
Dit vrij smalle wandtapijt was waarschijnlijk bedoeld als een entre-fenêtre.1 Het behoort tot een reeks Grotesken met Goden gebaseerd op gravures van en naar Jean I Berain (1640-1711)2 die in de periode 1716-1740 werd uitgevoerd door de werkplaats te Schwabach die toen werd geleid door de oorspronkelijk uit het Franse Aubusson afkomstige wever Jean Peux.3 Na 1685 emigreerden vele protestantse tapijtwevers uit Aubusson met hun families naar Duitsland. In het stadje Schwabach, gelegen in Frankenland tussen Ansbach en Neurenberg, werd in 1686 onder de protectie van markgraaf Johann-Friedrich von Brandenburg-Ansbach een werkplaats gevestigd door de wever Michel Claravaux (overleden in 1689) met zijn familie. Deze werkplaats, waar in 1696 ongeveer 25 tot 30 weversfamilies werkzaam waren, zou uiteindelijk in 1747 worden opgeheven.4 Aangezien men in Schwabach geen beschikking had over schilders voor het maken van tapijtontwerpen, werd er gewerkt naar voorbeeld van aanwezige wandtapijten en prenten, met name die van Jean I Berain.5
Cat. 16
wandtapijtweverij van Jean Peux naar ontwerp van Jean Berain (I)
Grotesk met een allegorische vrouwenfiguur, ca. 1716-1740
Amersfoort, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, inv./cat.nr. NK 685
De reeks Grotesken met Goden bestond uit ongeveer zes wandtapijten.6 Een andere bekende voorstelling van deze reeks is Grotesk met Venus, met een allegorie op het element Water. Een exemplaar hiervan, met een veel uitgebreidere voorstelling dan cat. 16 maar met hetzelfde type boorden (wel in details verschillend), bevindt zich in de Kunstsammlungen der Veste Coburg. (afb. a) Dit wandtapijt is voorzien van de signatuur PEUX. A. SCHWOBAC in de stootboord middenonder.7 Samen met een iets kleiner, bijbehorend wandtapijt in Coburg, Grotesk met Diana, met een allegorie op het element Aarde, werd het omstreeks 1730 gemaakt voor het kasteel van Saalfeld in Thüringen.8
De compositie aan de onderzijde van de middenvoorstelling van cat. 16 eindigt vrij abrupt. Dit is eveneens het geval bij de twee Groteskentapijten in Coburg en ook bij andere in Schwabach uitgevoerde wandtapijten.9 Waarschijnlijk komt dit doordat er van bestaande kartons werd uitgegaan, die niet werden aangepast als er wandtapijten van geringere hoogte werden besteld.
Conditie:
Met restauraties, onder meer door middel van borduurwerk.
Afb. a
wandtapijtweverij van Jean Peux naar ontwerp van Jean Berain (I)
Grotesk met Venus, ca. 1730
Schloss Ehrenburg (Coburg), Kunstsammlungen der Veste Coburg
Notes
1 Göbel 1933, III, 1, p. 257.
2 Zie over deze kunstenaar: De La Gorce 1986.
3 Chevalier, Chevalier, Bertrand 1988, p. 88; Cat. Baden-Württemberg 2002, pp. 200-202.
4 Cat. Baden-Württemberg 2002, p. 201.
5 Idem, p. 200.
6 Chevalier, Chevalier, Bertrand 1988, p. 88.
7 Afmetingen: 336 x 465 cm. Zie Göbel 1923b, pp. 369, 373, afb.; Göbel 1933, III, 1, p. 257, afb. 230; Cat. Coburg 1969, pp. 25-26, afb.; Chevalier, Chevalier, Bertrand 1988, p. 88, afb.; Heinz 1995, p. 326.
8 Afmetingen: 335 x 260 cm. Göbel 1933, III, 1, p. 257, afb. 231; Cat. Coburg 1969, p. 25.
9 Zie Göbel 1933, III, 1, afb. 230-231, 236-238.